De aandelenlease-affaire en het al maar groeiend aantal rechtsvragen |
In de eerste collectieve rechtszaken tegen Dexia speelden
drie rechtsvragen:
De eerste vraag - was er sprake van misleidende reclame - werd door de rechter ontkennend beantwoord. In de juridische literatuur is hierop de nodige kritiek geuit (zie onder meer Van Baalen in zijn dissertatie 'Zorgplichten in de effectenhandel', en Kabel in ''Rechter en publieksopvattingen: feit fictie of ervaring. Over de beoordeling door de rechter van commerciële communicatie'). De Reclame Code Commissie oordeelde eerder dat enkele brochures van leasebanken wel misleidend waren. Rechtbanken hebben het oordeel van de Rechtbank Amsterdam tot de hunne gemaakt. Tot nu worden claims met betrekking tot het misleidende karakter van de brochures consistent afgewezen.
De tweede rechtsvraag (was er sprake van zorgplichtschending) en de derde vraag (vernietiging ex. 1:188) werden bevestigend beantwoord. Met betrekking tot de vernietigingbevoegdheid door huwelijks- en geregistreerd partners wegens ontbrekende toestemming, zij allereerst opgemerkt dat lang niet alle effectenleaseconstructies als huurkoop zijn te kwalificeren. Voor producten van Dexia en die van Aegon (zg. vliegwielcontracten) is de vraag inmiddels wel bevestigend beantwoord. In latere collectieve procedures (onder andere tegen Aegon en tegen Fortis/Groeivermogen) is aanvullend de rechtsvraag voorgelegd of een aanzienlijk deel van leasecontracten wellicht nietig is wegens strijdigheid met de Wet op het Consumentenkrediet (Wck). In collectieve rechtszaken is op deze vraag tot nu toe, met uiteenlopende argumentatie, ontkennend beslist. Ook deze rechtsvraag zal uiteindelijk door de Hoge Raad moeten worden beslist. Niet uit te sluiten valt dat uit artikel 4 lid 1 onder h Wck volgt, dat een deel van de leasebanken gedesavoueerd wordt en andere banken niet. Zorgplichtschendingen Het door artikel 3:305a lid 3 BW gecreëerde probleem dat een collectieve rechtsprocedure geen (direct) schadeverhaal mogelijk maakt, wordt hiermee in alle duidelijkheid gepresenteerd. Het gevolg is wel dat vele tienduizenden leasegedupeerden uit de startblokken komen om dan maar individueel dit causale verband en de daaruit voortvloeiende schade door de rechter te laten vaststellen. De rechterlijke voorkeur om claims zaak voor zaak te willen beoordelen, krijgt straks mogelijk alle ruimte.
Dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden zijn enkele andere gronden die vaak tegen leasebanken in stelling zijn gebracht, echter zelden of nooit succesvol. Rechters leggen de lat hoog. Wellicht te hoog, wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de meeste leaseproducten, door de hoge rentekosten en het tijdstip van aanbieden (het overgrote deel van leasecontracten werd gesloten toen de beurshausse van de jaren negentig al enkele jaren gaande was en een omslag - gezien het cyclische karakter van aandelenbeurzen - viel te verwachten voordat deze contracten de einddatum zouden bereiken), de deelnemer vrijwel geen schijn van kans boden een positief rendement te behalen. Eureka! Of toch niet?
Of dit model een lang leven is beschoren, valt nog te bezien. Dexia heeft inmiddels appel ingesteld tegen dit categoriemodel. Ook gedupeerden zouden er niet echt blij mee moeten zijn. Het betrekken van het inkomen- en vermogen van (mede)gezinsleden betreft elementen die niet zonder meer tot de risicosfeer van de gelaedeerde behoort, en zijn dus zelden een grond voor matiging van de schadeplicht op grond van 'eigen schuld'. Een mogelijk nog fundamenteler vraag is of het geval van alternatieve veroorzaking uit het Nefalit/Karamus arrest waarin de Hoge Raad proportionele aansprakelijkheid sanctioneerde, toepasbaar is bij de zorgplichtschendingen door leasebanken. Verjaring
Dexia heeft kenbaar gemaakt dat het wil schikken in circa 3.000 zaken waarin de partner vernietigde binnen drie jaar na het aangaan van het contract. In bijna evenveel zaken waarin de partner niet binnen drie jaar vernietigde, zet Dexia de rechtstrijd voort. Over deze verjaringskwestie zal de Hoge Raad knopen moeten doorhakken, en ook over de vraag of verjaring collectief is gestuit ingevolge 3:316 BW. Tot slot
Mr. Anton J. Weenink is coordinator van de afdeling juridische ledenservice van de Vereniging Consument & Geldzaken. Deze financiële consumentenorganisatie is nauw betrokken bij enkele massaclaims in zowel de aandelenlease-affaire als de woekerpolis-affaire |