Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Den Helder
zaak- en rolnummer: 394242 CV EXPL 12-412
vonnis van: 20 december 2012
f.no.: 466
 
Vonnis van de kantonrechter
 
i n z a k e
 
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: EDR Incasso.
 
t e g e n
 
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: [X],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
De procedure
 
1.   Het verloop van de procedure blijkt uit:
-    de dagvaarding van 7 februari 2012 van Dexia, met producties.
-    de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van [X], met producties.
-    Bij tussenvonnis van 31 mei 2012 is bepaald dat de onderhavige zaak schriftelijk zal worden. Vervolgens zijn
     ingediend.
-    de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van Dexia, waarbij zij haar vordering wijzigt,
     met producties,
-    de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [X], met producties,
-    de conclusie van dupliek in reconventie van Dexia.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
In conventie en in reconventie
De feiten
 
2.   Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast.
 
2.1. Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk procespartij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
2.2  [X] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
 
Nr  Contractnr.  Datum         Naam overeenkomst       Looptijd   Leasesom
I.   748824..     20-12-2000  WinstVerdubbelaar         36mnd     €   27.915,48
II.  240021..     14-07-1998  Direct Rendement Effect 180mnd    ƒ 198.696,00
III. 561817..     07-12-2000  Profit Effect                  120 mnd  ƒ  130.005,14
IV. 512017..     01-12-1998  Altijd-Doen-Plan             36mnd    ƒ    22.535,71
 
2.3. [X] heeft in zijn conclusie van antwoord ook nog de lease-overeenkomst met nummer 200020.. genoemd. Echter, zowel Dexia als ook [X] hebben deze leaseovereenkomst vervolgens in de procedure niet meer inhoudelijk behandeld. Uit de door Dexia overgelegde berekening (bij conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie) - welke op dat punt niet dan wel onvoldoende door [X] is weersproken - blijkt dat het batig saldo (de winsten) uit eerdere overeenkomsten tot gevolg heeft gehad dat [X] met betrekking tot deze bewuste overeenkomst geen schade heeft geleden. De kantonrechter gaat hiervan uit en zal deze lease-overeenkomst niet verder inhoudelijk behandelen.
 
2.3. In totaal heeft [X] op grond van de lease-overeenkomsten € 49.664,61 aan maandtermijnen aan Dexia betaald en € 5.512,83 aan dividenden en een bedrag van € 18.581,28 aan batig saldo ontvangen, zijnde in totaal een bedrag van € 24.094,11.
 
2.4. Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
 
Nr. Datum eindafrekening Resultaat         Betaald
I.   16-10-2003              - € 13.206,47   nee
II.  23-10-2003              - € 11.648,76   nee
III. 18-09-2008              - € 22.405,70   nee
IV. 07-12-2001              + €    774,81    nvt
 
3.   Vordering in conventie
 
3.1. Dexia vordert - welke vordering in de loop van de procedure is gewijzigd - [X] te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke - en proceskosten. Dexia stelt een bedrag van in totaal € 19.955,17, aan [X] verschuldigd te zijn. Dexia vordert veroordeling van [X] tot betaling van 1/3 deel van de restschuld van de lease-overeenkomst III.
 
3.2. [X] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Dexia.
 
4.   Vordering in reconventie
 
4.1. [X] vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Dexia te veroordelen tot (terug)betaling al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [X] dat Dexia een eventuele registratie bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan laat maken, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [X] Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke en de proceskosten.
 
5.   Beoordeling van de vorderingen
     in conventie en in reconventie
 
5.1. Voor de maatstaven en beoordelingskaders verwijst de kantonrechter naar de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN BC2837) en 5 juni 2009 (LJN BH 2815) en van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983), welke als leidraad worden genomen. Door partijen zijn geen althans onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld die in het onderhavige geval een afwijking daarvan rechtvaardigen. Toepassing van die maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
A.   er is sprake van huurkoop;
B.   er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid
      krachtens de Wck;
C.   Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
D.   [X] heeft schade geleden, bestaande uit verschuldigde termijnen en restschuld;
E.   er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
De kantonrechter verwijst naar het vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 (LJN BL0912), in het bijzonder de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.3 daarvan, welke hier worden overgenomen. Verder wordt overwogen dat een effecteninstelling (als Dexia) aansprakelijk is voor gedragingen van een tussenpersoon, derhalve ook voor gedragingen van de tussenpersoon.
 
5.2. In het onderhavige geval dient op de schade eerst in mindering te worden gebracht het voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW en vervolgens (op het restant) het deel van de schade dat [X] wegens eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW zelf dient te dragen. De wijze waarop dit gebeurt wordt hierna uiteengezet. Voor de concrete berekening in het onderhavige geval wordt verwezen naar de bijlagen bij dit vonnis.
 
5.3. Ingevolge artikel 6:100 BW dient in mindering te worden gebracht al het voordeel dat [X] ingevolge de lease-overeenkomsten heeft genoten, zoals aan haar betaalde of toekomende dividenden. Het in mindering te brengen voordeel met betrekking tot de onderhavige lease-overeenkomsten bedraagt in totaal € 24.094,11. De kantonrechter zal dit voordeel in eerste instantie in mindering brengen op de schade bestaande uit de verschuldigde rente en eventuele periodieke aflossingen en vervolgens, voor zover dan nog een deel van het voordeel resteert, op de restschuld. Dit ligt het meest voor de hand, omdat deze betalingsverplichtingen zich eerder hebben voorgedaan dan dat de restschuld zich openbaarde.
 
5.4. Nadat het (eventuele) voordeel op de schade in mindering is gebracht, moet vervolgens worden beoordeeld in hoeverre de resterende door [Y] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door [Y] veroorzaakt voor rekening van [Y] moet blijven. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de termijnen en de restschuld. Verwezen wordt naar de rechtsoverwegingen 3.6 en 3.7 van eerdergenoemd vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 welke hier worden overgenomen. De kantonrechter gaat hierbij uit van de tot het moment van beëindiging 'verschuldigde' termijnen en niet slechts van de 'betaalde' termijnen, omdat het voor de vaststelling van de hoogte van de schade niet uitmaakt of een verschuldigd bedrag reeds is betaald of niet. Verschuldigde maar onbetaald gebleven termijnen blijven immers opeisbaar.
 
Termijnen
 
5.5. Partijen zijn het erover eens dat in dit geval toepassing van de door het hof ontwikkelde formule zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomsten I, III en IV wel had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting wel een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat de door [X] gestelde schade aan door hem betaalde termijnen/inleg voor 1/3 deel voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
5.6. Partijen zijn het erover eens - althans [X] heeft dit standpunt niet dan wel onvoldoende weersproken - dat in dit geval toepassing van de door het hof ontwikkelde formule zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomst II niet had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting niet een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat de door [X] gestelde schade aan door hem betaalde termijnen/inleg geheel voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
Restschuld
 
5.6. Ten aanzien van de restschuld stelt de kantonrechter voorop dat uit de leaseovereenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [X] over het geleende bedrag rente waren verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [X] behoort te blijven.
 
5.7. Op de gronden als door het Amsterdamse hof in zijn op 12 april 2011 uitgesproken arrest (LJN BQ1143) onder 2.13 overwogen, voegt de kantonrechter hieraan toe dat de door Dexia op de eindafrekening in rekening gebrachte (contant gemaakte) resterende termijnen ten tijde van de beëindiging, buiten beschouwing dienen te blijven. Aldus gecorrigeerd sluiten de eindafrekeningen op een door [X] te betalen bedrag van in totaal € 28.395,43 (terzake lease-overeenkomst I van € 12.934,41 en terzake lease-overeenkomst III van €15.461,01).
 
Algemeen
 
5.8. Van omstandigheden (zoals onder meer door [X] gesteld: de rol van de tussenpersoon, zijn beleggingsdoelstelling, zijn beleggingervaring en het te verwachten rendement) die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken.
 
Berekening
 
6.1. Onder verwijzing naar de in de bijgevoegde bijlagen I tot en met IV weergegeven berekeningen, brengt het voorgaande mee dat Dexia een bedrag aan schade wegens restschuld ten bedrage van in totaal € 30.803,49 en een bedrag van € 17.831,04 aan schade wegens betaalde termijnen dient te dragen.
De kantonrechter is daarbij uitgegaan van de door Dexia bij inleidende dagvaarding overgelegde financiële gegevens, welke niet dan wel onvoldoende door [X] zijn weersproken.
 
6.2. Overwogen wordt dat het batig saldo van € 18.581,28 is verdeeld over de leaseovereenkomst II, te weten een bedrag van
€ 17.582,99, en de lease-overeenkomst met nummer 20002... (niet in geding, zie punt 2.3.), te weten een bedrag van € 998,29.
 
6.3. Nu de lease-overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn vernietigd of ontbonden zal [X] aan de daaruit voortkomende betalingsverplichtingen dienen te voldoen voor zover deze méér bedragen dan de schade welke volgens de bijlagen door Dexia moet worden gedragen.
 
6.4. Geconstateerd wordt dat [X] terzake de lease-overeenkomst III een bedrag van € 5.153,67 aan Dexia dient te betalen.
 
Wettelijke rente
 
6.5. [X] is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de betalingstermijn van de eindafrekening was verstreken, zijnde 28 september 2008.
 
in reconventie
 
6.6. Uit het vorenoverwogene (en de bijlagen) in conventie volgt dat Dexia terzake de leaseovereenkomsten I tot en met IV, na verrekening van de door Dexia te dragen schade als vastgesteld en na vermindering met hetgeen reeds aan Dexia is voldaan door verrekening of betaling, terzake van de vordering in reconventie een bedrag van € 38.599, 25 aan [X] dient te restitueren.
 
6.7. Met betrekking tot de lease-overeenkomst I een bedrag van € 11.640,96. Met betrekking tot de lease-overeenkomst II een bedrag van € 11.873,21. Met betrekking tot de lease-overeenkomst III een bedrag van € 14.391,54. Met betrekking tot de lease-overeenkomst IV een bedrag van € 693,54.
 
6.8. Daarbij wordt nog gewezen op het volgende. Dexia heeft met betrekking tot de leaseovereenkomst 24001.. het batig saldo ten bedrage van € 17.582,99 direct van de restschuld afgetrokken. Volgens Dexia bedraagt het te restitueren bedrag om die reden € 786,31. [X] maakt terecht bezwaar tegen deze berekeningsmethode. Het batig saldo wordt eerst in mindering gebracht op de betaalde termijnen. De kantonrechter verwijst dan ook naar de bijlage II voor de verdere inhoudelijke berekening.
 
Wettelijke rente
 
6.9. Dexia is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de eindafrekeningen zijn opgesteld, zijnde 7 december 2001, 16 oktober 2003, 23 oktober 2003 en 18 september 2008.
in conventie en in reconventie
 
7.1.  Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover Dexia vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
 
7.2. Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat [X] nog een betalingsverplichting jegens Dexia heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden afgewezen.
 
7.3. Gelet op het verloop van deze procedure dient Dexia - als de meest in het ongelijk gestelde partij - te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie gevallen aan de zijde van [X]. Gezien de samenhang tussen het debat in conventie en in reconventie, worden de proceskosten in reconventie op nihil gesteld.
 
De beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.   veroordeelt [X] om aan Dexia te betalen een bedrag van € 5.153,67, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
in reconventie
 
II.  veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van € 38.599,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 693,54 vanaf 7 december 2001, over een bedrag van € 11.640,96 vanaf 16 oktober 2003, over en bedrag van
€ 11.873,21 vanaf 23 oktober 2003 en over een bedrag van € 14.391,54 vanaf 18 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
in conventie en in reconventie
 
III. veroordeelt Dexia in de kosten van dit geding aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op een bedrag van
€ 400,00;
 
IV.  verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.   wijst het meer of anders gevorderde af.
 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL