Het gebruik maken van deze uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
Vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer. 63123 ha za
275-04
datum uitspraak vonnis: 7 september 2005
Vonnis van de rechtbank Almelo,
enkelvoudigekamer voor burgerlijke zaken, in de
zaak
van:
[X],
wonende te
Enschede,
Opposante,
verderte noemen: [X]
procureur:mr. E.H.
Hoeksma,
tegen
Dexia Bank Nederland
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in oppositie,
verdere
te noemen: Dexia,
procureur: mr. J. Vestering,
advocaat mr. H. Post te
Helmond.
Het procesverloop
Bij dagvaarding van 4 maart 2004 is [X] in verzet
gekomen tegen het verstekvonnis van
21 januari 2004 dat haar op 9 februari
2004 in persoon is betekend en heeft zij gelijktijdig
daarmede een eis in
reconventie ingesteld.
Te eerstdienende dagen heeft [X] een akte houdende
inbreng producties genomen, nadien
heeft Dexia voor antwoord in oppositie
geconcludeerd.
[X] heeft vervolgens een conclusie genaamd conclusie van
dupliek in oppositie en
conclusie van repliek in reconventie tevens
antwoordakte en wijziging van eis genomen.
Na een conclusie van dupliek in
reconventie zijdens Dexia hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de
motivering van de beslissing
1. De rechtbank is van oordeel dat [X] tijdig en
op de juiste wijze in verzet is gekomen
van het verstekvonnis
van 21 januari 2005.
2. Dexia - als rechtsopvolgster van Bank
Labouchere NV. - baseert haar vordering op een
zogenaamde
aandelenlease overeenkomst genaamd Triple Effect Maandbetaling
onder
contractummer 51...... (productie 1, 2 en 3).
3. Het totaal van de aankoopbedragen van de in
overeenkomst betrokken aandelen bedraagt
€ 23.403,87, het totaal
van de te betalen rente tijdens de looptijd van 36 maanden van
deze overeenkomst bedraagt€ 4.910,16. derhalve de totaal overeengekomen
(lease-)som
€ 28.314,63.
4. Door het verstrijken van de overeengekomen
looptijd is de overeenkomst geëindigd. In
verband hiermee heeft
Dexia aan [X] een eindafrekening verzonden voor het
totaalbedrag
van € 13.562,07, welk bedrag Dexia opeisbaar van [X] te vorderen
heeft
(productie 4).
Verhoogd met de
contractuele rente ad 0,96% per maand vanaf 27 juni 2003 tot en
met
24 september 2003, buitengerechtlijke incassokosten en
b.t.w. daarover bedraagt de
vordering van Dexia een bedrag van €
14.812.49, als bij de oorspronkelijke dagvaarding
gevorderd.
Het verweer middels het
verzet
5. Kort samengevat stelt [X] tot haar
verweer.
a. [X] stelt bij het aangaan van de overeenkomst
mede naar aanleiding van de
handelswijze van de opgetreden
bemiddelaar,die zij als hulpersoon van Dexia wil zien.
heeft
gedwaald waarop zij zich in conventie exceptief beroept en in
recoventie
vernietiging vordert.
b. De overeenkomst is in strijd met de bepalingen
van de Wet Consumentenkrediet en
mitsdien nietig althans
vernietigbaar.
c. Dexia heeft middels misleidende reclame [X]
bewogen tot het aangaan van de
overeenkomst, die op grond
daarvan vernietigd althans ontbonden moet worden.
d. Dexia heeft haar zorgplicht ingevolge de
Nadere Regeling Prudentieel Toezicht
Effectenverkeer 2002
verzaakt.
e. De vorderingen van Dexia moeten leiden tot
vernietiging van het gewezen
verstekvonnis en op grond van
hiervoor samengevatte wil [X] voorzoveel nodig de
vordering van
Dexia verrekenen met haar eigen schadevordering die gelijk is aan
de
vordering van Dexia vermeerderd met de door haar betaalde
maandbedragen en
wettelijke rente.
In (voorwaardelijke)
reconventie:
6. [X] vordert op grond van haar in conventie
geformuleerde verweren tegen de
vordering van Dexia in
reconventie:
a. De overeenkomst genaamd Triple Maandbetaling
te vernietigen althans te
ontbinden.
b. Voor recht te verklaren dat Dexia
aansprakelijk is voor de toerekenbare
tekortkoming in de
nakoming van haar verplichtingen jegens [X] en/of
onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
c. Dexia te veroordelen tot terugbetaling van
alle door [X] betaalde termijnen in
totaal zijnde €
4.910,76.
d. Artikel 4 van de Algemene Voorwaarden te
vernietigen.
e. Dexia in de proceskosten te
veroordelen.
Het verweer in
reconventie
7. Dexia betwist het door [X] in reconventie
gestelde en concludeert tot niet-
ontvankelijkverklaring
althans ontzegging van haar vordering.
De beoordeling in conventie en
reconventie
8. De rechtbank is nader van oordeel dat de
onderhavige aandelenlease-overeenkomst
zodanige kenmerken van
kredietverlening omvat dat bepalingen van de Wet
Consumtenten
Krediet van toepassing zijn, welke wet door de rechtbank
ambtshalve
is toe te passen.
9. Wet op het consumentenkrediet
(WCK)
9.1 In de Wet op het consumentenkrediet (hierna:
WCK) wordt onder krediettransactie
onder meer verstaan iedere overeenkomst en
ieder samenstel van overeenkomsten met de
strekking dat door of vanwege de
kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter
beschikking wordt gesteld en
de kredietnemer aan de kredietgever één of meer betalingen
doet (art. 1
aanhef en sub a onder 1 WCK).
9.2 De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich
onder meer hierdoor dat Dexia [X] een
bedrag ter beschikking heeft gesteld,
waarover [X] periodiek rente diende te betalen en
welk bedrag [X] aan bet
einde van de looptijd diende terug te betalen. Aldus voldoet
deze
ovëreenkomst aan bovengenoemde definitie..
9.3 In dit verband is van belang dat de
wetsgeschiedenis bij art, 1 WCK( ondermeer
vermeldt "Centraal in de wet staat
bet begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante
vormen van
consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke
omschrijving
wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een
krediettransactie kan bestaan.Bij
een meer formeel-juridische benadering
bestaat het gevaar van ontduiking van de wet via
juridiscbe constructies die
de economische werkelijkheid maskeren," (kamerstukken II 1986-
1987, 19 785,
nr. 3, blz. 68). Nu ook aan de overige eisen voor toepasselijkbeid van de
WCK
is voldaan, geldt deze wet.
9.4 Hierbij is in aanmerking genomen dat de
onderhavige overeenkomsten niet voldoet aan
art. 4 lid 1 onder h WCK. In casu
is immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid
door middel van
"belening" van effecten van [X], reeds omdat volgens de voorwaarden
de
onderhavige aandelen niet eerder dan aan het einde van de looptijd door
Dexia in eigendom
aan [X] kunnen worden overgedragen. Ook uit de memorie van
toelichting op de WCK
(kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3. blz. 40/41),
waarin kortsamengevat, wordt
gesteld dat de regering wat betreft
effectenbelening ervoor heeft gekozen deze niet onder de
WCK.te brengen,
omdat de bestendige prakrijk is dat de lening niet groter mag zijn
dan
ongeveer 70% van de waarde van de effecten en de aldus geboden ruime mate
van zekerheid
hier tot gevolg heeft dat het krediet goedkoper is, volgt dat
deze bepaling niet ziet op een
constructie als de onderhavige.
9.5 De hiertegenover staande opvatting, die
blijkt uit de beantwoording van kamervragen
door de Minister van Financiën op
6juli 1998 (aanhangsel handelingen II 1997-1998, nr.
1470, blz. 3015-3016) en
uit de memorie van toelichting op de wet van 20 december 2001,
Stb. 2001,
669, tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op
het
consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake
de
informatieverstrekking aan publiek uit te breiden (kamerstukken II
2000-2001,27869, nr. 3,
blz. 3), dat aandelenleaseconstructies onder art. 4
lid 1 onder h WCK vallen, kan niet tot een
ander oordeel leiden. Deze
interpretatie strookt namelijk niet met de duidelijke
bewoordingen van de wet
en de bedoeling van de (toenmalige) wetgever, zoals die volgt uit
de hiervoor
genoemde passage in de memorie van toelichting op de WCK, en gaat
kennelijk
uit van de onjuiste opvatting dat aandelenleaseconstructies onder
andere bestaan uit het
verstrekken van zekerheid door de kredietnemer op
aandelen van hem.
9.6 Uit het gepubliceerde vonnis d.d. 2 februari
2005 van deze rechtbank inzake Dexia-
Cosar (LJN AS 4746) is de rechtbank
ambtshalve bekend dat de rechtsvoorganger van Dexia
ten tijde van het aangaan
van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als
bedoeld in art.
9 WCK beschikte, edoch deze eerst per 12 april 2003 verkregen
heeft.
9.7 Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 BW mee
dat de overeenkomst nietig wegens strijd
met een dwingende wetsbepaling en
niet vernietigbaar is, aangezien art. 9 WCK niet
uitsluitend ziet op
bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. In de memorie
van
toelichting op de WCK. (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 27)
wordt
hieromtrent immers gesteld: "Aan het onderhavige wetsontwerp ligt, in
aansluiting op het
voorgaande, de visie ten grondslag dat er een kader dient
te zijn, waarbinnen kredietgevers
verantwoord op de markt opereren en
consumenten, geruggesteund door goede markt- en
productinformatie, op
redelijke voorwaarden krediet kunnen opnemen." Voorts vermeldt de
memorie van
antwoord op de WCK (kamerstukken II 1987-1988, 19785, nr. 7, blz. 10)
dat
gekozen is voor een zodanig vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers
zonder
moeilijkheden de markt kunnen betreden.
9.8 Dit vergunningenstelsel is dus blijkens de
wetgeschiedenis kennelijk mede gericht op
bescherming van de toegelaten
aanbieders tegen ondeskundige en/of malafide concurrenten
met als achtergrond
dat een negatief imago van de financiële markten schadelijk is voor een
goed
functionerende economie en daarmee het algemeen belang schaadt. Deze
bredere
doelstelling van de WCK volgt ook uit de parlementaire geschiedenis
van het wetsvoorstel
financiële dienstverlening. Zie hiervoor kamerstukken II
2003-2004, 29 507, nr. 3, par. 2,
waarin onder meer wordt opgemerkt dat de
zorgvuldige behandeling van de consument
tevens bijdraagt aan ordelijke en
transparante marktprocessen en een beter functionerende
economie en dat de
WCK al tot op zekere hoogte bijdraagt aan een effectieve bescherming
van de
consument.
9.9 Hierbij is verder in aanmerking genomen dat
het kredietdeel van de overeenkomst in
onverbrekelijk verband staat met de
rest van de overeenkomst, aangezien door middel van
het ter beschikking
gestelde bedrag de desbetreffende aandelen zijn "geleasd" (art.
3:41
BW).
9.10 De omstandigheid dat Dexia inmiddels een
WCK-vergnnning heeft verkregen betekent
niet dat de overeenkomst althans de
betrokken rechtshandeling alsnog geldig dient te worden
geacht op grond van
artikel 3:58 BW. Uit de toelichting bij dat artikel volgt dat
bekrachtiging
mogelijk is als de vereiste overheidstoestemming aanvankelijk ontbrak,
maar
nadien alsnog is verleend (PG Bk 3 BW, Deventer 1980 p. 247/8 en 245).
echter alleen
indien het individueel bepaalde rechtshandelingen
betreft.
Hier is echter sprake van een (noodzakelijke) vergunning voor het
verrichten van een
onbepaald aantal gelijksoortige.handelingen.
9.11 Daarenboven is het de rechtbank uit
eerdergenoemde procedure Dextia - Cosar
ambtshalve bekend uit de stellingen
van Dexia dat de per 12 april 2003 verkregen
vergunning uitsluitend ziet op
het verstrekken van renteloze leningen als bedoeld in
het Dexia Aanbod, niet
de ten deze aan de orde zijnde aandelenleaseconstructies.
10. Gevolgen
10.1 Als gevolg van de nietigheid van de
overeenkomst is de rechtsgrond die ten grondslag
lag aan de wederzijds
verrichte prestaties, (met terugwerkende kracht) daarvan komen
te
vervallen.Hetgeen ter uitvoering van de overeenkomst is betaald, dient als
onverschuldigd in
beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 lid 1 BW). Het
uitgangspunt hierbij is dat beide
partijen (financieel) hersteld dienen te
worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten
tijde van het sluiten van
de overeenkomst.
10,2 Die overeenkomsr bestaat uit het door Dexia
ter beschikking stellen van een geldsom
tegen rente aan [X] en het door Dexia
verwerven van bepaalde aandelen ter waarde van
die geldsom ten behoeve van
[X], waarbij partijen hebben afgesproken dat koersfluctuaties
voor rekening
van [X] komen.
Dit uitgangspunt brengt in beginsel met zich dat de
aangekocbte aandelen voor rekening van
Dexia blijven en dat Dexia niets te
vorderen heeft van [X] nu de aankoopprijs van de
aandelen gelijk is aan de
ter beschikking gestelde geldsom. Voorts dient Dexia de door
betaalde rente
in beginsel als onverschuldigd aan deze terug te betalen.
10.3 In casu is bet echter naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
(art. 6:2 lid 2 BW) dat de
overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van
Dexia, teniet
wordt gedaan.Immers wat ook zij van alle door [X] gestelde
persoonlijke
omstandigheden, aannemelijk blijft dat de nietigheid van de
overeenkomst in rechte niet aan
de orde zou zijn gekomen, indien de waarde
van de aandelen ten tijde van het expireren van
de overeenkomst groter zou
zijn geweest dan de ter beschikking gestelde geldsom.
Gelet hierop, in het
licht van art. 6:278 lid 2 BW. zal iedere partij de helft van het saldo
dat
bestaat uit de restschuld ad € 13.562.07, voor [X] verminderd met de door
haar betaalde
rentetermijnen (ad € 4.910,76), dienen te dragen..
10.4 In conventie wordt derhalve het
verstekvonnis vernietigd voorzover het verder strekt
dan het restant van dat
bedrag dat na aftrek van door [X] aan betaalde Dexia rente te haren
laste
overblijft, zijnde een bedrag van
€ 13.562.07: 2=€ 6.781,04-€4.910,76=€
1.870,28, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
27 juni 2003.
Aan de
reconventionele vordering wordt dan niet meer toegekomen.
10.5 De overige gevoerde verweren behoeven met
het oog op de nietigheid van de
overeenkomst geen bespreking.
11. Nu beide partijen in conventie deels in het
ongelijk zijn gesteld en gedeeltelijke
vernietiging van het verstekvonnis zal
plaats vinden en aan de reconventie niet wordt
toegekomen, zal de rechtbank
de proceskosten tussen partijen compenseren.
De beslissing
De rechtbank:
In conventie;
I. Vernietigt het door
deze rechtbank op 21 januari 2004 onder rolnummer 04-4 gewezen
verstekvonnis
voorzover de veroordeling van [X] verder gaat dan betaling door [X] aan
Dexia
van een bedrag van € 1.810.28 (éénduizendachthonderdzeventig EURO
28/100)
vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 juni 2003 tot aan de dag
der voldoening en
ontheft [X] van die verdere veroordeling, waaronder
begrepen ook de
proceskostenveroordeling.
II. Wijst af het meer of anders door [X]
gevorderde.
In reconventie;
III. Wijst af het door [X]
gevorderde,
In conventie en reconventie:
IV.
Compenseert de proceskosten, des dat iedere partij de hare drage.
V. Verklaart dit vonnis, zowel in conventie
als in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van
der Veer en op woensdag 7 september
2005 uitgesproken in het openbaar in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL