Oud-Ahold-jurist hekelt vonnis
ex-top
door René Lukassen
AMSTERDAM (DFT) - De rechtbank van
Amsterdam is ’veel te makkelijk’ tot het oordeel gekomen dat Ahold
50%-deelnemingen op de juiste wijze in de Nederlandse boeken heeft verwerkt. Als
het Gerechtshof in hoger beroep tot een ander oordeel komt, kunnen
ex-bestuurders Cees van der Hoeven, Michiel Meurs en Jan Andreae veroordeeld
worden voor strafbare feiten waarvan zij door de rechtbank eerder dit jaar
werden vrijgesproken.
Dit stelt voormalig directeur Juridische Zaken Paul
Butzelaar van Ahold in een artikel, waaruit vandaag wordt geciteerd in De
Telegraaf. Met veroordelingen voor nieuwe strafbare feiten – het gaat dan onder
meer om het publiceren van onware jaarrekeningen en misleiding bij de uitgifte
van aandelen – komt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk dichterbij.
Eerder dit jaar werden de drie ex-bestuurders van Ahold veroordeeld tot
voorwaardelijke celstraffen en boetes, wegens valsheid in geschrifte en
oplichting van de accountant.
Ahold telde omzet en operationeel resultaat van
50%deelnemingen jarenlang volledig (100%) mee bij de groepsresultaten. Volgens
de Nederlandse richtlijnen kon dit als ’feiten en omstandigheden’ aantoonden dat
Ahold ’overwegende zeggenschap’ had over de deelnemingen, lees: er de baas over
was. Volgens Amerikaanse richtlijnen kon volledig meetellen alleen als de
overwegende zeggenschap gedocumenteerd was, ofwel bleek uit contracten of
aanvullingen daarop.
Op dit laatste ging het voormalige Ahold-bestuur
’nat’, aldus Butzelaar. Want de documentatie – bijbrieven – bleek ’vals’,
oordeelde eerder dit jaar ook de Amsterdamse rechtbank. Hiermee waren ook de
Amerikaanse jaarrekeningen ’vals’. Voor de Nederlandse jaarrekeningen was er ’de
vluchthaven’ van feiten en omstandigheden op grond waarvan het ex-bestuur van
Ahold kon stellen dat er overwegende zeggenschap bestond, merkt Butzelaar op.
"Begrijpelijk dat de heren zich daar met veel nadruk op hebben beroepen". De
strafrechter ging erin mee en sprak het drietal op dit onderdeel vrij. Volgens
Butzelaar is "dat betoog echter veel te gemakkelijk overgenomen door de
rechtbank".
Want wat waren dan die feiten en omstandigheden? En
waren er niet juist feiten en omstandigheden op grond waarvan kon worden
verondersteld dat Ahold géén overwegende zeggenschap had over de deelnemingen:
verklaringen van oud-bestuurders Alan Noddle en Theo de Raad bijvoorbeeld,
waaruit blijkt dat Ahold níét de baas was. In de ogen van Butzelaar is aan deze
verklaringen "veel te weinig aandacht besteed". "De rechtbank noemt ze niet eens
in haar vonnis". De Amsterdamse rechtbank zou te gemakkelijk hebben ingestemd
met de verdediging.
Butzelaar wijst in dit verband verder op een
rapport dat werd opgesteld in opdracht van de Ondernemingskamer. De onderzoekers
komen – volgens Butzelaar na uiterst diepgaand en gedetailleerd onderzoek – tot
de conclusie dat Ahold zijn 50%deelnemingen in de jaren 2000 en 2001 ook volgens
de Nederlandse richtlijnen verkeerd in de boeken heeft verwerkt. Volledig
meetellen werd niet gerechtvaardigd door de feiten en omstandigheden. De
rechtbank mag er natuurlijk anders over denken, erkent Butzelaar. "Maar de
redengeving die zij daarvoor aanvoert – onvoldoende aanwijzingen in het dossier
en het verhandelde ter rechtszitting – vind ik te algemeen en niet overtuigend".
Als het hof er in hoger beroep anders over blijkt te denken, dan zal er volgens
Butzelaar ook wel een bewezenverklaring en veroordeling volgen met betrekking
tot de balansfraude waarvoor de drie ex-bestuurders eerder werden
vrijgesproken.