Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummei: 487019 / HA ZA
11-1028
Vonnis van 2 november
2011
in de zaak van
de stichting
STICHTING
HYPOTHEEKLEED,
gevestigd te Almelo,
eiseres,
advocaat mr.
O.L.M. Heuts te Amsterdam,
tegen
1
BERNARDUS FRANCISCUS MARIA KNÜPPE,
wonende te
Dordrecht,
2
RUTGER JAN SCHIMMELPENNINCK,
wonende te Amsterdam,
beiden
in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van de naamloze
vennootschap DSB Bank NV,
gedaagden,
advocaat mr A, Knigge te
Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hypotheekleed en Curatoren
genoemd worden.
1. De
procedure
1 1. Het verloop van de procedure
blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 maait 2011,
- de akte houdende
overlegging producties van Hypotheekleed,
- de conclusie van antwoord,
-
het tussenvonnis van 29 juni 2011, waarbij een comparitie van partijen is
gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 september 2011, met de
daaiin genoemde stukken.
1 2. Ten slotte is vonnis
bepaald
2. De
feiten
2 1. Op 19 oktober 2009 is het
faillissement van DSB Bank NV. (hierna: DSB Bank) uitgesproken Nadat
aanvankelijk mr. R.J. Schimmelpenninck en mr. J.Ch.L. Kuiper als curatoren waren
benoemd, zijn thans Curatoren curatoren in dit faillissement.
2.2. Curatoren zijn geconfronteerd
met klachten van klanten van DSB Bank over schending van de zorgplicht door DSB
Bank ten tijde van de bemiddeling, advisering en/of verstrekking van financiële
producten.
2.3. Hypotheekleed stelt zich
blijkens haar statuten ten doel de belangen van gedupeerde klanten van DSB Bank
te behartigen.
2.4. Tussen Curatoren en
verschillende belangenorganisaties, waaronder aanvankelijk ook Hypotheekleed,
heeft overleg plaatsgevonden over de afwikkeling van de onder 2 2 bedoelde
klachten Hypotheekleed is op 7 juli 2011 uit dit overleg gestapt. Op 19
september 2011 hebben Curatoren met de overige belangenorganisaties een akkoord
bereikt over een compensatieregeling.
3. Het
geschil
3 1. Hypotheekleed vordert bij
vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor
recht dat, indien een door DSB Bank-gedupeerde ingestelde claim toewijsbaar is,
de door deze DSB Bank-gedupeerde betaalde en/of verrekende en/of verschuldigde
buitengerechtelijke kosten deel uitmaken van de aldus toewijsbaie claim, mits
die kosten redelijk zijn ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als
bedoeld in artikel 6:96 lid sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) en/of redelijk
zijn ter verkrijging van voldoening buiten rechte als bedoeld in artikel 6:96
lid 2 sub c BW,
II een verklaring voor recht dat als redelijke kosten als
bedoeld onder I. dienen te worden aangemerkt de kosten volgens de meest actuele
versie van de Staffel Kantonrechters (bijlage bij en genoemd in § 19 van Rapport
Voor-werk II), althans een zodanig bedrag als door de rechtbank in goede
justitie te bepalen,
III, veroordeling van Curatoren in de kosten van het
geding, te vermeerderen met nakosten en met bepaling dat, indien het bedrag van
deze proceskostenveroordeling niet binnen 14 dagen na de dag waarop vonnis is
gewezen aan Hypotheekleed is voldaan, daarover vanaf de veertiende dag
wettelijke rente is verschuldigd.
3 2. Hypotheekleed legt hieraan ten
grondslag dat het in het belang van DSB Bank-gedupeerden is dat op voorhand
wordt vastgesteld dat, indien een schadevordering door een rechter wordt
toegewezen of door Curatoren wordt erkend, ook de buitengerechtelijke kosten
moeten worden vergoed en ter zake minimaal een vergoeding conform het in Rapport
Voor-werk II gehanteerde forfaitaire bedrag voor kantonprocedures redelijk
is.
3.3. Curatoren voeren
verweer
3.4. Op de stellingen van partijen
wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De
beoordeling
4.1. Op grond van artikel 6:96 lid 2
onder b en c BW komen kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en
buitengerechtelijke kosten (hierna samen: kosten) slechts voor vergoeding in
aanmerking, indien die kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan
eveneens redelijk is. De partij die aanspraak maakt op vergoeding van kosten,
zal dan ook moeten stellen en zo nodig bewijzen dat zij kosten heeft gemaakt,
dat die kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren voor het verkrijgen van
schadevergoeding en - ingeval het tot een gerechtelijke procedure komt - dat die
kosten niet zien op werkzaamheden waarvoor de proceskostenveroordeling een
vergoeding pleegt in te houden Eerst nadat vast komt te staan dat werkzaamheden
zijn verricht waarvan de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, wordt
toegekomen aan de begroting van de kosten. Wat betreft de hoogte van de voor
vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke kosten wordt veelal
uitgegaan van het in Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire bedrag, dat in
zijn algemeenheid redelijk wordt geacht.
4.2. Hypotheekleed wil thans door
middel van een collectieve actie bewerkstelligen dat
in rechte wordt
vastgesteld dat iedere klant van DSB Bank die schadevergoeding toegekend krijgt
en in verband daarmee kosten heeft gemaakt, minimaal recht heeft op een
vergoeding conform het in Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire tarief
voor' kantonprocedures. Hypotheekleed miskent daarbij dat artikel 6:96 lid 2 sub
b en c BW geen ruimte biedt om vóórdat (vast staat welke) kosten zijn gemaakt,
vast te stellen dat een bepaald forfaitair bedrag redelijk is als vergoeding van
kosten. De vragen of kosten redelijkerwijs noodzakelijk zijn en of de omvang
daarvan redelijk is, kunnen immers slechts beantwoord worden indien vast staat
welke werkzaamheden zijn verricht. Hypotheekleed stelt in dit verband dat de
door haat opgesomde werkzaamheden als uitgangspunt kunnen worden genomen, omdat
voor (veel) DSB Bank-gedupeerden (een essentieel deel van) die werkzaamheden zal
moeten worden verricht om schadevergoeding toegekend te krijgen Hypotheekleed
kan niet in dit standpunt worden gevolgd. Als onvoldoende door Hypotheekleed
weersproken dient als vaststaand te worden aangenomen dat de klachten van DSB
Bank-klanten wat betreft complexiteit onderling verschillen en dat het van de
complexiteit van een klacht zal afhangen of en welke werkzaamheden
redelijkerwijs noodzakelijk zijn om schadevergoeding toegekend te krijgen Van
geval tot geval zal dan ook moeten worden bekeken of kosten zijn gemaakt en zo
ja, of en tot welk bedrag die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Bovendien volgt uit de stellingen van Curatoren dat zij in voorkomend geval een
beroep zullen doen op artikel 6:101 BW. Als aan de DSB Bank-gedupeerde toe te
rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, kan ook dat van invloed
zijn op de kostenvergoeding. Onjuist is de stelling van Hypotheekleed dat de
Staffel kantonrechters erin voorziet dat de kostenvergoeding automatisch in
dezelfde mate wordt verminderd als de primaire schadevergoedingsplicht De
billijkheidscorrectie uit artikel 6:101 BW kan bovendien meebrengen dat de
verplichting om kosten te vergoeden niet, of niet in gelijke mate als de
primaire schadevergoedingsplicht wordt verminderd. De door Hypotheekleed
gewenste voorziening laat geen ruimte voor deze op een concrete zaak
toegespitste oordelen en past daardoor niet in het stelsel van de
wet.
4.3. Nu de vordering van
Hypotheekleed reeds op grond van het voorgaande moet worden afgewezen, behoeven
de overige verweren van Curatoren geen bespreking.
4 4. Hypotheekleed zal als de in het
ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld De
kosten van Curatoren worden tot op heden begroot op:
vast
recht €
258,-
salaris advocaat € 904,- (2 punten x
tarief €
452,-)
totaal €
1.162,-
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal eveneens
worden toegewezen,
4.5. De nakosten, waarvan Curatoren
betaling vorderen, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot
De gevorderde wettelijke rente over' de nakosten zal worden toegewezen zoals in
het dictum weergegeven.
5. De
beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen
af,
5.2. veroordeelt Hypotheekleed in de
proceskosten, aan de zijde van Curatoren tot op
heden begroot op € 1.162,-,
te vermeerderen, indien Hypotheekleed hier aan niet binnen 14 dagen heeft
voldaan, met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit
vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt Hypotheekleed,
indien niet binnen 14 dagen aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis
ontstane kosten, begroot op:
- €131,- aan salaris advocaat, vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de
dag van volledige betaling,
- te vermeerderen, indien Hypotheekleed niet
binnen 14 dagen na aanschrijving door Curatoren aan het vonnis heeft voldaan en
vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van
€ 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na voormelde
aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
5.4. verklaart de
kostenveroordelingen onder 5.2 en 5 3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.
Korsten - Krijnen, mr. M. Haisma en mr. H.C. Bijleveld en in het openbaar
uitgesproken op 2 november 2011.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL