Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector
Civiel
zaaknummer: 83148 ha za 07-44
datum vonnis: 17 oktober 2007
(vdv)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige
kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[X] en [Y].,
wonende
te [woonplaats],
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
verder
te noemen: [X],
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
tegen
de naamloze
vennootschap
DEXIA Bank Nederland
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in
conventie,
eiscres in reconventie,
procureur: mr. J. Sleeswijk
Visser,
advocaat: mr. H. Post te Helmond.
Het procesverloop
1. [X] heeft gevorderd
conform de inleidende dagvaarding. Dexia heeft vervolgens een conclusie van
antwoord in conventie tevens eis in reconventie genomen. [X] heeft vervolgens
een conclusie van repliek tevens conclusie van antwoord in reconventie en akte
vermeerdering van eis en akte vermeerdering van eis en Dexia een conclusie van
dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie tevens
houdende antwoordakce vermeerdering van eis in conventie genomen. [X] heeft
geconcludeerd van dupliek in reconventie en nadien hebben partijen vonnis
verzocht,
De beoordeling van het geschil en de
motivering van de beslissing
In conventie
De vordering (kort samengevat)
2. Nadat [X] in begin 2001 een
aantal keer was benaderd door Spaar Select, een cliëntenremisier van Bank
Labouchere (rechtsvoorgangster van Dexia), heeft [X] bewilligd in een afspraak
met een. medewerker Wolterink van SpaarSelect. Deze heeft aan [X] een
Persoonlijk Financieel Plan d.d. 17 januari 2001 uitgebracht (productie 1
dagvaarding).
Dit resulteerde in het op 9 februari 2001 door [X] afsluiten
van een Overwaarde Effect met Vooruitbetaling onder nummer 22600179 (dagvaarding
productie 2).
3. Het aankoopbedrag van de
(achterliggende) aandelen bedroeg € 58.302,72, de totaal te
betalen rente
tijdens de looptijd van de overeenkomsten € 64.289,88, zodat het totaal van de
overeengekomen leasesom bedroeg € 122.592,60.
Op het Overwaarde Effect diende
[X] gedurende de looptijd maandelijks een bedrag van € 681,07 bij
vooruitbetaling te voldoen; de eerste 60 termijnen (minus 20% korting) voldeed
[X] in één keer middels betaling van € 32.691,60 afkomstig uit een daartoe
afgesloten hypothecaire lening bij de Rabobank.
4, Verdere voorwaarden (voorzover van
belang):
2. Deze leaseovereenkomst wordt
aangegaan voor een ononderbroken periode van 180 maanden, ïe rekenen vanaf de
aankoopdag van de waarden.
3, Lessee kan deze leaseovereenkomst na
60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten
beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat
moment.
6. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft
betaald wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de daarbij behorende
Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee
automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden
geworden.
.......
5. Bij brief van 18 november 2002 heeft
[Y], echtgenote van [X], de nietigheid van deze leaseovereenkomst ingeroepen
vanwege in de zin van artikel 1:88 e.v. BW ontbrekende toestemming.
Bij brief
van 28 september 2006 (productie 18 dagvaarding) heeft [X] Dexia (wederom)
aansprakelijk gesteld, de Overwaarde Effect overeenkomst buitengerechtelijk
ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van zijn ingelegde
gelden, zulks -subsidiair- met inachtname van een
billijkbeidscorrectie.
6. Het voorgaande baseert [X] onder
meer Op de schending door Dexia van de te zijnen aanzien in acht te nemen
zorgplicht bij het aangaan van die overeenkomsten respectievelijk het
onrechtmatig optreden van (de medewerker van) Spaar Select als
clientenremisier.
7. [X]
vordert:
I, Voor recht te verklaren dat de Overwaarde
Effect ontbonden althans vernietigd is
althans deze te ontbinden c.q. te
vernietigen.
II Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van
kwijting een bedrag ad € 30.466,64,
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met
wettelijke rente vanaf de dagen dat de onderscheiden betalingen zijn verricht
althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (18 november 2002) tot aan de dag
der betaling althans vanaf datum dagvaarding.
IV. Verklaring voor recht
dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en deswege schadeplichtig
is.
V. Dexia te veroordelen in de proceskosten.
VI. Het vonnis
uitvoerbaar bij voorraad fe verklaren.
8. Bij repliek stelt [X] dat de
restschuld niet € 5.812,05 edoch € 1.908,56 bedraagt, waar Dexia had moeten
begrijpen dat de overeenkomst door [X] niet langer dan de eerste 60 maanden zou
worden uitgediend en vermeerdert dienovereenkomstig zijn vordering.
Het verweer van Dexia (kort
samengevat)
9. Dexia stelt dat de
aandelenteaseovereenkomst Overwaarde Effect is afgesloten via de
assurantietussenpersoon Spaar Select B.V. die [X] terzake heeft geïnformeerd en
geadviseerd (aan de hand van het Persoonlijk Financieel Plan d.d. 17 januari
2001).
Na getoonde interesse van [X] heeft Spaar Select hem een
aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft die door [X] ondertekend retour
ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomst aan Spaar Select verstuurd.
Dexia stelt aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] te hebben
voldaan.
10. Voor deze overeenkomst wordt voorzien
in aflossing van de aankoopsom en diende [X] uit hoofde van deze overeenkomsten
gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing
over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te
voldoen.
Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken
van de looptijd van deze overeenkomst geen zogenaamde restschuld kan ontstaan,
ook niet in geval van te zeer gedaalde aandelenkoersen. Slechts in het geval
deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat
de mogelijkheid dat [X] nog een bedrag verschuldigd is; bij verkoop van de aan
de overeenkomst ten grondslag liggende aandelen op 3 oktober 2006 is een
negatief resultaat van € 5.812,05 ontstaan, welk bedrag Dexia in reconventie
vordert.
Voorts heeft [X] uit hoofde van de overeenkomst een bedrag van €
6.603,27 aan dividend uitgekeerd gekregen, dat hij nalaat in zijn vordering te
betrekken.
11. Dexia doet voor alles een beroep op het
niet jnachtnemen door [X] in de dagvaarding van de substantiëringsplicht ex
artikel 111 lid 3 Rv,
Eveneens bestrijdt Dexia het door Germillan gedane
beroep op artikel 1:88 BW waar deze aandelenleaseovereenkomst niet als huurkoop
te kwalificeren is.
12. Ten aanzien van het optreden van Spaar
Select als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van
de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling "Wet Toezicht
effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Spaar Select niet enkel
[X] als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden
met advisering en /of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia
dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst
zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het
handelen van de tussenpersoon.
13. Naar aanleiding van de door [X]
gestelde grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia dat alleen al de tekst van
de overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvomi gaat maar
over een geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent
zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze
overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar
diens financiële positie middels de BKR-regtstratie heeft
plaatsgevonden.
14. Betreffende de schade wijst Dexia erop
dat [X] niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn
vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het
onrechtmatig handelen ontbreekt.
In reconventie
15. Dexia vordert veroordeling van [X] tot
betaling van de restschuld groot € 5.812,05 vermeerderd met de contractuele
althans de wettelijke rente.
Dexia verzet zich tegen de stelling van [X] dat
zij had moeten begrijpen dat [X] na 5 jaar de overeenkomst had willen beëindigen
en handhaaft bet restschuldbedrag.
De beoordeling
In conventie
16. De overeenkomst Overwaarde Effect staat
tussen partijen vast evenals het feit dat [X] daarop € 33.372,67 heeft voldaan,
een bedrag van € 6603,27 aan dividend heeft ontvangen en die overeenkomst
inmiddels (tussentijds) is beëindigd.
Die beëindiging is voortgekomen uit de
brief van 28 september 2006, zodat de restschuld door Dexia juist berekend is op
€ 5.812,05.
17. De rechtbank verwerpt het beroep van
[Y] op artikel 1:88 BW als reeds eerder in een vergelijkbaar geval in de vorm
van beroep op huurkoop beoordeeld en verworpen in het haar vonnis van 26
november 2003 (LJN: AN 913S).
Zorgplicht/onrechtmatige daad/Spaar Select
18.
Ten aanzien van de overeenkomst is deze gestelde onrechtmatige daad als
grondslag voor
de vordering van [X] te bezien:
a. Spaar Select is een
zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een
effectenbcmiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van
artikel 12 van het Vrij stellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld
van de vergunnïngplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar
activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel
genoemde instellingen.
b. Dat Dexia een
instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staac niet
ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Spaar Select zich
beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat Spaar Select
verdere, voor een clie'ntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad
heeft. Daarvoor is liet nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt
verstaan.
c. Een wettelijke
definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop
gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afm.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit
Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen:
Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die
een vergunning hebben van de AFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen
vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten
onder zich houden. Daarnaasi mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere
cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een
aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel,
obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig
advïseren.
d. Uitgaande van deze
uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van
deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit- was het aan
Spaar Select
toegestaan om [X] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken
van beleggingscategorieën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om
[X] te adviseren,
e. Een andere
voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke
gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24
daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat
zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het
belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het
belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en
beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog
op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden
verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten
en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het
zogenaamde "cold calling" i.e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn
telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkenen
daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het
contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te
verschaffen.
f. Op grond van de
op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van [X] moet worden
aangenomen dat Spaar Select het cold calling verbod heeft overtreden en zich
niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de
beleggingsdoelstellingen van [X], diens financiële positie,
beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en aldus ook niet in diens
belang gehandeld heeft.
g. Met betrekking
tot het tot stand komen van het contact met Spaar Select is door [X] immers
onweersproken gesteld, dat hij door Spaar Select ongevraagd telefonisch is
benaderd en hem vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en
geadviseerd waarmede het vermogen snel kon worden vergroot.
Dat is een ander
eerste contact dan op grond van een schriftelijke of elektronische: uitnodiging,
dan wel een contact naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of
elektronische informatie aan [X].
h. Met betrekking tot hetgeen
verricht is door Spaar Select om zich een beeld te vormen van [X], diens
financiële positie, beleggings do eiste Hingen en beleggings ervaring, is door
[X], naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld
dat hij, [X], aan de medewerker van Spaar Select naar aanleiding van diens
vragen verteld heeft dat hij meer wilde sparen om eerder te stoppen met werken.
Schriftelijke productinformatie van Spaar Select, zegt hij -behoudens het
Persoonlijk Financieel Plan-niet gekregen te hebben en naar aanleiding van
vragen voor het tekenen van de overeenkomst werd verwezen naar de looptijd van
60 maanden, dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij een lening heeft
aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van de
overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat over een maandbedrag, leasen,
koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde
is geweest dat hij alles kon kwijtraken.
i. Deze onder h
weergegeven stellingen van [X] zijn weliswaar, naar uit de overgelegde
producties en dan met name Het Persoonlijk financieel Plan en het
aanvraagformulier aandelenlease van 22 januari 2001 (productie 4 CvA) en de
overeenkomst
1Het gaat hier om de
NR 1999 en derhalve de teksi van vóór de wijziging van september
2001
Overwaarde Effect moet worden afgeleid, niet
allemaal juist maar niettemin kan er de conclusie uit getrokken worden dat [X],
ook na aanvankelijke aarzeling, niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden
alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is.
Onjuist is immers dat er
niet over leasen gesproken is want de door [X] Ondertekende overeenkomst is een
lease-overeenkomst, evenals dat [X] niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken
dat er sprake van een leniüg was, want er is immers sprake van rente in de
overeenkomst, dat over een maandbedrag niet gesproken is; want dat maandbedrag
is naast de looptijd in de overeenkomst vermeld-Dat de voorlichting
tekortgeschoten is blijkt genoegzaam uit het feit dat Spaar Select, naar
onweersproken gesteld is, in de vooraf aan [X] verstrekte informatie er
kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement geschonken is en de
omstandigheid dat [X], die geen/ onvoldoende beleggingservaring had, van de hele
opzet kennelijk niets begrepen heeft zoals uit zijn persoonlijke statements die
bij de stukken zijn gevoegd blijkt. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de
overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies is gesteld noch
gebleken. In ieder geval blijkt daarvan niets uit het door Dexia overgelegde
aanvraagformulier Aandelenlease,
j. Uit een
overgelegde productie, het aanvraagformulier Aandelenlease van 22 januari 2001
van Spaar Select dat voorafgegaan is aan de overeenkomst Overwaarde Effect van 9
februari 2001 blijkt dat er toen al een keuze is gemaakt voor deze
beleggingsconstructie. Op dat formulier afkomstig van Spaar Select met de naam
van haar adviseur Wolterïnk, diens adviseursnummer 594 en de handtekening van
[X], is namelijk vermeld dat [X] uit de acht daarop genoemde constructies
gekozen heeft voor Overwaarde Effect met onder meer een vooruitbetaling van
f 72.000,--.
De rechtbank leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen
daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en Labouchère is overgelegd, af
dat Spaar Select degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen en
tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling
op, immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren
aan te merken.
k. De conclusie tot zover is
dat Spaar Select in haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld
heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de
Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte maar zich ook niet
gedragen beeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel
7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam
vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook
weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. Spaar Select is daarmee
aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van haar onrechtmatig handelen
opgekomen schade.
19. Daarmee komt de rechtbank toe aan de
aansprakelijkheid van Dexïa, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen
gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW voor gedragingen
van Spaar Select.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen;
a. De rechtbank stelt
voorop dat tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke
instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te
(kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een
cliëntenremisier
gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval
kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook
middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met
betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en
opdrachten accepteert,
b. Een en ander blijkt
ook uit het bepaalde in artikel 41 NR 99 dat de effecteninstdling onder andere
gebiedt om zich met betrekking tot de onder ï, ii en iii van dat artikel
genoemde effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het
verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. Spaar Select zou,
indien zij zich aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot
één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels
gehouden heeft, behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als
een effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in
artikel 7, eerste lid Wte (categorie i).
c. De vraag is nu of
Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als
klant, e.q. het contracteren met [X] op basis van wat door Spaar Select aan haar
omtrent [X] en hetgeen de inhoud van de door [X] gewenste overeenkomst(en) met
haar geweest zou zijn, is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank
ontkennend.
Het aanvraagformulier d.d. 22 januari 2001, waarop Dexia zich
beroept, geeft geen informatie omtrent de financiële positie van [X], noch
omtrent diens beleggingservaring of beleggingsdoelstelling.
Op dit van Spaar
Select afkomstige aanvraagformulier Aandelenlease, in de tijd voorafgaand aan de
overeenkomst Overwaarde Effect is keuze gemaakt voor vooruitbetaling vóór 5 jaar
en dienvolgens bijbehorende kredietsom. Daaraan kan alleen verboden advisering
door de medewerker van Spaar Select, die dat formulier heeft ingevuld en van
zijn naam en adviseursnummer (594) voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben.
Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met [X] op
basis van die adviezen moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te
handelen in strijd met artikel 41 NR. 99 is de overeenkomst tussen [X] en Dexia
nietig, immers ligt aan artikel 41 NR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan
artikel 7 Wtc, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de
positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X]
gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van
het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade.
d. Los van bovenstaande
kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen -en naar mag
worden aangenomen aan Spaar Select provisie te betalen- gebruik heeft gemaakt
van de hulp van Spaar Select bij het tot stand brengen van de overeenkomst met
[X] en daarmee tevens voor de gedragingen van Spaar Select aansprakelijk is. De
vordering, voor zover toewijsbaar, is dienvolgens ook tegen Dexia
toewijsbaar.
20. Gelet op de conclusies dat de
overeenkomst Overwaarde Effect op deze gronden nietig is is het gevolg daarvan
dat de rechtsgrond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte
prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen
dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde
van het sluiten van de overeenkomst bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor
rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van
[X] en hetgeen door [X] aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan
hem terug moet betalen. Het onderdeel I van de vordering van [X] is derhalve
in zoverre in principe toewijsbaar.
21. Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij
overwogen dat het zoals door [X] zelf reeds in zijn dagvaarding onder ogen
gezien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de
overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt
gedaan omdat aannemelijk is dat de nietigheid van die overeenkomst niet door hem
zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank
vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278 lid 2 BW
te bepalen dat de helft van het door [X] aan Dexia betaalde verminderd met
de restschuld, zulks onder aftrek van door hem ontvangen dividend, door Dexia
aan [X] moet worden terugbetaald. De rechtbank relateert dit speciaal aan deze
(vorm van) overeenkomst die niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar
(alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst
heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding de door [X] voorgestelde
verdeelsleutel toe te passen.
Toegewezen wordt derhalve:
(€ 33.372,67 - €
5.812?05) :2 = € 13,780,31 - € 6.603,27 = € 7.177,04.
22. Door Dexia is nog een beroep op
eigen schuld van [X] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia
dat de schade mede aan [X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder
enige beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en
zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een
voor hem duister avontuur gestort.
23. Toch verbindt de rechtbank daar niet de
door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in
haar de jegens [X] betamende zorg dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de
schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid
BW ovtr de partyen te verdelen als onder 25 hierboven overwogen2.
24. Hetgeen partijen verder verdeeld
houdt, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
25. Als ieder gedeeltelijk in het
ongelijk gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding te
dragen.
In reconventie
26. Gezien hetgeen hiervoor in
conventie is overwogen en toegewezen, wordt de reconventionele vordering van
Dexia afgewezen en Dexia als in het ongelijk gesteld in de proceskosten
veroordeeld.
RECHTDOENDE
In conventie:
I. Verklaart voor recht dat de tussen partijen
d.d. 9 februari 2001 gesloten overeenkomst Overwaarde Effect met het nummer
22600179 nietig is.
II. Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een
bedrag van € 7,177,04 (zevenduizendéénhonderdzevenenzeventig euro en vier
eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 15 oktober 2006 tot
de dag van betaling.
III. Compenseert de proceskosten in die zin
dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
IV. Verklaart het onderdeel II van
het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
In reconventie:
VI. Wijst af de vordering van Dexia
tegen [X].
VII. Veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de
zijde van [X] gevallen en tot op deze uitspraak begroot op nihil aan verschotten
en € 384,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door
mr. Van der Veer en op 17 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL