Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis 
  
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Civiel
 
zaaknummer : 74102 HA ZA 1005/2005
datum vonnis : 4 oktober 2006 (vdv)
 
Vonnis van de rechtbank te Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
 
[X],
en
[X] -------,
echtelieden, wonende te [woonplaats],
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna te noemen [X],
procureur; mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND NV.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen Dexia,
procureur: mr. T.J. van Drooge,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.
  
 
Gehoord partijen en gezien de stukken, 
  
Overweegt:
Over het procesverloop;
 
  
[X] heeft geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de inleidende dagvaarding en
Dexia heeft hierna geconcludeerd voor antwoord. Daarbij heeft Dexia ook een eis in
reconventie geformuleerd. Vervolgens hebben partijen de navolgende processtukken in het
geding gebracht:
[X] een conclusie van repliek in conventie tevens houdende akte vermeerdering en
verandering van eis / antwoord in voorwaardelijke en onvoorwaardelijke reconventie,
Dexia een conclusie van dupliek in conventie tevens antwoord vermeerdering en verandering
van eis/ repliek in reconventie tevens vermeerdering van eis in reconventie,
[X] een conclusie van dupliek in reconventie.
Met uitzondering van de dupliek in reconventie zijn bij alle genoemde gelegenheden
producties in het geding gebracht, Op 20 september 2006 hebben partijen vonnis gevraagd. 
 

Over het recht:
in conventie en in reconventie:
 
1.  Waar de rechtbank in dit vonnis de naam Dexia gebruikt is daar mede onder begrepen Bank Labouchère N.V., rechtsvoorganger van Dexia.
 
2.  In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet betwiste overgelegde producties, het navolgende vast:
a.  op 27 oktober 2000 is tussen partijen onder nummer [nummer] een effectenlease-overeenkomst totstandgekomen, benoemd als Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging;
b.  de overeenkomst en de daarmee samenhangende overeenkomst onder f. hieronder genoemd zijn totstandgekomen op advies en door bemiddeling van SpaarSelect Twente B.V., een zogenaamde cliëntenremisier;
e.  de lease-overeenkomst is zowel door [X] als zijn vrouw ondertekend; erop van toepassing verklaard zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease waarvan de tekst vermeld is op de achterzijde van het door [X] en zijn vrouw ondertekende stuk waarin de overeenkomst is vastgelegd;
d.  de overeenkomst voorziet erin dat Dexia voor een bedrag van € 44.604,42 in hoofdsom een aantal aandelen AHOLD, ING, UNILEVER en KONINKLIJKE OLIE als nader omschreven in de overeenkomst overgelegd als productie (1) bij dagvaarding, aan [X] least en dat [X] gedurende 240 maanden maandelijks een bedrag van € 475,66 aan Dexia betaalt;
e.  middels die onderhandse akte waarin de overeenkomst is vastgelegd heeft Dexia, onder de opschortende voorwaarde dat [X] al datgene aan haar heeft betaald wat hij haar krachtens de lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, de geleasde aandelen aan [X] geleverd;
f.  daarnaast heeft [X] bij Dexia onder nummer [nummer] een beleggingsrekening geopend waarop hij een bedrag van € 23.823,46 heeft gestort, waarmee participaties in het Labouchère Global Aandelenfonds zijn gekocht;
g.  doel van de beleggingsrekening was om daaruit de maandelijkse lease-termijnen te betalen;
h.  het bedrag van zijn storting op de beleggingsrekening heeft [X] ter beschikking
gekregen doordat hij een (tweede) hypothecaire geldlening op zijn woonhuis hij Postbank
heeft afgesloten.
i.  medio 2002 heeft [X] een bedrag van € 8.285,25 aan Dexia betaald dat, samen met
de toen reeds betaalde termijnen is aangewend om tot volstorting van de eerste 60 termijnen
- de minimum looptijd van de overeenkomst - te komen (punt (5) respectievelijk productie 5
en 6 der dagvaarding);
j.  in de overeenkomst was bepaald dat [X] die na 60 maanden dagelijks met
onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten zou kunnen beëindigen Onder betaling of
verrekening van de restant hoofdsom en bij beëindiging binnen 60 maanden daarnaast ook de
resterende termijnen tot en met de zestigste maand verschuldigd zou zijn, waarbij dan over
die laatst bedoelde termijnen een korting verleend zou worden;
k.  bij brief van zijn procureur van 6 september 2005 heelt [X] de overeenkomst
buitengerechtelijk zowel ontbonden als vernietigd en heeft hij Dexia gesommeerd tot
terugbetaling vóór 15 oktober 2005 van de door [X] onder Dexia gestorte bedragen van
in totaal € 31.109,71;
l.   [X] heeft een restschuld aan Dexia;
m. de door Dexia aan hem aangeboden regelingen zijn door [X] niet aanvaard;
n.  het zogenaamde Duisenberg akkoord is op het onderhavige geval niet van toepassing.
 
3.  [X] vordert in dit geding, zakelijk weergegeven: primair ontbinding van zijn met Dexia gesloten aandelenlease-overeenkomst, althans te verklaren voor recht dat deze ontbonden is, veroordeling van Dexia om aan hem €31.109,71 te betalen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag voorafgaand aan het totstandkomen van de overeenkomsten tot aan die van betaling, voor recht te verklaren dat zijn restschuld aan Dexia vervallen is, althans die vervallen te verklaren en een bevel aan Dexia om het BKR op te dragen de A-notering op zijn naam ongedaan te maken.
Subsidiair vordert hij een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens hem gehandeld heeft en verder hetzelfde als het primair gevorderde, zij het dat Dexia op het gevorderde bedrag in mindering kan brengen het bedrag dat overeenkomt met het percentage van €31.109,71, waarmede de AEXis gedaald in de periode van 27 oktober 2000 tot 6 september 2005,
Meer subsidiair vordert hij veroordeling van Dexia om aan hem te voldoen een bedrag van € 26.086,40 ((€31,109,71 - € 5.023,31 (1/2 x zijn restschuld ad€ 10.046,62)). In alle gevallen vordert hij daarnaast veroordeling van Dexia tot vergoeding van zijn bijkomende schade, het bedrag daarvan op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet met de wettelijke rente over dk schade van de dag voorafgaand aan die van tütètandkorning van de overeenkomst, althans die van sommatie, tot aan die van'betaling en veroordeling van Dexia in de kosten van het geding zomede het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
 
4.  Aan zijn vordering legt hij naast de weergegeven vaststaande feiten het volgende ten grondslag:
 
A.  op Dexia rust bij het afsluiten van financiële producten met consumenten een zorgplicht waarin Dexia jegens hem tekortgeschoten is. Dexia heeft hem niet op basis van haar kennis over hem (naar zijn beleggingservaring en zijn bereidheid om financiële risico's te lopen en te dragen heeft zij niet geïnformeerd) geadviseerd over het bij hem passende product en hem ook niet op een voor de gemiddelde consument begrijpelijke manier geïnformeerd over aard en omvang van dat product en de daaraan verbonden financiële risico's. Hij is geen belegger en had niet eerder met Dexia gecontracteerd. Het gaat hier om een gecompliceerde overeenkomst met aanzienlijke risico's. Alleen bij een stijging van de waarde van de belegging die groter is dan de te betalen rente levert de transactie voor hem winst op. Dat laatste is hem niet verteld. Hem zijn alleen maar rekenvoorbeelden met optimistische scenario's gepresenteerd.
 
Door het dalen van de koersen van de onderliggende waarden heeft hij schade geleden. Dexia is daarvoor aansprakelijk wegens het tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen jegens hem. Een ingebrekestelling is niet vereist omdat nakoming blijvend onmogelijk is. Dit geeft hem het recht om de overeenkomst te ontbinden. De tekortkoming is zodanig ernstig dat deze ontbinding rechtvaardigt. Aannemelijk is dat hij de overeenkomst niet zou zijn aangegaan als Dexia aan haar zorgplicht had voldaan.
De ontbinding leidt tot een ongedaanmakingsverplichting en een schadevergoedingsverplichting aan de zijde van Dexia. Zij moet derhalve zijn inleg restitueren. Als passende schadevergoeding merkt hij, vervallenverklaring van zijn restschuld aan. Het vervallen van zijn schuld doet de grondslag aan de BKR registratie vervallen zodat die ongedaan gemaakt moet worden.
 
B.  Dexia heeft zich bij het aangaan van de overeenkomst van een hulppersoon bediend, te weten SpaarSelect en is daarom aansprakelijk voor de gedragingen en tekortkomingen van SpaarSelect. Niet van belang is daarbij of SpaarSelect vertegenwoordiger van Dexia was of niet. Van belang is slechts of SpaarSelect'ten voordele van Dexia bemiddeld heeft en als cliëntenremi sier heeft zij dat gedaan.
Voor zover de hierboven onder A genoemde tekortkomingen op het conto van SpaarSelect zouden moeten worden geschreven, neemt dat niet weg dat die aan Dexia worden toegerekend en dat Dexia daarvoor verantwoordelijk en aansprakelijk is.
Door niet te handelen overeenkomstig haar zorgplicht en tevens in strijd met haar verplichtingen die voortvloeien uit het bepaalde in de artikelen 24 en 95 van het Besluit toezicht effectenverkeer (Bte) en de artikelen 25, 28 en 33 van de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer 1999 (NR 99) heeft Dexia onrechtmatig gehandeld jegens hem.
Door dit onrechtmatig handelen heeft hij schade geleden. Voor zover gezegd kan worden dat die schade mede aan hem kan worden toegerekend geldt dat Dexia zo ernstig tekortgeschoten is dat die schade met de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek (BW) tussen Dexia en hem verdeeld moet worden, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat hij al € 31,109,71 aan rente en aflossing aan Dexia betaald heeft, bereid was om dit bedrag in in de AEX opgenomen aandelen te beleggen en daarmee Oök om voor dit bedrag koersrisico te lopen en aldus een koersrisico te hebben gelopen overeenkomende met de daling van die index gedurende de termijn waarvoor de overeenkomst was aangegaan. Die verdeling conform de billijklieidscorrectie wordt dan bereikt door op het door Dexia te restitueren bedrag een percentage in mindering te brengen dat overeenkomst met het percentage waarmee de AEX in de periode 27 oktober 2000 / 6 september 2005 gedaald is.
Ook in dit geval is als passende schadevergoeding aan te merken vervallenverklaring van zijn restschuld aan Dexia en doet het vervallen van zijn schuld de grondslag aan de BKR registratie vervallen zodat die ongedaan gemaakt moet worden.
 
C.  De overeenkomst bevat zodanige kenmerken van kredietverlening dat de Wet op het consumentenkrediet (Wck) van toepassing is en die moet ambtshalve worden toegepast door de rechtbank, ware het niet dat het kredietbedrag de in artikel 3 Wck gestelde limiet van € 40.000,-- overschrijdt.
Omdat Dexia ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck beschikte, zou dat, in geval van toepasselijkheid van de Wck en gelet op de doelstellingen van artikel 9 Wck, leiden tot nietigheid van de overeenkomst. Meer subsidiair verzoekt [X], analoog aan zaken waarin de Wck wel is toegepast, ook deze zaak af te doen.
Uitgangspunt daarbij is dan dat partijen hersteld worden in de toestand waarin zij vóór het sluiten van de overeenkomst verkeerden. Dat weer betekent dat Dexia aan hem terugbetalen moet wat hij aan haar betaald heeft. Omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan, dient zijn restschuld aan Dexia te worden gehalveerd en komt één helft te zijnen laste en kan op de restitutie van het door hem aan Dexia betaalde en terug te ontvangen bedrag in mindering gebracht worden'. 
De nietigheid van de overeenkomst brengt ook mee dat de registratie bij het BKR ten onrechte heeft plaatsgevonden en dus ongedaan gemaakt moet worden.
 
5.  Dexia verweert zich allereerst met de stelling dat zij niet aansprakelijk of verantwoordelijk kan worden gehouden voor de advisering en het handelen van de tussenpersoon SpaarSelect, een onafhankelijk opererende, niet aan Dexia gelieerde clienteniemisier.
SpaarSelect heeft in het kader van de advisering ten opzichte van [X] een eigen zorgplicht en voorzover die niet in acht zou zijn genomen, dient [X] zich tot SpaarSelect te wenden en niet tot Dexia.
Dit geldt met name ten aanzien van de niet door Dexia, maar door SpaarSelect geadviseerde
effectendepotconstructie middels de beleggingsrekening, ten laste waarvan de maandelijkse
leasetermijnen voor de met Dexia gesloten aandelenleaseovereenkomst moesten worden
voldaan.
Vervolgens voert Dexia aan dat zij geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij het bepalen
van de manier waarop [X] zijn storting op de beleggingsrekening heeft verricht en ook
niet bij het bepalen waartoe die storting zou worden aangewend,
Evenmin had Dexia enige reden te veronderstellen dat [X] door SpaarSelect
onvoldoende dan wel onvolledig zou zijn voorgelicht.
 
6.  Het beroep op dwaling moet volgens Dexia stranden op de inhoud van het aan [X] verstrekte informatiemateriaal in de vorm van de Brochure (productie 2), de Overeenkomst (productie 1) en de Bijzondere Voorwaarden (productie 3), waaruit de aard en werking van de overeenkomst duidelijk blijken en welke risico's daaraan verbonden zijn.
Het gaat om een zogenaamd aflossingsproduct waarbij de rente- en de aflossingscomponent zo zijn samengesteld dat er aan het einde van de looptijd geen restschuld kan overblijven omdat de hoofdsom volledig is afgelost. Omdat de fondsen waarin belegd wordt uitsluitend AEX-fondsen zijn acht zij het praktisch uitgesloten dat de aandelen aan het eind van de rit helemaal waardeloos zijn geworden. Er wordt uitbetaald. Hoeveel is echter nu nog onduidelijk.
Voorzover [X] stelt dat er een restschuld is (ontstaan), is zulks volgens Dexia te wijten aan tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door [X] zelf dan wel Dexia, dit laatste vanwege het niet meer voldoen door [X] van Leasetermijnen,
Zowel de waarde van de participaties in het fonds die zijn aangekocht als die van de effecten die onder de Overeenkomsten, zijn aangekocht zijn afhankelijk van de ontwikkelingen op de effectenbeurzen. Die ontwikkelingen hebben zich tegen [X]'gekeerd en dat dit kon gebeuren wist hij, althans had hij moeten weten.
Mitsdien kan [X] zich volgens Dexia niet op dwaling beroepen en op (nagenoeg) dezelfde gronden niet op misleiding of misbruik van omstandigheden,
 
7.  Met betrekking tot haar zorgplicht stelt Dexia dat er terzake efïectenleaseproducten in zijn algemeenheid geen verplichting op haar rustte om informatie in te winnen omtrent de potentiële afcemer eu evenmin om meer uitdrukkelijke, waarschuwingen te geven dan zij gedaan heeft. Zo dat anders zon zijn., kan in redelijkheid niet bepleit worden dat zij in deze zaak enige zorgplicht heeft geschonden omdat het om een overeenkomst gaat waarvan de lasten op voorhand vaststaan, namelijk de gedurende de looptijd gelijkblijvende maandelijkse termijnen. Het lag niet op haar weg om na te gaan of [X] die naar redelijke verwachting zou kunnen blijven voldoen en omdat de omvang ervan op voorhand vaststond, was [X] daarmee bekend. Andere onzekere gebeurtenissen dan het aan beurstransacties eigen risico van een tegenvallende opbrengst als gevolg van koersdaling waren er niet. Van een ingewikkelde financiële constructie is geen sprake.
Dexia leest de door [X] in de dagvaarding aan haar gemaakte verwijten - er zou alleen winst door hem behaald kunnen worden als de koersen zo ver zouden stijgen dat die de rente lasten zouden overtreffen en dat had Dexia hem moeten vertellen maar heeft Dexia niet verteld - aldus dat hij haar niet verwijt dat hij niet tegen een bepaalde financieel risico is gewaarschuwd, maar dat hij meer specifiek over zijn winstkansen geïnformeerd had willen worden. Dat is echter een verwijt dat geen steun vindt in het geschreven of ongeschreven recht. De zorgplicht die wordt aangenomen strekt er toe om te voorkomen dat consumenten geconfronteerd worden met verplichtingen die zij in redelijkheid niet kunnen dragen of waarmee zij in redelijkheid geen rekening behoefden te houden. De zorgplicht brengt niet mee dat aan de consument exact verteld moet worden welke koersstijging vereist is om een overeenkomst winstgevend af te sluiten.
Ook echter als aangenomen zou moeten worden dat Dexia in enig opzicht enige zorgplicht geschonden zou hebben, blijft dat verwijt zonder gevolg bij gebrek aan causaal verband tussen die schending en enig door [X] geleden nadeel. [X] zou namelijk tenminste aannemelijk moeten rnaken dat hij de overeenkomsten niet gesloten zon hebben als hij uitvoeriger geïnformeerd was omtrent zijn verplichtingen alsmede het koersniveau dat bereikt zou moeten wórden om de transacties winstgevend te laten zijn of als er uitvoeriger naar zijn financiële positie geïnformeerd zou zijn. Zijn verplichtingen blijken immers volledig uit de overeenkomst en omtrent zijn vermogenstoestand geeft hij aan Dexia geen inzicht. Dat hij gedurende de looptijd van de overeenkomst een substantieel bedrag aan rente moest betalen was hem bekend.
De vordering tot ontbinding van de overeenkomst moet bovendien afgewezen worden omdat [X] niet aan Dexia verwijt bij de uitvoering ervan tekortgeschoten te zijn, maar uitsluitend in de uitvoering van haar precontractuele verplichtingen.
 
8.  Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor de gedragingen van SpaarSelect. Zij voert in dit verband allereerst aan dat die aansprakelijkheid pas relevant is als er aan SpaarSelect enig rechtens relevant verwijt te maken is en zij betwist dat zulks het geval is. Zij begrijpt de - in haar ogen diffuse - stellingen van [X] aldus dat deze SpaarSelect verwijt dat zij hem onjuist over de eigenschappen van de overeenkomst heeft voorgelicht. Meer dan dat SpaarSelect hem bewogen zou hebben om de overeenkomst aan te gaan en hem overtuigd heeft om een (tweede) hypothecaire lening te sluiten om het daarmede vrij gekomen bedrag in een door SpaarSelect bij Dexia geopend depot te storten heeft hij in zijn dagvaarding niet gesteld. Wat hij wel en wat hij niet van de overeenkomst begrepen heeft zegt hij daarin niet.
Ook kwalificeert Dexia de relatie tussen een clientenremisier en een effecteninstelling niet als een overeenkomst van opdracht. De remisier is een tussenpersoon die contacten met meerdere aanbieders van financiële producten onderhoudt en kan zelf kiezen welk product hij aan zijn klant adviseert en verplicht zich tegenover de effecteninstelling tot geen enkele prestatie. Het bestempelen van een clientenremisier als hulppersoon van een aanbieder past ook niet bij diens zelfstandige verantwoordelijkheid die spreekt uit artikel 12 lid 2 van de Vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer (Wte) 1995 betreffende de naleving van de regels van artikel 24 Bte 1995. Dexia verwijst in dit verband ook naar de (op 1 januari 2006 inwerking getreden) Wet financiële dienstverlening (Wfd) waarin de wetgever er in de artikelen 10 juncto 12 uitdrukkelijk voor kiest om de aanbieder slechts verantwoordelijk voor de tussenpersoon - waaronder ingevolge artikel 1 van die wet begrepen de cliëntenremisier - te doen zijn als die aanbieder er uitdrukkelijk voor kiest om die aansprakelijkheid te aanvaarden, Haar conclusie is dat de beslissing van de Commissie niet strookt met de wil van de wetgever,
 
9.  Ook al zou aan Dexia enig verwijt gemaakt kunnen worden en ook al zou er causaal verband tussen het door [X] gepretendeerde nadeel en dat verwijt bestaan, behoort dat nadeel toch grotendeels voor rekening van [X] te komen alsmede het gevolg van aan hem toe te rekenen omstandigheden.
Hij heeft immers gecontracteerd zonder de gevolgen van de overeenkomst te overzien en zonder zich af te vragen of die overeenkomst voldoende bij zijn financiële wensen en mogelijkheden aansloot. Daarmee heeft hij roekeloos gehandeld en dat nadeel in overwegende mate aan zichzelf te wijten,
 
10. Met [X] is Dexia van mening dat de Wck niet van toepassing is en zij verzet zich tegen analoge toepassing ervan als door [X] verzocht,
 
11. Tot slot stelt Dexia dat haar niet duidelijk is op welke bijkomende schade [X] doelt en dat, voor zover die gerelateerd zou zijn aan het afsluiten van de hypothecaire geldlening, zij daar geen bemoeienis mee heeft gehad zodat zij niet vermag in te zien hoe zij daarvoor aansprakelijk zou kunnen zijn alsmede dat de A-codering op naam van [X] bij het BKR geregistreerd staat, maar zij tot die melding verplicht is edoch zelf niet bij machte die vermelding te schrappen.
 
12. Omdat [X] vanaf de 61ste termijn geen betaling meer heeft verricht heeft Dexia een opeisbare vordering op [X] van € 2.378,30, die zij in reconventie vordert. 
 
13. Kennelijk naar aanleiding van het onder 8 hierboven weergegeven verweer van Dexia stelt [X] als
eigen relaas bij repliek onder (l)
Begin 1999 ontstond tussen mijn man en mij de discussie hoe het financieel verder moet als mijn man met pensioen gaat medio 2008. Mijn man heeft een basispensioen en we willen graag een aanvulling.
Mijn man (23 mei 1943) is 13 jaar ouder dan ik (7 juli 1955), ik krijg dus voorlopig geen pensioen.
Bovendien wil mijn man graag dat we samen met "pensioen" gaan, om activiteiten te ondernemen die we tijdens ons werk niet konden doen, zoals wat vaker, rustiger (en goedkoper) op vakantie, meerdaags familiebezoek etc. Hiervoor is aanvulling van het basispensioen nodig.
Eind augustus 1999 (bedoeld zal zijn 2000) werden wij door SpaarSelect per telefoon benaderd of wij een goed pensioenplan hadden en dat zij dat voor ons konden verzorgen.
Wij maakten een afspraak voor 6 september 1999.
Wij hebben een afspraak met Rob de Vries van SpaarSelect voor een gesprek waarin wij het bovenstaande duidelijk hebben gemaakt en er duidelijk bij hebben gezegt dat wij interesse haddan voor aankoop van aandelen. 
De Vries kondigde aan dat wij het beste de overwaarde van de woning voor ons konden
"laten werken" door een 2e hypotheek op te nemen, want dat was onbenut kapitaal.
Kapitaal wat niet benut wordt levert ook geen rente op volgens De Vries. Het rendement
van onze investering zou meer dan 12% bedragen. De hypotheek zou dan gebruikt
worden om aandelen te kopen van Ahold, Unilever, Koninklijke Olie en ABN. Deze
aandelen zouden het minst gevoelig zijn voor schommelingen.
Zo konden wij een kapitaal opbouwen binnen 5 jaar (dat was de gestelde looptijd) van
zo'n f 95.000,-- zonder enige kosten.

Integendeel wij zouden dividenden ontvangen van wel f 10,000,-- wat een leuke
spaarcent zou zijn.
De overwaarde kon na vijfjaar weer teruggestort worden en dan zouden we ongeveer
f 30.000,— overhouden ter aanvulling van het pensioen. Wij zouden dus geen enkele
kosten c.q. maandlasten hebben, integendeel het leverde alleen maar geld op.
Ik heb gevraagd wat het grootste financiële risico was en of we dat zouden lopen. Hij
antwoordde letterlijk: u verliest hierbij echt niets, U kunt alleen winnen. Als de gehele
economie plat zou gaan loopt u in het alleruiterste geval F 5000,-- schade op.


[X] verwijt Dexia en in haar kielzog SpaarSelect:
a. dat hem niet is voorgehouden dat hij een dubbel beleggingsrisico liep door het aangaan van de Overwaarde Effect en de beleggingsrekening;
b. dat hem niet op begrijpelijke wijze is uitgelegd dat er een verschil was tussen de Overwaarde Effect en de beleggingsrekening;
c. dat hem niet is voorgelegd dat bij beëindiging van de Overwaarde Effect na 60 maanden met restschuld kon worden opgezadeld; immers uitgangspunt was een looptijd van 60 maanden voor deze Overwaarde Effect, zoals volgt uit het Persoonlijk Financieel Plan van SpaarSelect d.d. 6 september 2000 (productie l dagvaarding);
f. dat hem producten zijn aangeboden, die in het geheel niet pasten bij zijn kenbaar gemaakte doelstelling van het opbouwen van kapitaal c.q. het vormen van een oudedagsvoorziening. Die laatste, (onder meer) bestaande uit de overwaarde in zijn woning, werd ten onrechte op advies van SpaarSelect geheel teniet gedaan;
g. dat hem niet in duidelijke bewoordingen is gezegd dat hij alleen bij een absurde Stijging van de aandelenkoersen profijt van deze producten zou kunnen hebben.
h, dat hem geen andere documentatie door Dexia en/of SpaarSelect is overhandigd dan het bij dagvaarding overgelegde Persoonlijk Financieel Plan van SpaarSelect, met name niet heeft gekregen de brochure van Dexia inzake het Overwaarde Effect en hij exemplaren althans kopiefin van de door hem op verzoek van SpaarSelect getekende stukken eerst veel later (2002), "toen het kalf al was verdronken" na daartoe gedaan verzoek, heeft ontvangen.
 
14. [X] erkent dat zijn restschuld anders is uitgevallen dan het bedrag waarvan hij in de
dagvaarding was uitgegaan.
Onder verwijzing naar productie 16 bij repliek stelt [X] dat door de inmiddels gestegen
aandelenkoersen de restschuld is teruggelopen tot € 6.258,11 (per 26 april 2006) en wijzigt
hij petitum XI van de meer-subsidiare vordering:
€ 6.258,11 (restschuld) : 2 = € 3.129,05 minus € 31.109,71 (inleg) = € 27.980,65.
Hij vermeerdert zijn vorderingen (voorwaardelijk) met een verklaring voor recht dat hij de
Overwaarde Effect in ieder geval ter rolle van 17 mei 2006 heeft beëindigd conform artikel 3
van de overeenkomst.
Ten aanzien van de BKR-notering erkent [X] dat Dexia niet zelf en rechtstreeks in staat
is die te wijzigen, doch past zijn vordering overigens niet aan. 
 
15. Bij conclusie van dupliek benadrukt Dexia nogmaals dat [X] wel degelijk de nodige documentatie voor/bij het sluiten van de overeenkomst moet hebben ontvangen, alleen al om dat hij zonderdien wel zeer onverantwoord te werk zou zijn gegaan.
Dexia blijft mitsdien aan [X] een beroep op dwaling ontzeggen, handhaaft haar stelling niet aansprakelijk te zijn voor enige handelwijze/nalaten van SpaarSelect en blijft van mening haar eigen zorgplicht ten opzichte van [X] in acht genomen te hebben, zulks met name gezien de eisen die daaraan in het geval van [X] zijn te stellen.
lii reconventie berekent Dexia de restschuld van [X] (per 9 mei 2006 eindafrekening - productie 21) nader op € 9.354,73 zulks inclusief de achterstallige maandtermijnen tot dan en vermeerdert de eis in reconventie tot dat bedrag vermeerderd met contractuele althans wettelijke rente vanaf 19 mei 2006.
 
De beoordeling
 
16. Dat de Wck niet van toepassing is staat rechtens vast. De hoofdsom van de overeenkomst beliep een bedrag dat de maximale hoogte van het bedrag, wil de Wck van toepassing zijn, te boven ging, namelijk meer dan het op 27 oktober 2000 geldende maximum van f. 50.000,00.
De omstandigheid dat Dexia ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met [X] geen Wck-vergunning had is derhalve voor deze zaak niet van belang.
 
17. De onderdelen V, X en XIV van de vordering die zien op het opdragen aan het BKR om de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken dienen afgewezen te worden. Dexia heeft niet betwist dat er een A-notering op de naam van [X] gesteld is en gesteld dat zij hem in élk geval als zodanig heeft aangemeld. [X] heeft bij repliek echter niet, althans in onvoldoende mate, weersproken de stelling van Dexia dat zij niet bij machte is die notering ongedaan te maken, doch slechts aan BKR kan mededelen dat wat haar betreft die notering niet gehandhaafd behoeft te worden. Dit laatste is niet door [X] gevorderd.
 
18. Met betrekking tot de gedragingen van SpaarSelect en de aansprakelijkheid van SpaarSelect voor de schade van [X] overweegt de rechtbank het volgende;
 
a.  SpaarSelect is een zogenaamde ccliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen.

b.  Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of SpaarSelect zich beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat SpaarSelect verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft, Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan,
 
c.  Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afm.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, 
voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen hij effecteninstellingen die een vergunning hebben van deAFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van-cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren.

d.  Uitgaande van deze uitleg - en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit - was het aan SpaarSelect toegestaan om [X] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategoriën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X] te adviseren.

e.  Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i,e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen.
 
f.  Op grond van de op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van [X] moet worden aangenomen dat SpaarSelect het cold calling verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X], diens financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggings ervaring en aldus ook niet in diens belang gehandeld heeft.

g.  Met betrekking tot het totstandkomen van het contact met SpaarSelect is door [X] immers onweersproken gesteld, dat hij door SpaarSelect ongevraagd telefonisch is benaderd omtrent de kwaliteit van diens pensioenplan en hem vervolgens een Persoonlijk Financieel Plan is gepresenteerd waarmede het vermogen snel kon worden vergroot.
Dat is een ander eerste contact dan op grond van een schriftelijke of elektronische uitnodiging of wel instemming met een afspraak zijdens [X], dan wel een contact naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan [X].
 
h.  Met betrekking tot hetgeen verricht is door SpaarSelect om zich een beeld te vormen van [X], diens financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggings ervaring, is door [X], naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, [X], aan de medewerker van SpaarSelect naar aanleiding van diens vragen verteld heeft dat zijn woonhuis slechts in beperkte mate hypothecair belast was en de medewerker van SpaarSelect hem vervolgens het Persoonlijk Financieel Plan (productie 1
 
________________
1 Het gaat hier om de NR 1999 en derhalve de tekst van vóór de wijziging van september 2001 
 
dagvaarding) heeft geadviseerd met het aangaan van een hypothecaire lening van f 65,000,--, waarvan hij f 52.500,-- voor een eenmalige storting bij Labouchère beeft aangewend waarmee aandelen zouden worden aangetrokken met een gegarandeerd rendement na een looptijd van 60 maanden. Schriftelijke productinformatie, behoudens het Persoonlijk Financieel Plan zegt hij niet gekregen te hebben en naar aanleiding van kritische vragen werd verwezen naar de looptijd van 60 maanden, waarna de overwaarde in de woning zou worden "teruggestopt", dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij een lening heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van de overeenkomst(en) niet heeft kunnen Opmaken, dat over een maandbedrag, leasen, koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde is geweest dat hij alles kon kwijtraken (in het alleruiterste geval f 5.000,-), dat na vijfjaar naast de inleg f 30.000,- beschikbaar zou zijn voor pensioenaanvulling, dat hij nooit een depotrekening heeft geopend en van participaties niets weet.

i.  Deze onder h weergegeven stellingen van [X] zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling en het Aanvraagformulier Depot Aandelenlease moet worden afgeleid, niet allemaal juist maar niettemin kan er de conclusie uit getrokken worden dat [X] niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is.
Onjuist is dat er met over leasen gesproken is want de door [X] ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenmin dat [X] niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening was want er is immers Sprake van rente in de overeenkomst, ook niet dat over een maandbedrag niet gesproken is want dat maandbedrag is in de overeenkomst vermeld en dat hij' nooit een depotrekening zou hebben geopend want er ligt een door hem ondertekend aanvraagformulier voor die rekening en bovendien heeft hij daarover nog een op 27 oktober 2000 gedateerde brief van Labouchère gekregen,
Dat de voorlichting tekortgeschoten is blijkt genoegzaam uit het feit dat SpaarSelect, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf schriftelijke aan [X] verstrekte informatie, die (nagenoeg) uitsluitend rooskleurig is geformuleerd, kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement geschonken is en de omstandigheid dat [X], die geen beleggingservaring had, van de hele opzet kennelijk niets begrepen heeft zoals uit zijn persoonlijke statements die bij de stukken zijn gevoegd blijkt. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies en op de aan een depotconstructie verbonden risico' s is gesteld noch gebleken. In ieder geval blijkt daarvan niets uit de door [X] overgelegde stukken van SpaarSelect (producties 1, 2 en 3 dagvaarding) of het door Dexia overgelegde Aanvraagformulier Depot Aandelenlease (productie 4 CvA).
Ook moeten er, zeker gelet op de beleggings doelstelling van de ten tijde van het afsluiten
van de overeenkomst 57-jarige [X], te weten aanvulling van zijn oudedagsvoorziening,
vraagtekens geplaatst worden bij het vervangen van de misschien niet spectaculaire maar
toch veilige overwaarde in de woning door een als gevolg van koersontwikkelingen onzekere
opbrengst over 20 jaar van beursfondsen en/of derivaten daarvan.
Niet is gebleken dat daarover door SpaarSelect (hardop, in het bijzin van [X]) is nagedacht.

j.  Uit een overgelegde productie, het Aanvraagformulier Depot Aandelenlease van 
11 oktober 2000 dat voorafgegaan is aan de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling van 27 oktober 2000 blijkt dat er toen al een keuze is gemaakt voor de Overwaarde Effect. Op dat formulier, voorzien van het stempel van SpaarSelect en de naam van haar adviseur Te Riet en de handtekening van [X], is namelijk vermeld dat [X] uit de acht daarop genoemde constructies gekozen heeft voor Overwaarde Effect en voor een maandbedrag van f. 1.050,--.
De rechtbank leidt naast hetgeen SpaarSelect in het Persoonlijk Financieel Plan adviseert, ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en Labouchère is overgelegd, af dat SpaarSelect degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen namelijk in welk "Effect" van Labouchère de maandelijkse storting uit het depot diende plaats te vinden en tot welk bedrag.
Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op, immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken.

k.  De conclusie tot zover is dat SpaarSelect in haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. SpaarSelect is daarmee aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van haar onrechtmatig handelen opgekomen schade.
 
19. Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover
die een gevolg is van haar eigen gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel
6:76 BW voor gedragingen van SpaarSelect. Dienaangaande wordt het volgende overwogen:
a.  De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen - en dus ook cliëntenremisiers - een belangrijke instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een clientenremisier gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit. punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert.
b.  Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in artikel 41 KR. 99 dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om zich met betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. SpaarSelect ZOU, indien zij zich aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich met aan die regels gehouden heeft behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid Wte (categorie i).
c.  De vraag is nu of Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als klant, c.q. het contracteren met [X] op basis van wat door SpaarSelect aan haar omtrent [X] en hetgeen de inhoud van de door [X] gewenste Overeenkomst(en) met haar geweest zou zijn is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het acceptatieformulier waarop Dexia zich beroept geeft geen enkele  informatie omtrent [X], diens financiële positie, beleggings ervaring en beleggings doelstelling.
Op het aanvraagfonnulier depot aandelenlease, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling en tevens het eerste schriftelijke contact russen [X] en Dexia zijn keuzes gemaakt voor Overwaarde Effect en een maandelijkse storting van f. 1.050,--. Daaraan kan alleen verboden advisering van SpaarSelect, dat beide formulieren mede ondertekend en van haar adviseursnnmmer voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met [X] op basis van die adviezen moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met artikel 41 NR 99 is de overeenkomst tussen [X] en Dexia nietig, immers ligt aan artikel 41 KR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X] gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade.
d.  Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen - en naar mag worden aangenomen aan SpaarSelect provisie te betalen - gebruik heeft gemaakt van de hulp van SpaarSelect bij het tot stand brengen Van de overeenkomst met [X] en daarmee tevens voor de gedragingen van SpaarSelect aansprakelijk is. De vordering, voor zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia toewijsbaar.
 
20. Met betrekking tot die toewijsbaarheid wordt overwogen dat de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling nietig is en dat de rechtbank op grond daarvan met betrekking tot deze overeenkomst niet aan de primaire vordering van [X] toekomt. Een nietige overeenkomst kan nu eenmaal niet ontbonden worden. De onderdelen I tot en met IV van het petitum van [X] moeten derhalve worden afgewezen.
 
21. Met betrekking tot de subsidiaire vordering ligt het anders.
Gelet op de conclusies dat de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling en de depotovereenkomst nietig zijn is het gevolg daarvan dat de rechts grond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten bevonden. Dat betekent dat de aandelen/participaties voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel niets meer te vorderen heeft van [X] en hetgeen door [X] aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan hem terugmoet betalen. De Onderdelen VI, VII en VIII van de vordering van [X] zijn derhalve in principe toewijsbaar.
 
22. Met betrekking tot onderdeel XI wordt daarbij overwogen dat het, zoals door [X] zelf reeds in ^ijn dagvaarding onder ogen gezien, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet gedaan wordt omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomst niet door hem zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was en hij niet zijn depot was kwijtgeraakt. De rechtbank-vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278, lid 2 BW in reconventie te bepalen dat de helft van de restschuld voor rekening van [X] komt. 
Daarbij volgt de rechtbank het betoog van [X] dat de overeenkomsten na 60 maanden
beëindigd zijn en in de zin van de conclusie van repliek onder (4) de restschuld van [X]
bedraagt €6.258,11.
Toewijsbaar zijn derhalve het door [X] onder de aandelenlease-overeenkomsten
betaalde de helft van de restschuld ad € 6.25 8,11.
Toegewezen wordt derhalve een bedrag van € 27.980,65
(€31.109/71- €3.1-29,05-€27,980,65).
De wettelijke rente is in principe toewijsbaar vanaf de datum waarop [X] de betreffende
betalingen in het kader van (de termijnen van) de aandelenovereenkomsten aan Dexia heeft
gedaan.
Zulks is door [X] niet gevorderd, mitsdien zal de rechtbank aanhouden
15 oktober 2005, de datum van uitgebrachte sommatie zijdens [X] aan Dexia.
 
23. Door [X] wordt tevens gevorderd wat hij als bijkomende schade aanmerkt en waarmee hij blijkens zijn toelichting bedoeld zaken als de kosten die hij heeft moeten maken om de hypotheek af te sluiten waaronder de notariskosten. De rechtbank ziet echter geen rechtsgrond waarop dit onderdeel van de vordering toewijsbaar is.
 
24. Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van [X] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan [X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige beleggingservaring;, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hem duister avontuur gestort en heeft hij daarbij (in elk geval een deel van) zijn oudedagsvoorziening in de waagschaal gesteld.
Toch verbindt de rechtbank daar niet de door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de jegens [X] betarnende zorg dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 22 hierboven overwogen2.
 
25. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de vordering in reconventie afgewezen dient te worden.
 
26. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
 
27. Als de ten principale in het ongelijk gestelde partij dient Dexia de kosten van zowel het geding in conventie als in reconventie te dragen. 
 

RECHTDOENDE
 
in conventie;
 
I.   Verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst Overwaarde Effecten Maandbetaling zonder Herbelegging met nummer [nummer] nietig is. 
  
____________________
2 Commissie van Beroep DSI 27-01-2005 
  
II.  Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van
€ 27,980,65 (zevenentwintigduizendnegenhonderdtaohtig euro en vijfenzestig cent)
vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 15 oktober 2Ó05 tot de dag van betaling.
 
III. Veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 756,93 aan verschotten en € 1.158,00 wegens het salaris van zijn procureur.
 
IV.  Verklaart de onderdelen II en IH van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders gevorderde.
 
In reconventie:
 
V.   Wijst het gevorderde af.
 
VI.  Veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 384,00 wegens salaris van de procureur. 
  
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der Veer en is, in tegenwoordigheid van de griffier, op 4 oktober 2006 in het openbaar uitgesproken.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL