Vonnis in de zaak van:
[X],
wonende te
[woonplaats], gemeente [gemeente],
verder ook te noemen: [X],
eisende
partij,
gemachtigde: mr. M.A. Rensen, advocaat te Alkmaar.
tegen:
de naamloze vennootschap
AEGON BANK
N.V., tevens handelend onder de naam Spaarbeleg,
gevestigd te
Utrecht,
verder ook te noemen: Spaarbeleg,
gedaagde
partij,
rolgemachtigde: F. Kruythof, gerechtsdeurwaarder te
Utrecht,
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. B.F. Keulen,
advocaten te Amsterdam.
Verloop van de procedure
[X] heeft een vordering ingesteld.
Spaarbeleg heeft
geantwoord op de vordering.
[X] heeft voor repliek en Spaarbeleg heeft voor
dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Motivering
1. Tussen partijen staan de volgende feiten
vast.
a. Spaar beleg is een financiële instelling die
overeenkomsten sluit met betrekking tot
financiële producten, waaronder het
zogenaamde SprintPlan.
b. Op 22 november 2000 heeft [X] met Spaarbeleg een
Sprintplan-overeenkomst
(hierna: de overeenkomst) gesloten. De overeenkomst
heeft een looptijd van 60 maanden
waarbij waarbij [X] van Spaarbeleg door
Spaarbeleg aangekochte effecten/
participaties met een aankoopbedrag van €
20.420,11 (f 45.000,00)least.
c. Maandelijks dient een bedrag van € 136,13 (f 300,00)
te worden betaald. Aan het einde
van de looptijd van de overeenkomst dient
het door Spaarbeleg geleende bedrag te
worden terugbetaald. Aan de
overeenkomst is een Garantiewaarde verbonden. Deze Garantiewaarde
garandeert
dat de verkoop opbrengst van iedere participatie op de einddatum
minimaal
gelijk is aan een percentage van de koopprijs die daarvoor bij aanvang
is
betaald. In het geval van [X] betrof de garantiewaarde 100% van de
aankoopprijs.
d. Op de overeenkomst zijn de door Spaarbeleg
gehanteerde Algemene Voorwaarden
van toepassing. De tekst van de Algemene
Voorwaarden luidt voor zover relevant als
volgt:
"5.1 Op de aanvangsdatum
van een Spaarbeleg SprintPlan-contract worden voor rekening en
risicovan de
Cliënt een aantal (...) Participaties van de desbetreffende serie aangekocht.
De
Aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg, die ervoor zorgt dat de
Aankoopsom tijdig aan
het Spaarbeleg GarantieFonds wordt betaald. De
desbetreffende (...) Participaties worden op
naam van Stichting
SpaarbelegGiro gesteld, die deze voor rekening en risico van de Cliënt
gaat
houden. Vanaf het moment waarop deze transactie is verricht, is de
Cliënt Deelnemer in de
desbetreffende Portefeuille.
5.2 Het door de
Deelnemer op zijn inschrijfformulier vermelde maandbedrag is rente over
de
Aankoopsomvan de voor hem aangekochte (...) Participaties. (...)
7.1
Bij afloop van het Spaarbeleg SprintPlan-contract van een Deelnemer op een
einddatum van
de desbetreffende Portefeuille, maken AEGON Bank en Stichting
AEGON BeleggingsGiro voor die
Deelnemer een eindafrekening op, die binnen
twee weken na de einddatum aan de Deelnemer
wordt toegezonden. Op de
eindafrekening wordt vermeld:
(a) het bedrag dat na de einddatum wordt
uitgekeerd op de (...) Participaties die Stichting .
AEGON BeleggingsGiro
alsdan voor Deelnemer houdt, (b) de voor het desbetreffende
Spaarbeleg
SprintPlan-contract geldende' (restant-) Aankoopsom en (c) al
hetgeen de Deelnemer alsdan
verder nog uit hoofde van zijn Spaarbeleg
SprintPlan-contract aan AEGON Bank verschuldigd
mocht zijn. Het saldo van de
eindafrekening is het bedrag van de onder (a) bedoelde post,
verminderd met
het gezamenlijke bedrag van de onder (b) en (c) bedoelde posten. (...)
7.3
Indien het in artikel 7.1 bedoelde saldo van de eindafrekening negatief mocht
zijn, is de
Deelnemer verplicht tot bijbetaling van dit saldo aan AEGON Bank.
(...)
9.3 Alle voor- en nadelen verbonden aan Participaties die Stichting
AEGON BeleggingsGiro voor
een Deelnemer houdt. zijn voor rekeningen risico
van de desbetreffendeDeelnemer.11
e. [X] heeft per 1 april 2002 het maandelijks te betalen
bedrag verlaagd naar € 45,37
per maand. Zij was hiertoe gerechtigd op grond
van de Algemene Voorwaarden.
f. Spaarbeleg heeft daarop de maandelijkse inleg met
terugwerkende kracht, vanaf het
moment dat de overeenkomst is ingegaan,
verlaagd naar dit bedrag van € 45,37. Een deel
van de door [X] betaalde
rentebetalingen, een bedrag van f 3.000,00, zal door
Spaarbeleg aan [X]
worden terugbetaald. De eventueel optredende restschuld als
gevolg van de
tussentijdse wijziging wordt haar kwijtgescholden. De tussentijdse
verlaging
heeft hierdoor geen gevolgen voor [X].
g. [X] heeft vanwege de overeenkomst tot en met april
2005 € 3.721,05 aan
Spaarbeleg voldaan.
2. [X] vordert dat de kantonrechter bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad,
- primair verklaart voor recht dat de
overeenkomst is ontbonden op grond van dwaling
en Spaarbeleg
veroordeelt tot betaling van het door [X] betaalde bedrag, te
weten € 3.675,67, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der
dagvaarding,
- subsidiair verklaart voor recht dat de overeenkomst is
ontbonden op grond van toerekenbaar
tekortschieten van
Spaarbeleg en Spaarbeleg veroordeelt tot betaling van
het door
[X] betaalde bedrag, te weten € 3.675,67,vermeerderd met de
wettelijke
rente vanaf de dag der dagvaarding,
- meer
subsidiair Spaarbeleg veroordeelt tot betaling van schadevergoeding
ad
€ 3.675,67, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag
der dagvaarding,
met veroordeling van Spaarbeleg in de
proceskosten.
3. Spaarbeleg voert verweer tegen de vordering van [X]
en concludeert tot afwijzing
daarvan.
4. Aangezien het in dit geding gaat om een overeenkomst
waarop mogelijk de Wet op
het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing is,
overweegt de kantonrechter ambtshalve
omtrent die toepasselijkheid het
navolgende.
5. De in de overeenkomst opgenomen kredietsom - welke
nadien door Spaarbeleg met
terugwerkende kracht is verlaagd - bedraagt in het
onderhavige geval € 20.420,11
(f 45.000,00) en blijft daarmee onder de in
artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.
6. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan
iedere overeenkomst en ieder sa-
menstel van overeenkomsten met de strekking
dat:
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom
ter beschikking
wordt gesteld en de kredietnemer aan de
kredietgevereen of meer betalingen doet
(art. 1 aanhef en sub a
onder 1 WCK),
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het
genot.van een roerende
zaak wordt verschaft of een bij algemene
maatregel van.bestuur aangewezen dienst
wordt verleend en de
kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet
(art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).
Blijkens de Memorie van Toelichting
staat in de wet centraal het begrip krediettransac-
tie, dat beoogt alle
relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is
uitgangspunt
dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende
elementen
waaruit een krediettransactie kan bestaan.
7. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor
dat Spaarbeleg als aanbieder
van de participaties aan [X] ter financiering
van die participaties een bedrag ter be-
schikking heeft gesteld, waarover
[X] periodiek rente diende te betalen en welk bedrag
[X] aan het einde van de
looptijd diende terug te betalen.
Voor de vraag of de WCK van toepassing is
op een overeenkomst met deze kenmerken is
allereerst van belang of de
overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van
consumentenkrediet te
zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie
waarvoor de wet
beoogt de consument bescherming te bieden.
De kantomechter is van oordeel dat
dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie
van de aanbieders,
waaronder Spaarbeleg, is de effectenleaseconstructie door
(potentiële)
afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen
toegankelijke mogelijkheid
om een graantje mee te pikken van de gunstige
beursontwikkelingen.
Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het
reeds profiteren, met andere
woorden consumeren, van het genot verbonden aan
de aandelen die met geleend geld
zijn, respectievelijk nog zullen worden,
aangeschaft vóórdat, en in sommige gevallen
zonder dat, de eigendom is
overgedragen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter
naar de
strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet.
8. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de
bewoordingen van de wet, noch uit de
parlementaire geschiedenis valt op te
maken dat de wetgever effectenleaseconstructies
als de onderhavige expliciet
onder de werking van de wet heeft willen brengen.
Tegen deze achtergrond
dient de vraag te worden beantwoord of Spaarbeleg thans nadeel
dient te
ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige
naar
haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of
de
rechtszekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich,
niettegenstaande
voormelde vaststelling, uitstrekt tot de
effectenleaseconstructie.
9. Met de effectenleaseconstructie heeft Spaarbeleg een
complex financieel product
aangeboden dat nieuwe mogelijkheden bood die tot
dan toe niet waren voorzien. Zoals
hiervoor is vastgesteld is dat product
naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in
de WCK. Concreet is nu de
vraag of Spaarbeleg aan het feit dat noch sprake is van het
daadwerkelijk ter
beschikking stellen van een geldsom. noch van het verschaffen van
roerende
zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan
de
effectenleaseconstructie voorbij zou gaan. Dat is niet het geval. Wie
nieuwe (maatschap-
pelijke, financiële, technologische of andere)
ontwikkelingen introduceert heeft er reke-
ning mee te houden dat het recht
daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten
te houden. De WCK
biedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat
het
toepassingsbereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot
roerende zaken.
Voorts beoogt de wet. zoals hiervoor is overwogen, alle
relevante vormen van consu-
mentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt
is dat de wet een feitelijke omschrij-
ving,geeft van de verschillende
elementen waaruit een krediettransactie kanbestaan,
omdat bij een meer
formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking
van de wet
Via juridische constructies die de econoniische werkelijkheid maskeren.
De
conc1usie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder "bedachte" vorm van
con-
sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te
brengen, mits de be-
treffende transactie naar zijn strekking een
krediettransactie is. Daarmee heeft Spaarbe-
leg tegen de achtergrond van het
innovatieve karakter van haar effectenleaseproduct,
rekening behoren te
houden.
10. Daar komt bij dat de effectenleaseconstructie naar
het oordeel van de kantonrechter
in elk geval valt onder de definitie van de
kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG,
PB12.2.1987, L 42/48 zoals
laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter
acht bij de
uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht
om
richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel
als
een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit
te interpreteren.
Ook door die werking van de communautaire regelgeving
behoeft Spaarbeleg niet verrast
te zijn.
11.Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe
verleende vergunning krediet te
verlenen.
Ingevolge art. 3:40 lid 2
Burgerlijk Wetboek (BW) brengt het (eventuele) ontbreken van
de vergunning
mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een
dwingende
wetsbepaling. De overeenkomst tussen partijen is nietig, en niet
vernietigbaar, omdat
artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de bescherming
van een van de partijen bij de
overeenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt
dat het vergunningenstelsel ook strekt ter
bescherming van een algemeen
belang en wel een goed functionerende markt voor con-
sumentenkredieten. Nu
de WCKwel mede beoogt consumenten te beschermen tegen
onvoldoende informatie
en ondeskundig optreden is er geen reden om te veronderstellen
dat de
uitzondering van artikel 3:40 lid 3 BW (de wetsbepaling heeft niet de
strekking
de geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandelingen aan te
tasten) van toepassing
is.
12. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt of
Spaarbeleg ten tijde van het sluiten
van de overeenkomst met [X] over de
vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte.
Partijen hebben in hun debat
geen aandacht geschonken aan dit onderwerp. Gelet op de
zojuist geschetste
verstrekkende gevolgen van het ontbreken daarvan, ziet de kanton-
rechter
aanleiding om Spaarbeleg in de gelegenheid te stellen om zich uit te laten
over
het al dan niet beschikken over een vergunning als bedoeld in art. 9
WCK.Voorts verzoekt
de kantonrechter Spaarbeleg aan te geven wat de
samenstelling was van het door
[X] aan Spaarbeleg betaalde bedrag van €
3.721,05 en om bewijs van haar betaling aan
[X] van f 3.000,00 (als gemeld in
de conclusie van dupliek alinea 1.4) over te leggen.
Daarna zal aan [X] de
gelegenheid worden geboden om te reageren.
Beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 9
november 2005 te 9.30 uur, waar
Spaarbeleg zich schriftelijk dient uit te
laten over.het ten tijde van het sluiten van de
overeenkomst al dan niet
beschikken over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK,
over de
samenstelling van het door [X] aan Spaarbeleg betaalde bedrag van €
3.721,05
en om bewijs van haar betaling aan [X] van f 3.000;00 (als gemeld in
de conclusie van .
dupliek alinea 1.4) over te leggen;
[X] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om
daarop schriftelijk te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer,
kantonrechter, en is in aanwezigheid van de
griffier in het openbaar
uitgesproken op 12 oktober 2005.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL