Zie ook het tussenvonnis
 
vonnis
 
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Civiel
 
zaaknummer: 77951 ha za 06-468
datum vonnis: 2 april 2008 (mlj)
 
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
 
1.    [Y],
en
2.    [X],
echtelieden,
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
verder gezamenlijk te noemen: [X] (enkelvoud),
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap
DEXIA Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
verder te noemen: Dexia,
procureur: mr. J. Vestering.
 
Het procesverloop
 
In conventie en in reconventie:
 
1.    Voor een weergave van het procesverloop moet hier eerst worden verwezen naar wat daarover staat vermeld in het tussen partijen in conventie en in reconventie gewezen tussenvonnis van 30 januari 2008. In vervolg op dat vonnis is door Dexia in reconventie bij akte informatie in het geding gebracht en is daarop door [X] nog bij akte gereageerd.
Daarna hebben partijen weer vonnis gevraagd
 
De verdere beoordeling
 
In conventie en in reconventie
 
2.    Ook hier moet eerst worden verwezen naar voormeld tussenvonnis, en wel naar wat daarin is vastgesteld (de feiten waarvan kan worden uitgegaan), is weergegeven (de standpunten van partijen) en is overwogen en beslist.
 
3.    In het tussenvonnis is reeds (onvoorwaardelijk, immers zonder voorbehoud)
overwogen dat de conventionele vordering van [X] voor afwijzing gereed ligt en dat [X] als de in het ongelijk gestelde partij moet worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van Dexia gevallen.
 
4.    Wat in reconventie nog resteert is de beoordeling van de in het tussenvonnis onder 10. onder b tot en met d verwoorde verweren.
 
5.    De rechtbank acht het in dit stadium van het geding aangewezen om een comparitie van partijen te gelasten. Dit om de volgende redenen:
 
a.    Ondertussen is bij arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJ nummer: BC2837) kort samengevat het volgende in die zaak uitgemaakt:
•  Een overeenkomst van koop op afbetaling, waaronder ook huurkoop valt, kan zowel op stoffelijke voorwerpen als op vermogensrechten betrekking hebben. Dit blijkt uit art, 7A:1576 lid 5 BW en uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling.
• Het standpunt van Dexia dat bij huurkoop van aandelen geen sprake is van "aflevering" in de zin van art. 7A: 1576 lid 1, is onjuist. De man heeft door bijschrijving van de aandelen op zijn naam in de administratie van de aangesloten instelling het genot daarvan gekregen.
• Het vereiste van toestemming van de andere echtgenoot voor het aangaan van een dergelijke overeenkomst (op basis van artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW) mag niet zo beperkt worden uitgelegd dat het alleen betrekking heeft op afbetalingstransacties met een stoffelijk voorwerp.
•  Het ontbreken van schriftelijke toestemming van de andere echtgenoot heeft tot gevolg dat de door haar echtgenoot aangegane overeenkomst van huurkoop in haar geheel wordt vernietigd,
•  Het strookt niet met het beschermingskarakter van art. 1:88 BW de gevolgen van deze vernietiging op andere door Dexia aangevoerde gronden gedeeltelijk voor rekening van het echtpaar te laten.
 
Dit arrest "loslatend" op deze zaak, noopt de rechtbank tot de constatering dat het standpunt van de rechtbank zoals verwoord in het tussenvonnis onder 11 thans als "minder juist" moet worden aangemerkt. Het is echter in dusdanige bewoordingen vervat dat nog maar bezien moet worden of de rechtbank daar in de te nemen vervolgbeslissing op terug kan en mag komen. Ter voorkoming van een nodeloos hoger beroep (met alle kosten van dien) acht de rechtbank het daarom geraden om te compareren opdat alsdan wordt besproken of en in hoeverre voormeld arrest hier in deze zaak meebrengt dat een vergelijk kan worden getroffen.
 
b.    De comparitie zal vervolgens - voor zover dan nog vereist - ook worden benut om de recente door partijen in het geding gebrachte informatie over de afrekening in reconventie te bespreken.
 
6.    Dit betekent dan ook dat eerst als volgt moet worden beslist.
 
De beslissing
 
De rechtbank:
 
In conventie en in reconventie:
 
I.   beveelt partijen in persoon en vertegenwoordigd door iemand die volledig van de zaak op de hoogte is en bovendien gemachtigd is om rechtshandelingen te verrichten, om op een nader te bepalen dag te verschijnen in het gerechtsgebouw te Almelo voor mr. M.L.J. Koopmans om inlichtingen te verstrekken en in het bijzonder om een vereniging te beproeven;
 
II.  verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van woensdag 16 april 2008 voor dagbepaling comparitie en draagt [X] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen;
 
III. houdt elke verdere beslissing aan.
 

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans en op 2 april 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.