Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 848927 DX EXPL 07-692
Vonnis van: 7
mei 2008
F.no.:619
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
nader te noemen
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in
reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: dw.
P. Swier.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 16 augustus 2005, met
producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 17 maart 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het
gerechtshof te Amsterdam heeft Dexia verzocht de onderhavige procedure te
hervatten onder de mededeling dat [X] een afschrift heeft overgelegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de
conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 27 maart 2008. Van hetgeen
besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand
aan deze comparitie zijn door [X] een conclusie van antwoord in reconventie
tevens akte uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax van
14 maart 2008 aanvullende stukken ingediend. De kantonrechter heeft bepaald dat
deze stukken bij de processtukken worden gevoegd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio Lease B.V. (hierna:
Labouchere/Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar
rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [X] verkeerde ten tijde van het
aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten in de volgende
omstandigheden:
Geboortejaar: 1932
Beroep:
gepensioneerd
Opleiding: ambachtsschool
Schulden: nihil afgezien van een
hypothecaire lening
Relevante beleggings- of beroepservaring:
geen
1.3. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Legio Lease (hierna: lease-overeenkomst I respectievelijk
lease-overeenkomst 2 en gezamenlijk: de lease-overeenkomsten):
Nr. Contractnr. Datum
Naam van de
overeenkomst Leasesom
1. 38003561 09-04-1999 SpaArEXtra
€
12.252,07
2. 38083642 18-06-1999 SpaArEXtra
€ 8.168,04
1.4. De lease-overeenkomsten zijn beëindigd,
waarna Dexia eindafrekeningen heeft opgesteld met de volgende
resultaten:
Nr. Datum
eindafrekening Resultaat
1. 09-03-2005
- € 486,86 Niet voldaan door
[X]
2. 09-03-2005 -
€619,08 Niet voldaan door [X]
1.5. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan (eventueel) ontvangen en/of
verrekende dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen
naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
2. Vorderingen [X] in
conventie
[X] vordert bij vonnis, zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat
[X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij in het kader van de
lease-overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging
wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet en/of dwaling en/of misbruik
van omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens
wanprestatie;
2. voor het geval de nietigheid
of ontbinding van de lease-overeenkomsten niet wordt uitgesproken:
Te
verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatigjegens [X] gehandeld heeft en/of
tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit
redelijkheid en billijkheid als uit de wet als uit de lease-overeenkomsten
jegens [X] had moeten betrachten en dat zij daarom geen aanspraak kan maken op
betaling door [X] van de door haar gevorderde restschuld en dat zij gehouden is
alle door [X] aan haar betaalde bedragen te restitueren, vermeerderd met de
wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de
dag van algehele terugbetaling door Dexia;
3. Dexia te veroordelen tot
terugbetaling aan [X] van € 7.396,94 te vermeerderen met de wettelijke rente
over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
4. Dexia te bevelen om binnen
twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen
dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie
gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een
dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een
maximum van € 20.000,-;
5. Dexia te veroordelen tot
betaling van [X] werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van € 895,-
alsmede 15% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15% over de
door Dexia gevorderde bedragen die [X] na uitspraak in deze zaak niet meer zal
hoeven te betalen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede
Justitie vast te stellen proceskosten.
3. Standpunten
[X]
3.1 [X] legt aan zijn vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald,
althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en),
en/of misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, althans dat sprake is van
misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW. Daarnaast beroept [X] zich
erop dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het consumentenkrediet
(hierna: WCK) en/of de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer en/of met een
aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomsten als
gevolg daarvan nietig, althans vernietigbaar zou zijn, dan wel dat Dexia
daardoor onrechtmatigjegens hem heeft gehandeld. [X] stelt daartoe onder meer
dat Dexia heeft verzuimd om informatie in te winnen over [X] betreffende zijn
financiële positie, zijn beleggingservaring en zijn
beleggingsdoelstellingen.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem
gevorderde bedragen.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de datum van betaling van deze
bedragen.
4. Standpunten
Dexia
Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten door
dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming
van haar zorgplicht(en) of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens
Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle
relevante informatie waaruit voldoende duidelijk de omvang en de risico's van de
lease-overeenkomsten blijkt. Ook betwist Dexia dat de Wet op het
consumentenkrediet van toepassing is. Dexia stelt dat het beroep op misbruik van
omstandigheden (artikel 3:44 BW) niet kan slagen omdat er geen sprake is van
"bijzondere omstandigheden'" in de zin van dit artikel. Indien en voor zover
geoordeeld zou worden dat Dexia tekort is geschoten in haar zorgplicht dan geldt
dat het causaal verband tussen deze tekortkoming en de schade ontbreekt. Dexia
doet voorts een beroep op de eigen schuld van [X] in de zin van artikel 6:101
BW. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor
aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in
reconventie
In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen
tot betaling van (in totaal) €1.105,94, zijnde het resterende saldo van de door
Dexia opgestelde eindafrekeningen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 maart 2005, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn
verplichtingen uit de lease-overeenkomsten.
6. Verweer in
reconventie
Onder verwijzing naar zijn stellingen in
conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en in reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN: BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met
WCK. en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov
8.4);
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR) (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling
van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Bevoegdheid
7.2. Lease-overeenkomsten als de
onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
Strijd met WCK
7.3. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomsten is bepleit.
7.4. De toepasselijkheid van de WCK kan in
het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regeling zou beroepen,
zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende lease-overeenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Misleidende reclame
7.5. Maatstaf bij de vraag of sprake is van
misleidende reclame is - kort gezegd -hetgeen kon worden begrepen door een
gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij
kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000,
374). [X] heeft in algemene bewoordingen gesteld dat Dexia misleidende reclame
heeft verspreid. Hij heeft daarbij niet kenbaar gemaakt op welke
reclame-uitingen hij zich beroept. Gelet op de bij processtukken als producties
overgelegde informatie en stukken, zoals toegezonden door Dexia. oordeelt de
kantonrechter dat deze stukken de wezenlijke kenmerken van het aanboden product
vermelden, zodat van misleidende reclame geen sprake is. Dit laat onverlet dat
Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna
omschreven.
Dwaling
7.6. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in
rekening wordt gebracht en wat de totale leasesommen zijn. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst
is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van
die overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht van Dexia
overigens onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
7.7. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
7.8. [X] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich
tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij
naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan
de uit de leaseovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen.
Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten
opgetreden nadelige gevolgen.
7.9. Op gronden als vermeld in het vonnis
van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten
dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd
in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin
aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006. 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn
gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesommen en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding
met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële
omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's
wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen
en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van
beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de
overeenkomsten. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover
aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest
op de beslissing van [X] om de lease-overeenkomsten aan te gaan.
7.10. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. De hoogte van het netto inkomen en het vermogen van [X] zijn ter
comparitie niet vast komen te staan. Dexia heeft de door [X] overgelegde
gegevens ter onderbouwing van de hoogte van zijn inkomen en vermogen ter
comparitie gemotiveerd betwist. Op basis van voornoemde door [X] overgelegde
cijfers en de hoogte van de leasesommen is op [X] - ook bij een enigszins hoger
of lager netto inkomen en vermogen - in beginsel categorie 3 van toepassing.
Gelet op hetgeen is besproken ter comparitie in combinatie met de stukken die
zijn overgelegd geldt echter het volgende. De gemachtigde van [X] heeft ter
comparitie verklaard, dat [X] vanaf zijn vijftiende levensjaar heeft gewerkt als
terreinbeheerder. [X] heeft vanaf het moment dat hij 30 jaar oud werd,
maandelijks een bedrag gespaard. Een gedeelte van het door hem gespaarde bedrag
heeft [X] gebruikt om een woning te kopen. Een gedeelte van de aankoopsom is
gefinancierd met het gespaarde geld en voor het overige gedeelte is een
hypotheek afgesloten. Na aankoop van deze woning resteerde van het spaargeld nog
een bedrag van circa € 45.000,00. Dit bedrag was bedoeld als buffer voor
mogelijke extra uitgaven, omdat [X] niet over verzekeringen beschikt(e) en
slechts de beschikking heeft over een gering inkomen. Na het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd ontving [X] een AOW-uitkering alsmede een lijfrente
uitkering van circa € 10.000.- netto per jaar. Deze lijfrente uitkering had een
looptijd van tien jaar en is inmiddels geëindigd. Om zijn AOW-uitkering vanaf
zijn 75e levensjaar aan te vullen heeft [X] de lease-overeenkomsten met Dexia
afgesloten. Van een aanvulling op zijn pensioen blijkt thans echter geen sprake
meer te zijn aldus de gemachtigde van [X]. De kantonrechter is van oordeel dat
gelet op het lage opleidingsniveau, het feit dat de leaseovereenkomsten door [X]
zijn afgesloten om in zijn pensioen te voorzien, zijn geringe inkomen, de omvang
van het nadeel en daarmee het bedrag dat voor rekening van [X] dient te komen -
dit in verhouding tot de bedragen die door [X] zijn betaald aan Dexia -in het
onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor [X]
categorie 2 van toepassing is en 55% van het nadeel voor rekening van Dexia
dient te komen en het resterende percentage voor rekening van [X].
7.11. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten
- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet
aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die
eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden
gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel per lease-overeenkomst neer
op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende
overeenkomst onder "in aanmerking te nemen termijnen" staat vermeld, te
vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de
hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder
"waarde/opbrengst" vermelde opbrengst/waarde van de geleasede
effecten.
7.12. Het totale nadeel per lease-overeenkomst
bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient,
gelet op het in 7.10 vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te
blijven gelijk aan het onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
7.13. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de betreffende overeenkomst onder "betaald' vermelde bedrag. Hierop dient in
mindering te worden gebracht het bedrag dat voor rekening van [X] dient te
blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per overeenkomst
onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
Wettelijke rente
7.14. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia
heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin gerechtshof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN:
BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in
aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen,
maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit
brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente
niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking
te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat
[X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van
de lease-overeenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van
de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage achter de betreffende overeenkomst onder'% rente' vermelde percentage
van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
7.15. De door [X] gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
BKR-registratie
7.16. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van dit vonnis.
Overige stellingen in
conventie
7.17. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in
reconventie
7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband
daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het
oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Proceskosten
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen
evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel
samenvalt met dat in conventie.
Tot slot
7.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomsten
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [X]
uit hoofde van lease-overeenkomst 1 te betalen
€ 2.195,11, te vermeerderen
met de wettelijke rente berekend over 51.2% van elke uit hoofde van de
lease-overeenkomst verrichte betaling, steeds vanaf de dag van betaling tot aan
de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia om aan [X] uit
hoofde van lease-overeenkomst 2 te betalen
€ 1.266,81, te vermeerderen met de
wettelijke rente berekend over 45,8% van elke uit hoofde van de
lease-overeenkomst verrichte betaling, steeds vanaf de dag van betaling tot aan
de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd
griffierecht
€ 192,00
voor salaris van
gemachtigde
€
500,00
totaal
€ 692,00
een en ander, voor zover verschuldigd,
inclusief BTW;
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000.00;
V. verklaart deze
veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer en anders
gevorderde;
in reconventie
VII. wijst de vordering af;
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen. tot op heden begroot op nihil voor
salaris van gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M, de
Waal. kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2008
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL