Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 78491 haza
06-559
datum vonnis: 7 november 2007 (mij)
Vonnis van de rechtbank Almelo,
enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van;
1. [X]
en
2. [Y],
echtelieden,
beiden
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in
reconventie,
verder te noemen: [X] (enkelvoud),
procureur: mr. E.H.
Hoeksma,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA Bank
Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur: mr. J. Vestering,
advocaat: mr. H. Post
te Helmond.
Het procesverloop
In conventie en in reconventie:
1. [X] heeft gevorderd conform
de inleidende dagvaarding. Dexia heeft vervolgens een akte uitlating schorsing
en [X] een akte hervatting procedure in het geding gebracht. Nadien heeft Dexia
een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genomen. [X]
heeft vervolgens een conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van
antwoord in reconventie tevens houdende akte vermeerdering en subsidiair
vermindering van eis genomen en Dexia een conclusie van dupliek in conventie
tevens houdende conclusie van repliek in reconventie. Na een conclusie van
dupliek in reconventie zijdens [X] hebben partijen vonnis verzocht.
Waarvan
kan worden uitgegaan
In conventie en in reconventie:
2. [X] heeft eind 1999/begin
2000 bij de naamloze vennootschap Labouchere N.V. (toen handelend onder de naam
"Legio Lease"; rechtsvoorganger van Dexia), twee "Bank Labouchere-producten"
afgenomen. Het betreft hier steeds aandelenleaseproducten,
en wel de
volgende:
- een op 14 september 1999 voor
de duur van 36 maanden afgesloten overeenkomst Wïnstverdriedubbelaar
met het nummer 74381359 (zie bijlage 1 bij de conclusie van eis). De totaal
overeengekomen leasesom bedraagt € 20.010,07, De overeengekomen 36
rentetermijnen zijn vooruitbetaald door betaling van € 3.178,54. Ook is conform
afspraak nog € 45,38 betaald in de 35e maand. Deze overeenkomst voorzag er in
dat Dexia door een eerste, tweede en derde aankoop uiteindelijk voor een
aankooptotaalbedrag van € 16,831,53 (NLG 37.091,81) aan [X] aandelen ABN AMRO,
Ahold en ING heeft geleased. De overeenkomst is zo samengesteld dat aan het
einde van de looptijd van 36 maanden een restant hoofdsom overblijft van €
16.786,15, welke hoofdsom wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de
waarden. Na ommekomst van de overeengekomen looptijd (per september 2002) bleek
aldus een restschuld van [X] aan Dexia te bestaan van € 6.231,69, welk bedrag
door [X] is voldaan aan Dexia.
- een op 5 april 2000 voor een periode van
120 maanden afgesloten overeenkomst Korting Kado met het nummer
59185758, De totaal overeengekomen leasesom bedraagt € 10.257,80. Deze
overeenkomst voorzag er in dat Dexia voor een aankoopsom van € 4.579,40 (NLG
10.091,67) aan [X] aandelen Ahold, ING, Kon Olie en Unilever heeft geleased. De
overeenkomst is zo samengesteld dat aan het einde van de looptijd van 120
maanden een restant hoofdsom overblijft van € 4.534,02 welke hoofdsom wordt
verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden. [X] heeft op dit product 73
termijnen van € 47,32 voldaan, in totaal € 3.454,36, Het betreft hier steeds
betalingen met uitsluitend een rentecomponent. Op verzoek van [X] is deze
overeenkomst tussentijds beëindigd, waarop een eindafrekening is gevolgd: de
restschuld op de Korting Kado bedraagt per 12 april 2006 € 839,40. Op basis van
deze overeenkomst is € 560,43 aan dividend uitgekeerd,
3. De eerste - op 14 september
1999 gesloten - overeenkomst is tot stand gekomen doordat [X] op 10 september
1999 zelf rechtstreeks telefonisch contact heeft opgenomen met (de
rechtsvoorganger van) Dexia. Dit naar aanleiding van een advertentie in de
Telegraaf, [X] is toen op zijn verzoek toegezonden een overeenkomst (in
tweevoud), de fiscale opmie (zie bijlage 3 bij de conclusie van antwoord in
conventie) en een rekenvoorbeeld.
4. Het tweede contract van 5
april 2000 is tot stand gekomen nadat [X] zelf, op
3 april 2000, rechtstreeks
telefonisch contact had opgenomen met (de rechtsvoorganger van) Dexia, Dit was
naar aanleiding van een mailing van Dexia, die onder meer bestond uit een
brochure over het product Korting Kado (bijlage 6 bij de conclusie van antwoord
in conventie). [X] bleek geïnteresseerd in dit product. Reden waarom [X] zijn
toegezonden een overeenkomst (in tweevoud), de fiscale opinie (zie bijlage 3 bij
de conclusie van antwoord in conventie) en weer een rekenvoorbeeld.
5. Bij brief van 13 april 2006
heeft [X] van beide overeenkomsten de nietigheid ingeroepen c.q. deze
buitengerechtelijk ontbonden dan wel vernietigd, zich ter zake baserende op een
niet in acht genomen zorgplicht althans op strijd met de bepalingen van de WCK
respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 van die
wet.
6. Eerder, te weten bij brief
van 13 maart 2003, had eiseres sub 2 zich gemeld bij Dexia stellende dat zij in
begin 2003 er achterkwam dat haar echtgenoot die Korting Kado had getekend, dat
zij ervoer bevoegd te zijn die overeenkomst te vernietigen en dat resultaat
middels die brief wenste te bereiken.
7. [X] heeft een verklaring
afgelegd zoals is bedoeld in artikel 7:908 BW en heeft daarmee te kennen gegeven
dat hij niet aan de Duisenberg-regeling gebonden wil zijn.
De standpunten van
partijen
In conventie:
8. [X] vordert, de wijziging
van eis bij repliek inbegrepen:
I. Te verklaren voor recht dat
de overeenkomsten
a. buitengerechtelijk ontbonden zijn
althans die te ontbinden, of;
b. buitengerechtelijk
vernietigd zijn althans die nietig zijn althans die te vernietigen,
of
c. Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en
deswege schadeplichtig is.
II. Dexia deswege te veroordelen aan
[X] te voldoen tegen bewijs van kwijting; € 6.294,38 op de overeenkomst
Winstverdriedubbelaar en € 2.393,24 op de overeenkomst Korting
Kado, derhalve in totaal € 8.687,62;
III. Voornoemde bedragen
vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van totstandkoming der
overeenkomsten althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (1 mei 2006) tot aan
de dag der betaling;
IV. Te verklaren voor recht dat de
restschuld(en) zijn vervallen verklaard;
V. Dexia te
veroordelen in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad
verklaren.
9. Het verweer van Dexia luidt
kort samengevat en voor zover nog van belang als volgt:
- Anders dan [X] stelt, is hij niet rechtstreeks
benaderd door Dexia, maar heeft [X] steeds zelf gereageerd (op een advertentie
in de Telegraaf en later op een mailing) en heeft hij steeds na ontvangen
documentatie in alle rust kunnen beslissen of hij een overeenkomst met Dexia
wilde aangaan;
- Dexia bestrijdt de stelling dat hier een
huurkoop-overeenkomst aan de orde is die eiseres sub 1 het recht zou geven
wegens haar ontbrekende toestemming tot het aangaan ervan vernietiging in te
roepen;
- Evenmin acht Dexia de WCK van toepassing op
aandelenleaseovereenkomsten in het algemeen en de onderhavige. Aan haar
zorgplicht in algemene zin acht Dexia te hebben voldaan onder meer middels de
aan [X] toegezonden documentatie, waaruit het nodige bleek respectievelijk de
controle bij het BKR te Tiel omtrent diens (krediet-)positie en acht overigens
-voor zover van belang- de NR 99 ter zake niet van toepassing;
- Dexia ontkent ook overigens enige (vorm van)
onrechtmatige daad jegens [X] te hebben gepleegd en voor zover daarover anders
zou moeten worden gedacht, naast eerdergenoemd dividend ook de andere voordelen
voor [X] uit de overeenkomst verdisconteerd moeten worden. Betreffende de
gestelde schade wijst Dexia erop dat [X] niet door hem genoten fiscale of andere
voordelen verdisconteert in zijn vordering zomede het causaal verband tussen de
gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt.
Wettelijke rente kan Dexia eerst verschuldigd
zijn ingaande de datum dat van verzuim harerzijds kan worden
gesproken.
In reconventie:
10. In reconventie vordert Dexia het
na het aflopen van de verlening van de overeenkomst nog openstaande bedrag
van € 2.122,23 met daarover de contractuele rente ad 1,03% althans de
wettelijke rente. Dit met veroordeling van [X] in de kosten van dit
geding. Een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
11. Dexia stelt daartoe dat [X]
voormeld totaalbedrag verschuldigd is geworden op basis van de eindafrekening
van 20 april 2006 (bijlage 8 bij de conclusie van eis in
reconventie).
12. [X] heeft geconcludeerd tot
afwijzing van het in reconventie gevorderde onder aanvoering van hetgeen van de
zijde van [X] in conventie is aangevoerd. Het bedrag van de restschuld lost zich
op in de door de rechtbank toe te passen formule. De vervallenverklaring van de
restschuld is onderdeel van wat in conventie wordt gevorderd.
De beoordeling
In conventie
13. De rechtbank ziet geen aanleiding
de bij conclusie van repliek vermeerderde/gewijzigde eis buiten beschouwing te
laten, een vermeerdering van eis -ook wat betreft een grondslag- is in ieder
geval in dit stadium van de procedure toegelaten en de rechtbank acht Dexia ook
niet door deze wijze van procederen benadeeld, alleen al omdat ook na die
vermeerdering de processuele houding van Dexia dezelfde is
gebleven.
artikel 1;88 e.v. BW
14. In een eerdere volstrekt
vergelijkbare zaak (rechtbank Almelo 26 november 2003 LJN: AN 9138) heeft deze
rechtbank al uitgemaakt dat aandelenleaseovereenkomsten als de onderhavige niet
als huurkoop in de zin van deze bepalingen zijn te kwalificeren en derhalve het
toestemmingsvereiste van eiseres sub 2 niet geldt.
Wet Consumenten Krediet (WCK)
15. De rechtbank handhaaft haar m
eerdere uitspraken ingenomen standpunt dat de WCK op aandelenleaseovereenkomsten
als deze van toepassing is. De rechtbank constateert echter dat de WCK ten
aanzien van deze beide aandelenleaseovereenkomsten toepassing mist. Beide
overeenkomsten zijn in een relatief beperkte periode op gelijksoortige wijze en
tussen dezelfde partijen aangegaan en zijn naar het oordeel van de rechtbank om
die reden als een samenstel te beschouwen. Het totaal van de overeengekomen
leasesommen bedraagt € 30.267,87 (te weten € 20.010,07 + € 10.257,80). Dit
totaalbedrag overstijgt het tot 1 februari 2001 geldende beschermingsplafond
van die wet van € 22.652,-. Het verweer van Dexia dat [X] geen bescherming aan
de WCK kan ontlenen, slaagt derhalve.
Zorgplicht/onrechtmatige
daad/Dexia
16. Daarmee komt de rechtbank toe aan
de aansprakelijkheid van Dexia.
17. Zoals hierboven reeds is
vastgesteld, is het steeds [X] zelf geweest die het initiatief heeft genomen om
telefonisch rechtstreeks bij (de rechtsvoorganger van) Dexia informatie over
deze aandelenleaseproducten op te vragen, waarop steeds de eveneens hierboven
aangeduide schriftelijke informatie aan [X] is gezonden. Vervolgens is het
-kennelijk — steeds alleen [X] geweest die de eveneens meegezonden
conceptovereenkomsten heeft ingevuld/ondertekend en aan (de rechtsvoorganger
van) Dexia heeft teruggezonden. Gesteld noch gebleken is dat van de zijde van
Dexia anderszins moeite is gedaan om [X] te bewegen tot het aangaan van deze
twee aandelenleaseovereenkomsten. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat
[X] in (redelijke) rust en niet onder dnïk van enige op provisie beluste
tussenpersoon zelf tot het aangaan van de beide overeenkomsten
gekomen.
18. De rechtbank is voorts van
oordeel dat het aan [X] steeds ter informatie toegezonden schriftelijk materiaal
als geheel (inclusief deze overeenkomsten), niet als ondeugdelijk en misleidend
kan worden betiteld. Daarin wordt onder meer voldoende duidelijk gemaakt dat
steeds rente moet worden betaald en dat een hoofdsom resteert die moet worden
afgelost uit de opbrengst van de te verkopen aandelen. Overigens is door [X] ook
niet gesteld dat het door hem ontvangen informatiemateriaal op zich ondeugdelijk
is. Immers beperkt [X] zijn kritiek op die documentatie (in de conclusie van
repliek in conventie onder "kern van de zaak") tot het punt dat hij onvoldoende
is gewezen op de risico's die samenhangen met beleggen in aandelen; namelijk dat
bij een waardedaling van de aandelen de restschuld niet geheel wordt voldaan en
er dus bijbetaald moet worden.
19. De rechtbank is van oordeel dat
deze kritiek onvoldoende hout snijdt. In de documentatie wordt voldoende
duidelijk gewezen op de mogelijkheid van een minder goede afloop. Zo wordt in de
meegezonden "Fiscale opinie" uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van niet
aftrekbare koersverliezen bij verkoop van de aandelenportefeuille. Ook wordt in
andere documentatie er op gewezen dat beleggïngsresultaten uit het verleden geen
garantie zijn voor de toekomst en dat de mogelijkheid bestaat dat de aandelen
aan het einde van overeengekomen periode minder opbrengen dan de aankoopprijs,
met als niet mis te verstane consequentie: "dan zou u het verschil moeten
bijbetalen.".
20. De rechtbank oordeelt dan ook
geen aanleiding aanwezig tot enig verder onderzoek naar de door [X] desondanks
gestelde onrechtmatige daad vanwege het niet in acht nemen van enige zorgplicht
of het honoreren van enig bewijsaanbod van [X] omtrent feitelijkheden in dat
kader.
21. De (conventionele) vordering van
[X] zal worden afgewezen en hij zal als in het ongelijk gestelde partij in de
proceskosten worden veroordeeld.
22. De overige geschilpunten van
partij enbehoeven geen beoordeling meer.
In reconventie;
23. Tegen het door Dexia in
reconventie gevorderde heeft [X] behalve een verrekeningsverweer met het door
hem in conventie gevorderde, geen verweer gevoerd zodat deze vordering voor
toewijzing gereed ligt.
24. De rechtbank acht wettelijke
rente over dit bedrag toewijsbaar, waartoe de rechtbank anders dan Dexia wel een
ingebrekestelling noodzakelijk acht. Bij gebreke daaraan zal de dag van het
instellen van de (reconventionele) vordering worden aangehouden. [X] zal in
reconventie eveneens in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank:
In conventie:
I. Wijst af de vorderingen van
[X] tegen Dexia.
II. Veroordeelt [X] in de kosten van
deze procedure aan de zijde van Dexia gevallen en tot op deze uitspraak begroot
op € 296,- aan verschotten en € 904,— aan salaris voor de
procureur.
III. Verklaart dit vonnis ten aanzien van
de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie:
IV. Veroordeelt [X] om aan Dexia te
betalen een bedrag van € 2.122,23 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11
april 2007 tot aan de dag der voldoening.
V. Veroordeelt [X] in de kosten
van deze procedure aan de zijde van Dexia gevallen en tot deze uitspraak begroot
op nihil aan verschotten en € 904,-- aan salaris voor de procureur.
VI. Verklaart dit vonnis tot zover
uitvoerbaar bij voorraad.
VII. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door
mr. M.I.J. Koopmans en op 7 november 2007 in het openbaar uitgesproken in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL