Geplaatst: za 14 feb 2009 16:06
Advies door de plv Procureur-Generaal aan de Hoge Raad in de cassatiezaak van de stichting GeSp over het Sprintplan.
Hier de link naar het advies:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BH2822
Een schot voor de boeg dat we ons niet te veel moeten voorstellen als de Hoge Raad het advies over neemt blijkt uit de volgende passage:
Verder bordurend of rente ook als schade mag worden gezien zegt de plv PG:
In deze Sprintplan zaak gaat het, naast een aantal algemene rechtsvragen, ook over de collectieve aktie.
De plv. PG zegt hierover:
En komt tot de volgende mening:
Dus blijft er voor de Sprintplan gedupeerden niets anders over als individueel te gaan procederen als de Hoge Raad het advies van de plv PG overneemt.
Daarbij moet wel het volgende van toepassing/aantoonbaar zijn :
Is Aegon niet alleen tekortgeschoten in de verplichting inlichtingen in te winnen omtrent de inkomens- en vermogenspositie doch tevens moet worden geconstateerd dat Aegon de deelnemer gelet op diens financiële positie het aangaan van de overeenkomst had moeten ontraden. In een dergelijk geval kan op Aegon de verplichting rusten tot vergoeding van door haar wederpartij betaalde rente, waarbij op de voet van art. 6:101 BW zal moeten worden beoordeeld welk deel voor rekening van de deelnemer moet blijven.
Alleen als dit aantoonbaar is zullen de uitspraken door de rechtbank Utrecht overeind blijven en is procederen kansrijk.
Op 5 juni doet de Hoge Raad uitspraak over deze zaak.
Zoek je alvast een advocaat of heb je vragen over procederen, mail naar info@platformaandelenlease.nl
Groeten,
Piet
Hier de link naar het advies:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BH2822
Een schot voor de boeg dat we ons niet te veel moeten voorstellen als de Hoge Raad het advies over neemt blijkt uit de volgende passage:
3.19 De vraag of de bank heeft voldaan aan de in de jurisprudentie aanvaarde verplichting zich op te hoogte te stellen van de inkomens- en vermogenspositie van de belegger, moet per geval worden beoordeeld. Gebleken is dat de banken, althans in het algemeen, aan deze verplichting niet hebben voldaan. De vraag is dan vervolgens welke gevolgen aan deze tekortkoming zijn verbonden. Daarop kom ik terug bij de bespreking van de verplichting tot het betalen van schadevergoeding. Daarbij teken ik nu reeds aan dat het enkele niet informeren naar het inkomen en vermogen op zichzelf niet tot aansprakelijkheid behoeft te leiden. Ingeval de inkomens- en vermogenstoets, indien uitgevoerd, tot de slotsom zou hebben geleid dat de belegger redelijkerwijs in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen, dan kan worden geconcludeerd dat de tekortkoming niet leidt tot aansprakelijkheid. Dat lijkt ook reeds tot uitdrukking te komen in de formulering van deze verplichting, waar wordt gesproken van de verplichting om inlichtingen in te winnen over de inkomens- en vermogenspositie en om de daarop betrekking hebbende gegevens "zo nodig" met de belegger te bespreken en om te voorkomen dat de belegger een overeenkomst aangaat waarvan de mogelijke gevolgen niet in overeenstemming zijn met zijn financiële positie en zijn - uit die financiële positie blijkende - draagkracht te boven zouden gaan.
Verder bordurend of rente ook als schade mag worden gezien zegt de plv PG:
In de schriftelijke toelichting (onder nr. 104) wordt deze klacht toegelicht met de opmerking dat indien wordt aangenomen dat de deelnemer zou hebben afgezien van het sluiten van het Sprintplan-overeenkomst indien hij voldoende krachtig zou zijn gewaarschuwd, hij zijn inleg niet zou hebben verloren. Voor zover wordt aangenomen dat de overeenkomst niet zou zijn gesloten indien Aegon aan de op haar rustende waarschuwingsplicht zou hebben voldaan, kan daaraan de slotsom worden verbonden dat in beginsel alle onder de overeenkomst verrichte betalingsverplichtingen kunnen worden aangemerkt als door Aegon veroorzaakte schade doch zullen de rentebetalingen in beginsel op de voet van art. 6:101 BW geheel voor rekening van de deelnemer moeten worden gelaten. Dit zal slechts anders zijn ingeval niet alleen tevens is tekortgeschoten in de verplichting inlichtingen in te winnen omtrent de inkomens- en vermogenspositie doch tevens moet worden geconstateerd dat Aegon de deelnemer gelet op diens financiële positie het aangaan van de overeenkomst had moeten ontraden. In een dergelijk geval kan op Aegon de verplichting rusten tot vergoeding van door haar wederpartij betaalde rente, waarbij op de voet van art. 6:101 BW zal moeten worden beoordeeld welk deel voor rekening van de deelnemer moet blijven
In deze Sprintplan zaak gaat het, naast een aantal algemene rechtsvragen, ook over de collectieve aktie.
De plv. PG zegt hierover:
Uitsluitend in GeSp/Aegon komen daarbij naast de hiervoor reeds genoemde onderwerpen aan de orde de vraag of in een collectieve actie (art. 3:305a BW) in algemene zin kan worden geoordeeld dat de aanbieder van een effectenlease-product een zorgplicht heeft geschonden jegens alle individuele beleggers en voorts het beroep op (ver)nietig(baar)heid van effectenlease-overeenkomsten wegens schending van art. 25 en art. 36 Bte 1995.(8)
En komt tot de volgende mening:
….falen bij gebrek aan belang nu zij opkomen tegen overwegingen ten overvloede nu het hof - met juistheid - heeft vooropgesteld dat art. 3:305a lid 3 BW niet toelaat dat een vordering wordt ingesteld strekkend tot schadevergoeding te voldoen in geld en GeSp niet ontvankelijk is in de door haar gevorderde verklaringen voor recht voor zover deze ertoe strekken een schadevergoedingsverplichting en de omvang daarvan vast te stellen tegenover ieder van degenen die met Aegon een Sprintplan-overeenkomst zijn aangegaan.
Dus blijft er voor de Sprintplan gedupeerden niets anders over als individueel te gaan procederen als de Hoge Raad het advies van de plv PG overneemt.
Daarbij moet wel het volgende van toepassing/aantoonbaar zijn :
Is Aegon niet alleen tekortgeschoten in de verplichting inlichtingen in te winnen omtrent de inkomens- en vermogenspositie doch tevens moet worden geconstateerd dat Aegon de deelnemer gelet op diens financiële positie het aangaan van de overeenkomst had moeten ontraden. In een dergelijk geval kan op Aegon de verplichting rusten tot vergoeding van door haar wederpartij betaalde rente, waarbij op de voet van art. 6:101 BW zal moeten worden beoordeeld welk deel voor rekening van de deelnemer moet blijven.
Alleen als dit aantoonbaar is zullen de uitspraken door de rechtbank Utrecht overeind blijven en is procederen kansrijk.
Op 5 juni doet de Hoge Raad uitspraak over deze zaak.
Zoek je alvast een advocaat of heb je vragen over procederen, mail naar info@platformaandelenlease.nl
Groeten,
Piet