Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis 
  
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Kanton
 
Locatie Enschede
Zaaknummer : 221818 CV EXPL 5294/06
Uitspraak     : 20 maart 2007
 
Vonnis in de zaak van;
[X]
wonende te [woonplaats]
eisende partij, hierna ook wel [X] te noemen
gemachtigde: mr. E.H. Hoeksma, advocaat en procureur te Enschede
 
tegen
 
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AEGON FINANCIËLE DIENSTEN B.V.
gevestigd te Leeuwarden
gedaagde partij, hierna ook wel Aegon te noemen
gemachtigde; N.J.M. Tijhuis, deurwaarder te Almelo
 
1.     Het verloop van de procedure:
 
1.1 Dit verloop blijkt uit:
    - de dagvaarding van 24 mei 2006;
    - de conclusie van antwoord;
    - de conclusie van repliek tevens houdende akte vermeerdering van eis;
    - de conclusie van dupliek, .
 
2.    De feiten:
 
2.1   [X] heeft in december 1998 met Aegon een aandelenleaseovereenkomst (contractnummer: [nummer]) gesloten die is aangeduid als Vliegwiel-overeenkomst De overeenkomst had een looptijd van 60 maanden en was tot stand gekomen na tussenkomst van "Raad De Administratieve Dienstverleners" te Enschede. Ingevolge de overeenkomst zijn tot een bedrag van NLG 9.726,10 aandelen gekocht. De contante waarde van de door [X] aan Aegon te betalen rente werd vastgesteld op NLG 4.041,99 hetgeen impliceert dat de totale leasesom NLG 13.318,09 werd.
 
2.2   Na ommekomst van de overeenkomst bleek dat de belegging in de aandelen voor [X] tot een bedrag van € 1.407,64 negatief uitviel. Op 17 december 2003 had [X] nog een restschuld van € 1.500,99, [X] heeft tot een bedrag van € 362,82 dividend ontvangen. 
  
2.3 Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst had Aegon geen vergunning ex artikel 9 van de Wet op het consumentenkrediet (hierna WCK-oud), 
  
2.4   Bij brief van 20 januari 2005 heeft de gemachtigde van [X] namens zijn chënt de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, zulks op grond dat [X] zou hebben gedwaald. In dezelfde brief wordt de overeenkomst ook buitengerechtelijk ontbonden wegens een. toerekenbare tekortkoming. [X] maakt aanspraak op (terugbetaling door Aegon aan hem van NLG 4.156,99 en voorts vermeldt hij dat hij niet aan Aegon zal voldoen de restschuld van € 1.500,99
 
2.5   Aegon past inmiddels de Duisenberg-regeling toe en in het geval van [X] heeft dat tot gevolg dat de restschuld van € 1.500,99 wordt gereduceerd tot € 500,33,
 
3. De vorderingen:
 
3.1   [X] vordert, na zijn vorderingen in repliek te hebben vermeerderd, dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
a. Voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst van partijen nietig is, althans dat deze buitengerechtelijk is ontbonden;
b. Aegon wordt veroordeeld aan hem te betalen het bedrag van € 1.282,01, althans de somma van €1.221,11
en dat:
de gevorderde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat
door hem termijnbetalingen zijn verricht, althans vanaf de dag dat Aegon in verzuim
verkeert (20 februari 2005), althans vanaf 24 mei 2006 en in alle gevallen tot aan de dag
van betalen.
En ten aanzien van de in de conclusie van repliek aanvullende grondslagen, die
alternatief zijn voorgesteld
Ingeval van een tekortkoming zijdens Aegon:
De overeenkomst van partijen wordt ontbonden, althans voor recht wordt verklaard dat
deze buitengerechtelijk is ontbonden;
Ingeval er sprake is van een onrechtmatige daad van Aegon:
Voor recht wordt verklaard dat Aegon jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en
deswege schadeplichtig is.
en voorts:
in beide gevallen dat Aegon wordt veroordeeld aan hem te voldoen de somma van
€1.280,01 althans de somma van € 1.221,11 te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de dag dat de deelbetalingen zijn gedaan, althans vanaf de dag dat Aegon in
verzuim verkeert (20 februari 2005), althans vanaf 24 mei 2006 en in alle gevallen tot
aan de dag van de betaling.
De vorderingen zijn gebaseerd op de feiten en op diverse stellingen. Wat betreft de
nietigheid van de overeenkomst is het volgende door [X] naar voren gebracht:
 
3.2   Het gegeven dat Aegon ten tijde dat de overeenkomst werd gesloten geen vergunning had als bedoeld in artikel 9 WCK (oud) brengt mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met eeri dwingende rechtsbepaling. Partijen dienen daarom in beginsel te worden hersteld in de financiële situatie waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevonden, [X] kan zich voorstellen dat de kantonrechter met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid een bil]ijkheidscorrectie inbouwt. Een deel van de waardedaling van de aandelen dient voor een deel voor rekening van [X] te bhjven, maar niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat hij het risico heeft kunnen overzien. In deze kwestie is het billijk dat aan [X] wordt
gerestitueerd de betaalde rente minus het. bedrag dat gelijk is aan de waardedaling van de aandelen die zich heeft voorgedaan tijdens de looptijd van de aandelen. De betaalde rente bedroeg € 1.924,93, de waardedaling was € 642,92 zodat Aegon aan [X] moet voldoen de somma van € 1.280,01. Het is [X] bekend dat in de Dexia-zaken de rechtbank Almelo een andere billijkheidscorrectie toepast. Een dergelijke toepassing betekent dat [X] nog van Aegon te vorderen heeft het subsidiair gevorderde bedrag van € 1.221,11.
 
4. Het verweer van Aegon tegen de stelling dat de overeenkomst nietig is:
 
4.1 De overeenkomst van partijen.is niet nietig. Er is geen geldsomj noch contant noch giraal, aan [X] verstrekt en daarom is niet voldaan aan artikel la WCK. Er is ook geen sprake van een goederenkrediet als vermeld in dit wetsartikel. Hen effect is ' geen roerende zaak. De parlementaire geschiedenis van de WCK leert', dat de wetgever alleen maar zeker heeft willen stellen dat een transactie die materieel een goederenkrediet of een geldkrediet is> onder de WCK valt, zulks ongeacht de structuur die partij en voor de transactie hebben gekozen of de juridische kwalificatie die zij daaraan hebben gegeven. Wat beslist niet het geval is, is dat de wetgever ook een krediet voor de aanschaf van effecten onder artikel 1 a WCK heeft willen brengen. De recente tekst van artikel 1 van de Wet financiële dienstverlening (WFD) onderstreept de visie van Aegon. Immers daar wordt wel uitdrukkelijk onder een goederenkrediet verstaan: het aan een consument verschaffen van het genot van een roerende zaak of een effect (---) Uit de memorie van toelichting blijkt dat een effectenlease niet onder de reikwijdte van de WCK valt.
 
5 De beantwoording van de vraag of de overeenkomst al dan niet nietig is:
 
5.1 In de WCK (oud) wordt onder krediettransactie onder meer verstaan iedere
overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat door of
vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt
gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1
aanhef en sub a onder 1 WCK-oud),
De overeenkomst kenmerkt zich onder meer hierdoor dat Aegon aan [X] een
bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover hij rente dient te betalen welk bedrag
[X] aan het einde van de looptijd dient terug te betalen. Aldus voldoet de
overeenkomst aan bovengenoemde definitie. Irrelevant is of het geld giraal of in
contanten aan [X] is verstrekt. In dit verband is van belang dat de
wetsgeschiedenis bij art! 1. WCK-oud onder meer vermeldt:
"Centraal in de wet staat het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen
van consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving
wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan
bestaan. Bij een meer formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van ontduiking
van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren
."
(kamerstukken II 1986-1987,19 785, nr. 3, blz. 68),
Nu ook aan de overige eisen voor toepasselijkheid van de WCK-oud is voldaan, geldt
deze wet.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de overeenkomst niet voldoet aan art. 4 lid 1
onder h WCK-oud. hr deze zaak is immers geen sprake van het verstrekken van
zekerheid door middel van "belening" van effecten van [X] , reeds omdat de
desbetreffende aandelen [X] nog niet toebehoorden. Ook uit de memorie van 
toelichting op de WCK-oud (kamerstukken 11 1986-1987,19 785, nr, 3, blz, 40/41), waarin, kort samengevat, wordt gesteld dat de regering wat betreft effectenbelening ervoor heeft gekozen deze niet onder de WCK te brengen, omdat de bestendige praktijk is dat de lening niet groter mag zijn dan ongeveer 70% van de waarde van de effecten en de aldus geboden ruime mate van zekerheid hier tot gevolg heeft dat het krediet goedkoper is, volgt dat deze bepaling niet ziet op een constructie als de onderhavige. De hiertegenover staande opvatting, die blijkt uit de beantwoording van kamervragen door de Minister van Financiën op 6 juli 1998 (aanhangsel handelingen II 1997-1998, nr, 1470, blz. 3015-3016) en uit de memorie van toelichting op de wet van 20 december 2001, Stb. 2001, 669, tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking aan publiek uit te breiden (kamerstukken II 2000-2001, 27 869, nr. 3, blz. 3), dat aandelenleaseconstructies onder art. 4 lid 1 onder h WCK-oud vallen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Deze interpretatie strookt namelijk niet met de duidelijke bewoordingen van de wet en de bedoeling van de (toenmalige) wetgever, zoals die volgt uit de hiervoor genoemde passage in de memorie van toelichting op de WCK-oud, en gaat kennelijk uit van de onjuiste opvatting dat aandelenleaseconstructies onder andere bestaan uit het verstrekken van zekerheid door de kredietnemer op aandelen van hem.
 
5.2  Volgens art. 9 WCK-oud is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te
verlenen. Niet is gesteld noch is anderszins gebleken dat Aegon tijdens de looptijd van de overeenkomst alsnog een vergunning heeft verkregen. Dit brengt ingevolge artikel 3: 40 lid 2 BW mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. Immers artikel 9 WCK-oud ziet niet uitsluitend op bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Als gevolg van de nietigheid van de overeenkomst is de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de wederzijdse prestaties met terugwerkende kracht daaraan komen te ontvallen. Hetgeen ter uitvoering van de overeenkomst is betaald dient als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald, (artikel 6: 203 lid 1 BW). Het uitgangspunt is hierbij dat partijen financieel hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Die overeenkomst bestaat uit het door Aegon aan [X] ter beschikking stellen van een geldsom tegen rente en het door Aegon verwerven van aandelen ter waarde van die geldsom ten behoeve van [X]. Dit uitgangspunt brengt in beginsel mee dat de aangekochte aandelen voor rekening van Aegon blijven en dat zij de door [X] in beginsel betaalde rente in beginsel als onverschuldigd aan hem terug moet betalen.
 
5.3  In het onderhavige geval is het echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikel 6: 2 BW) dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Aegon teniet wordt gedaan. Aannemelijk is dat de nietigheid niet aan de orde zou zijn gekomen indien de waarde van de aandelen ten tijde van het expireren van de overeenkomst groter zou zijn geweest dan de ter beschikking gestelde geldsom. Gelet hierop, in het licht van artikel 6: 278 lid 2 BW ligt het in de rede dat iedere partij de helft van de restschuld, vermeerderd met het uitgekeerde dividend en verminderd met de door [X] betaalde rentetermijnen dient te dragen.
 
5.4  De Duisenbergregeling is inmiddels in de Dexia-zaken verbindend verklaard maar deze regeling regardeert partijen niet en zij heeft geen reflexwerkďng. De Duisenbergregeling heeft immers een ander doel en strekking dan de toepassing van artikel 6; 2 lid 2 BW. 
  
5.5   Een rekensom leert dan dat Aegon aan [X] moet voldoen de somma van
€ 720,86. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen, alsmede de gevorderde verklaring voor recht. De wettelijke rente zal niet worden toegewezen vanaf de dagen dat termijnbetalingen zijn verricht, nu wettelijke rente eerst is verschuldigd na ingebrekestelling. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 20 februari 2005.
 
5.6  Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking, Aegon zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
 
Beslissing:
 
Verklaart voor recht dat de in 1998 door partijen gesloten aandelenleaseovereenkomst
(contractnummer [nummmer]) nietig is.
 
Veroordeelt Aegon om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te betalen de somma van € 720,86 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2005 tot de dag van de voldoening.
 
Veroordeelt Aegon in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van [X] begroot en gevallen op € 280,87 wegens verschotten en op € 300,- wegens het salaris van de gemachtigde.
 
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
 
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
 

Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en op 
20 maart, 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL