Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Zaak- en rolnummer: 777550 DX EXPL 06-1012
Vonnis van: 2 april 2008
F.no.: 581
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-     de dagvaarding van 8 maart 2006, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van een ontvangstbevestiging van notaris Kielstra ter zake van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin [X] verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia, met
producties.
 

Bij tussenvonnis van 23 januari 2008 is bepaald dat ieder van partijen nog bij akte nadere inlichtingen diende te verstrekken. Hierop hebben beide partijen een akte genomen. Vervolgens heeft Dexia een antwoordakte genomen. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [X] geen antwoordakte genomen.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst):
 
Contractnr. Datum       Naam van de overeenkomst  Leasesom
74488647   26/05/2000 WinstVerDriedubbelaar         € 47.170,08
 
Op deze lease-overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
 
1.3.  Op of omstreeks 3 juni 2003 is [X] met Dexia overeengekomen dat de leaseovereenkomst wordt verlengd voor een periode van 36 maanden.
 
1.4.  [X] was bij het aangaan van de lease-overeenkomst gehuwd met mevrouw [Y] (hierna te noemen: [Y]), die [X] geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
 
1.5.  Op 21 februari 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 8.579,36. Hierop is op
19 december 2007 een uitgekeerde AHOLD-vergoeding in mindering gebracht. Het verschuldigde bedrag heeft [X] niet voldaan.
 
1.6.  Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.7.  Op of omstreeks 25 maart 2003 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst en terugbetaling gevorderd.
 
1.8.  Bij brief van 2 april 2003 heeft Dexia [X] bericht dat zij [Y] bij aangetekende brief gemotiveerd hebben laten weten dat zij de zoeven genoemde vernietiging niet aanvaardt.
 
2.    Vorderingen [X] en [Y] in conventie
 
[X] vordert bij vonnis:
1) te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij in het kader van het onderhavige contract aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging door zijn echtgenote ex artikel 1:88 BW, althans op grond van vernietiging wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet en/of dwaling en/of misbruik van omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens wanprestatie;
2) voor het geval de nietigheid of ontbinding van het contract niet wordt uitgesproken:
te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en/of tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en billijkheid als uit de wet als uit contract jegens [X] had moeten betrachten en dat zij daarom geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van de door haar gevorderde restschuld en dat zij gehouden is alle door [X] aan haar betaalde bedragen te restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
3) Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van € 13.866,64 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
4) Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekeningen van dit vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,-;
5) Dexia te veroordelen tot betaling van [X]'s werkelijke proceskosten, te weten het vast bedrag van € 895,- alsmede 15% over de eerste € 10.000,-, 10% over het meerdere tot € 20.000,- en 5% over het meerdere vanaf € 20.000,- over het voordeel voor [X] ten opzichte van het bemiddelingsvoorstel Duisenberg, althans tot betaling van een bedrag aan proceskosten als de rechtbank juist acht.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW. Daarom behoefde die de toestemming van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
 
3.2.  [X] vordert terugbetaling van alle uit hoofde van de lease-overeenkomst aan Dexia betaalde bedragen.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de onderscheidenlijke momenten van betaling.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en [Y] en voert, voor zover voor de beoordeling van belang - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW niet van toepassing is nu dit artikel geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
5.1.  In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 8.579,36, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
 
6.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
 
6.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
 
6.2.  Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
6.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov. 2.12.3, alsmede het arrest van de HR van 18 maart 2008, BC2837). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. Dit betekent dat de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd door middel van de onder 1.7 van de feiten genoemde brief.
 
6.4.  Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Partijen zijn het in dit verband niet eens over het totaalbedrag dat [X] aan Dexia heeft betaald. Volgens [X] heeft hij in totaal een bedrag van € 13.677,37 aan Dexia betaald en volgens Dexia is dit € 13.911,41. De kantonrechter gaat uit van het door Dexia gestelde bedrag, reeds op de grond dat [X] bij de berekening van het door hem gestelde bedrag is uitgegaan van de verkeerde maandbetaling na voornoemde verlengingsovereenkomst (€ 227,24 in plaats van € 227,44). Tussen partijen is niet in geschil [X] een bedrag van € 2.037,10 aan dividenden en overige uitkeringen van Dexia heeft ontvangen. Een en ander leidt ertoe dat Dexia [X] een bedrag van € 11.874,31 dient te restitueren.
 
6.5.  Voor wat betreft de door [X] betaalde en ontvangen bedragen, alsmede het door hem in het kader van de onderhavige procedure te ontvangen bedrag wordt tevens verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder 'betaald', "ontvangen dividenden' en (door [X]) 'te ontvangen', voor zover achter de betreffende overeenkomst onder 'Art. 1:88 toegepast' een 'J' staat ingevuld.
 
6.6.  Dexia heeft in dit verband, met onder meer een beroep op artikel 6:206 jo 3:120 BW, artikel 3:53 lid 2 BW, de redelijkheid en billijkheid, artikel 6:210 BW en artikel 6:278 BW, gesteld dat [X] geen recht heeft op integrale restitutie van de betalingen die hij in het verleden heeft verricht. Dit betoog faalt. Aan art. 1:89 BW ligt immers de gedachte ten grondslag dat de partner, c.q. het gezin, beschermd dient te worden tegen verplichtingen als bedoeld in art. 1:88 BW die zonder toestemming van de ene partner door de ander zijn aangegaan. Hiermee is niet te verenigen dat op de restitutieplicht van Dexia gekort zou worden op grond van omstandigheden die niet aan enige gedraging van die andere partner toegerekend kunnen worden.
 
Wettelijke rente
 
6.7.  De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de dag waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim raakte. Dexia heeft bij de onder de feiten genoemde brief aan [X] bericht dat zij bij aangetekende brief aan [Y] dier beroep op artikel 1:88 BW heeft afgewezen. Niet is gebleken dat deze aangetekende brief [Y] niet heeft bereikt. [Y] heeft uit die aangetekende brief dan ook moeten afleiden dat Dexia in de nakoming van haar (terug) betalingsverbintenis zal tekortschieten; Dexia is daardoor, zonder ingebrekestelling, in verzuim geraakt. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 6:83 aanhef en onder c BW. In de onderhavige procedure is evenwel niet gebleken van welke datum deze aangetekende briefis, reden waarom aansluiting wordt gezocht bij de datum van de brief aan [X], zijnde 2 april 2003. In deze brief wordt immers vermeld dat de aangetekende brief aan [Y] is verzonden, zodat de verzendingsdatum van laatstgenoemde brief uiterlijk 2 april 2003 kan zijn.
 
6.8.  Dexia is derhalve wettelijke rente verschuldigd vanaf 2 april 2003. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat [X] ook na 2 april 2003 nog termijnbetalingen heeft verricht. Dit betekent dat Dexia over de termijnbetalingen verricht voor 2 april 2003 wettelijke rente verschuldigd is vanaf genoemde datum en dat Dexia over de termijnbetalingen verricht na 2 april 2003 wettelijke rente verschuldigd is vanaf de respectieve betaaldata.
 
6.9.  Voorts moet in ogenschouw worden gehouden dat [X] dividenden heeft ontvangen. Omdat [X] blijkens de lease-overeenkomst tijdens de eerste driejaren geen recht heeft op dividenduitbetalingen, gaat de kantonrechter ervan uit dat alle dividendbetalingen na de verlenging (en derhalve ook na 2 april 2003) hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat voor de berekening van de wettelijke rente na 2 april 2003 de betalingen van [X] niet geheel maar voor een deel in aanmerking kunnen worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] vanaf 2 april 2003 dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de overeenkomst sinds 2 april 2003 heeft betaald.
 
BKR registratie
 
6.10. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
 
Overige stellingen in conventie
 
6.11. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in reconventie
 
6.12. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
 
Proceskosten
 
6.13. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
Tot slot
 
6.14. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
 
6.15. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
 
Beslissing
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is en dat de lease-overeenkomst derhalve buitengerechtelijk vernietigd is;
 
II.   veroordeelt Dexia aan eisers te voldoen een bedrag van € 11.874,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.770,53 vanaf 2 april 2003 tot aan de dag der algehele voldoening en over 66,8% van de termijnbetalingen verricht na 2 april 2003 vanaf de respectieve betaaldata;
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht                    €    196,00
- voor het exploot van dagvaarding              €       0,00
- voor salaris van gemachtigde                    €    450,00
totaal:                                                    €    646,00
 
IV.   veroordeelt Dexia om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het Bureau
Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
V.    wijst af het meer en anders gevorderde;
 
In reconventie
 
VI.   wijst de vordering af;
 
VII.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers gevallen, tot op heden begroot op nihil.
 

Aldus gewezen door mr O.J. van Leeuwen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL