3. In de procedure in eerste aanleg bij dagvaarding d.d.
9 april 2003 hebben [verweerder] c.s. Dexia voor de
rechtbank Amsterdam, sector civiel, gedaagd. …
4. De
rechtbank Amsterdam heeft bij rolbeslissing van
11 augustus 2004 de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie Amsterdam, op grond van de overweging dat de aandelenlease-overeenkomsten die tussen partijen zijn gesloten, naar haar
voorlopige oordeel zijn aan te merken als
huurkoopovereenkomsten, zodat de kantonrechter de bevoegde rechter is. …
5. Bij vonnis van
9 december 2004 heeft de
rechtbank Amsterdam, sector kanton - locatie Amsterdam (verder ook: de kantonrechter) zich verenigd met het standpunt van de rechtbank Amsterdam, dat de door [verweerder 1] met Dexia gesloten aandelenlease-overeenkomsten (hierna de lease-overeenkomsten)
voldoen aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst …6. Bij dagvaarding van
2 maart 2005 is Dexia in
hoger beroep gekomen van het vonnis van de
rechtbank, sector kanton d.d.
9 december 2004.[ in deze zaak onder zaak-/rolnum-mer 04-25619]
…
Partijen hebben de zaak op
20 oktober 2005 doen bepleiten [(Dexia door haar procureur, [A] en [B.] door mr. R. Kroes en mr. M. Jongeneelen, beiden advocaat te Amsterdam. De procureur van Dexia heeft gepleit aan de hand van pleitnotities)] en zij hebben [(Aan het slot van de pleidooien)] arrest gevraagd.
Door Dexia en anderen [(Consumenten Bond – St. Leaseverlies – St. Eegalease – VEB)] is vervolgens op de voet van art. 7:907 lid 1 BW bij het hof een
verzoek ingediend tot verbindendverklaring van een door hen gesloten overeenkomst [(de WCAM-Duisenbergregeling)] strekkend tot vergoeding van schade zoals onder andere in de thans voorliggende zaak aan de orde. Hierna is de huidige
procedure geschorst. Bij beschikking van
25 januari 2007 (gepubliceerd in NJ 2007, 427) heeft het hof de bedoelde overeenkomst [(WCAM-
Duisenbergregeling)] verbindend verklaard, waarna [verweerder 1] en [verweerster 2] met inachtneming van het bepaalde in art. 7:908 lid 2 BW schriftelijk [(met een
Opt-out verklaring)] hebben medegedeeld niet aan die overeenkomst gebonden te willen zijn. [(De verbindendverklaring daarvan heeft hierdoor ten aanzien van hen geen gevolg.)]
Hierna hebben [verweerder 1] en [verweerster 2] aan Dexia overeenkomstig het bepaalde in art. 227 Rv. een exploot doen uitbrengen tot
hervatting van het geding. [(hervat in de stand waarin het zich aan het slot van de pleidooien bevond. Op 1 maart 2007 is arrest gewezen)]
7. Bij
arrest van
1 maart 2007 (gepubliceerd in JOR 2007, 98, m.nt. Lieverse) heeft het hof Amsterdam de door Dexia aangevoerde grieven verworpen en het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.[(zie ook hierboven LJN: AZ9721
http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=AZ9721)]
Het geding in cassatie 8. Dexia heeft - tijdig -
cassatieberoep ingesteld. [Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Dexia heeft geconcludeerd tot verwerping van het voorwaardelijk incidenteel ingestelde cassatieberoep. Partijen hebben hun stellingen schriftelijk doen toelichten. Dexia heeft afgezien van repliek. [Verweerder 1] en [verweerster 2] hebben gedupliceerd.
9. Het middel bevat zes onderdelen.
De middelonderdelen I-III
bestrijden 's hofs oordeel dat de onderhavige overeenkomsten op grond van de inhoud daarvan en de wijze waarop partijen daaraan uitvoering hebben gegeven, ingevolge art. 7A:1576h lid 2 BW
moeten worden aangemerkt als huurkoop.
Middelonderdeel I betoogt daartoe dat de litigieuze overeenkomsten gelet op de in art. 7A:1576 lid 1 resp. 1576h lid 1 BW gegeven omschrijvingen reeds "
bij gebreke van een zaak als stoffelijk object" niet kunnen worden gekwalificeerd als koop op afbetaling resp. huurkoop.
Middelonderdeel II betoogt dat de litigieuze overeenkomsten geen koop op afbetaling en derhalve ook geen huurkoop zijn "
bij gebreke van aflevering" als bedoeld in art. 7A:1576 lid 1 resp. 1576h lid 1 BW.
Middelonderdeel III bevat geen zelfstandige klacht.
Middelonderdeel IV richt zich
tegen het oordeel van het hof dat [verweerder 1] op grond van art. 1:88 lid 1 aanhef en onder d BW
toestemming behoefde van [verweerster 2] om de onderhavige - als huurkoop, een species van de koop op afbetaling aan te merken - overeenkomsten te sluiten. Het middelonderdeel betoogt daartoe dat
uit wetsgeschiedenis, wettekst en strekking van art. 1:88 BW blijkt dat afbetalingstransacties met betrekking tot vermogensrechten niet aan het toestemmingsvereiste zijn onderworpen, waarbij het onderdeel nog aantekent dat volgens de jurisprudentie van uw Raad
art. 1:88 BW restrictief moet worden uitgelegd.
Middelonderdeel V richt zich
tegen 's hofs oordeel dat nu volgens art. 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, [verweerster 2]
schriftelijk toestemming had moeten geven nu art. 1:88 lid 3 inhoudt dat de echtgenoot schriftelijk toestemming moet verlenen indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling
een vorm [schriftelijkle toestemming]
voorschrijft.
Middelonderdeel VI richt zich
tegen 's hofs verwerping van Dexia's beroep op de art. 6:278 en 6:210 alsmede art. 3:53 lid 3 BW.
Middelonderdeel I en IV: geen koop op afbetaling en/of geen toestemmingsvereiste
bij gebreke van een zaak als object? ……..
…
41. De slotsom is dat het principale
beroep in al zijn onderdelen faalt.
Het cassatiemiddel in het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep
42. Nu het incidenteel cassatieberoep is ingesteld onder de voorwaarde dat het principale cassatieberoep geheel of gedeeltelijk slaagt, behoeft het incidentele cassatieberoep geen behandeling.
Conclusie Deze strekt tot verwerping van het principale beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden