Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Zaaks- en rolnummer: 840706 DX EXPL 07-27
Vonnis van 10 september 2008
F.no.: 596
 
Vonnis van de kantonrechter inzake

[X]
nader te noemen eisende partij,
wonende te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader ie noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-      de dagvaarding van 16 augustus 2005. met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure.aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 25 november 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Eisende partij heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft Dexia bij akte gereageerd. Bij rolmededeling van 19 mei 2006 is beslist dat de procedure geschorst zal blijven.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heelt eisende partij in een op-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) verklaard niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Dit heeft eisende partij kenbaar gemaakt middels een ter griffie van deze rechtbank op 3 maart 2008 ingekomen akte met producties. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-      de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties
 
Bij tussenvonnis van 4 juni 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2008. Ter comparitie zijn verschenen eisende partij in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr. E. Roos en van de zijde van Dexia de heer C.F. Weterings, bijgestaan door mr, A. de Jonge. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie is ter griffie van deze rechtbank van de zijde van eisende partij op 6 augustus 2008 een akte uitlating na tussenvonnis met producties en op 12 augustus 2008 een akte aanvulling eis tevens overlegging producties ingekomen en zijn door Dexia per faxbericht van 28 juli 2008 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren alle tot de gedingstukken.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease (hierna; Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
 
1.2.   Eisende partij is vanaf 10 juni 1999 gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenoot of [Y]). Zij verkeerden in de volgende omstandigheden:
 
                   eisende partij                  [Y]
Leeftijd:        51                                 57
Beroep:         parttime verkoopster        geen (invaliditeitspensioen) 
                   (deels WAO) 
Opleiding:      huishoudschool                havo
Relevante beleggings-  
of beroepservaring:    geen                   geen
 
Netto (gezins)inkomen per maand: € 2.408,00 (€ 29.977,00 per jaar) in 1997, € 2.443.00 (€ 29.312,00 per jaar) in 1998 en € 2.482,00 (€29.779,00 per jaar) in 1999
Vermogen (na aftrek van schulden): € 0,00
 
1.3.   Eisende parlij heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease:
 
Nr. Contractnr. Datum         Naam owereenkomst    Leasesom      Looptijd         Termijnbedrag
1   69006615    25.09.1997  Click-Leasen               € 15.492,83   84 maanden   € 90.96 
2   74039363    12.03.1998  WinstVerDriedubbelaar  € 42.041.41   36 maanden   € 226.03 
3   74123770    15.12.1998  WinstVerDriedubbelaar  €  2.556.25    36 maanden   n.v.t. 
4   38003559    09.04.1999  SpaArEXtra                €  8.168.04    180 maanden  €  45,38
5   38003560    09.04.1999  SpaArEXtra                € 40.840.22    180 maanden  € 226.89
                                                                                         
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als 'de lease-overeenkomsten'.
De uit hoofde van de lease-overeenkomst 3 verschuldigde rente ad € 453,78 is door eisende partij op 16 december 1998 bij vooruitbetaling voldaan. Na ommekomst van de overeengekomen looptijd van 36 maanden is lease-overeenkomst 3 bij overeenkomst van 18 december 2001 (hierna: de verlengingsovereenkomst 3a) verlengd voor nogmaalseen periode van 36 maanden. De uit hoofde van verlengingsovereenkomst 3a verschuldigde maandtermijn bedroeg € 13,14.
 
1.4.   De echtgenoot heeft geen toestemming gegeven voor het aangaan van de verlengingsovereenkomst 3a. Bij brief van 7 december 2004 heeft de echtgenoot met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd.
 
1.5.   Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld mei de volgende resultaten:
 
Nr.    Datum eindafrekening Resultaat
1      27.09.2004               € 6.758.28
2      12.03.2001               € 3 701,35
3+3a 15.12.2004               -/- € 533.22
4 23. 10.2006                   € 6334,63
5 23. 10.2006                   € 1.580.17
 
De positieve saldi van de lease-overeenkomsten 1,2,4 en 5 als hierboven genoemd zijn door Dexia aan eisende partij uitbetaald. De uit hoofde van lease-overeenkomst 3+3a ontstane restschuld is verrekend de opbrengst van lease-overeenkomst 5, waarna uit hoofde van lease-overeenkomst 5 een positief saldo resteerde als bovengenoemd.
 
1.6.   Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.7.   Eisende partij heeft fiscaal voordeet genoten als gevolg van de lease-overeenkomsten,
 
2.     Stellingen van partijen
 
Vordering
 
2.1.   Eisende partij vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia on rechtmatig heeft gehandeld, en dat eisende partij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf'de dag van de betalingen tot aan de dag, van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert eisende partij Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisende partij bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert eisende partij Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
 
Verweer
 
2.2.   Dexia voert gemotiveerd verweer legen de vorderingen van eisende partij.
 
4.     Beoordeling van de vorderingen
 
4.1.   Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
4.2.   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007. LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelmgsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. ďn essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-  Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
-  Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
-  De toepasselijkheid van de WCK. en de andere door de eisende partij genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen Ie dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.
-  Er is onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia.
-  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat de eisende partij door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomsten, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen zich daarvan had behoren te weerhouden.
 
4.3.   Ter zake de verlengingsovereenkomst 3a heeft eisende partij zich op het standpunt gesteld dat deze overeenkomst door de echtgenoot bij brief van 7 december 2004 is vernietigd wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming voor het aangaan van deze verlengingsovereenkomst. Dexia heeft hiertegen aangevoerd dat dit beroep verjaard is, nu de verlengingsovereenkomst 3a een voortbouwing is op lease-overeenkomst 3 en derhalve niet als aparte, voor vernietiging vatbare, overeenkomst kan worden gezien. Nu lease-overeenkomst 3 op 15 december 1998 is gesloten en de betalingen zijn verricht van een en/of-bankrekening die op naam van zowel eisende partij als de echtgenoot stond, volgt volgens Dexia dat de echtgenoot op de hoogte was van lease-overeenkomst 3, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Nu de vernietigingsbrief van 7 december 2004 niet binnen 3 jaar na voornoemde bekendheid is verzonden, is het beroep op vernietiging van lease-overeenkomst 3 verjaard. Wanneer de verlengingsovereenkomst 3a wel als separate overeenkomst dient te worden beschouwd, dan stelt Dexia zich op het standpunt dat deze verlengingsovereenkomst niet bij brief van 7 december 2004 is vernietigd, nu in betreffende brief enkel verwezen wordt naar lease-overeenkomst 3 en niet expliciet (ook) naar de verlengingsovereenkomst.
 
4.4.   De kantonrechter stelt vast dat eisende partij ten tijde van het aangaan van lease-overeenkomst 3 nog niet was gehuwd, zodat het ontbreken van de toestemming van [Y] niet kan leiden tot vernietiging van lease-overeenkomst 3 op de hier bedoelde gronden. Echter, ten tijde van het aangaan van de verlengingsovereenkomst 3a, waren eisende partij en [Y] inmiddels gehuwd, zodat [Y] de bevoegdheid had om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de verlengingsovereenkomst 3a wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming daarvoor. Het aangaan van de verlengingsovereenkomst is weliswaar een voortbouwing op de lease-overeenkomst, doch hiervoor is gezien de praktische gang van zaken - te weten het ondertekenen van een verlengingsovereenkomst, er heeft geen stilzwijgende verlenging plaats - een nieuwe rechtshandeling noodzakelijk waarvoor (opnieuw) de toestemming van de echtgenoot is vereist. De verjaringstermijn voor dit beroep is drie jaar, zodat er gelet op de datum waarop de verlengingsovereenkomst is aangegaan en de datum waarop de vernietigingsbrief is verzonden een tijdige vernietiging heeft plaatsgehad. Anders dan dat Dexia heeft gesteld oordeelt de kantonrechter dat, nu door Dexia zelf voor de verlengingsovereenkomst dezelfde benaming en contractnummer wordt gebruikt als voor de verlenging, de verwijzing in de vernietigingsbrief naar de naam van de lease-overeenkomst en het contractnummer met zich brengt dat hieruit in alle redelijkheid kan worden afgeleid dat zowel de vernietiging van de lease-overeenkomst als die van de verlengingsovereenkomst is beoogd.
 
4.5.   Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging van de verlengingsovereenkomst 3a dienen alle betalingen van eisende partij aan Dexia ter zake van deze verlengingsovereenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen eisende partij ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage hij dit vonnis is vermeld onder 'betaald', 'ontvangen dividenden' en 'te ontvangen'. Uit voorgaande volgt dat Dexia ter zake de verlengingsovereenkomst een bedrag van € 224,13 aan eisende partij dient te voldoen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was. Hoewel in de in 1.4 genoemde brief van 7 december 2004 geen betalingstermijn is opgenomen, moet deze brief worden aangemerkt als een ingebrekestelling. De kantonrechter ziet aanleiding rekening te houden met een redelijke betalingstermijn van twee weken vanaf dagtekening brief, zodat als datum waarop Dexia in verzuim was 20 deeember 2004 dient te worden aangehouden.
 
4.6.   Ten aanzien van de overige lease-overeenkomsten dienen de overige door eisende partij aangevoerde gronden aan de orde te komen.
 
4.7.   Er wordt geoordeeld dat Dexia niet in voldoende mate heeft voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know your customer'-principe. Dat brengt mee dat de lease-overeenkomsten niet tot stand hadden behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door de eisende partij geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende nadeelverdeling, zodat deze tekortkoming hierna niet behandeld zal worden.
 
4.8.   Dexia heeft voorts in onvoldoende mate voldaan aan haar zorgplicht om de eisende partij op niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomsten. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
4.9.   Ten aanzien van hetgeen onder nadeel wordt begrepen overweegt de kantonrechter als volgt. In de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) alsmede in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484) wordt overwogen dat de betaalde rente niet beschouwd kan worden als schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter volgt het standpunt van de hoven op dit punt evenwel niet. Immers, voorop staat dat de overeenkomsten worden gekenmerkt door het gegeven dat eisende partij een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering, het staat eisende partij niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden product. Indien de overeenkomsten niet tot stand zouden zijn gekomen, zou eisende partij dus ook het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of eisende partij het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over de producten verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat eisende partij het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684).
 
4.10.  Rekening houdend met voornoemde is er derhalve sprake van nadeel wanneer de opbrengst van de geleasede effecten inclusief de uitgekeerde en/of verrekende dividenden minder is dan het totaalbedrag van de uit hoofde van de lease-overeenkomst verschuldigde termijnen en het nog niet afgeloste deel van de hoofdsommen van de geldleningen (de restant hoofdsom). Gelet op vorenstaande dient ter zake lease-overeenkomst 1 geconcludeerd te worden dat van enig nadeel op het moment van de feitelijke beëindiging van deze lease-overeenkomst geen sprake is geweest, hetgeen blijkt uit de in de bijlage achter contractnummer 1 opgenomen berekening. Voor zover de vordering van eisende partij betrekking heeft op lease-overeenkomst 1 wordt deze dan ook afgewezen.
 
4.11.  Ten aanzien van de lease-overeenkomsten 2,3,4 en 5 geldt dat Dexia niet voor het volledige nadeel aansprakelijk is. nu zulks naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het voor rekening van Dexia komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan de eisende partij toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006. RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van de eisende partij die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhoudingen met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van de eisende partij, de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring van de eisende partij.
 
4.12.  Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld, is voor eisende partij categorie 2 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Het netto jaarinkomen van eisende partij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten 2,3,4 en 5 bedroeg in het betreffende jaar telkens meer dan
15.000.00 per jaar. doch minder dan 2/3 van het totaal van de tot en met dat moment (1998 respectievelijk 1999) gesloten  lease-overeenkomsten. Ook het vermogen was minder dan het totaal van de leasesommen van de tot en met respectievelijk 1998 en 1999 gesloten lease-overeenkomsten. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 40% van het nadeel voor rekening van de eisende partij te komen en bet resterende percentage voor rekening van Dexia. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.
 
4.13.  In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel in beginsel uit van een looptijd van 60 maanden. Echter, nu eisende partij ter zake de lease-overeenkomsten 4 en 5 ook na 60 maanden is blijven betalen, zou dit er toe leiden dat eisende partij in een nadeligere positie zou komen dan wanneer het nadeel wordt berekend op het moment van daadwerkelijke beëindiging van de lease-overeenkomsten 4 en 5. Nu het niet billijk is dat eisende partij wordt gedupeerd door haar betalingsgedrag na 60 maanden, wordt het nadeel in dit geval berekend op het moment van het feitelijke einde van de lease-overeenkomsten 4 en 5.
Voorde nadeelberekening van de lease-overeenkomsten 2 en 3 wordt uitgegaan van de overeengekomen looptijd van 36 maanden.
 
4.14.  Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld (zijnde de looptijd van iedere overeenkomst als bedoeld in 4.13), vermeerderd met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder 'ontvangen - verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst (althans gedurende de looptijd van iedere lease-overeenkomst als bedoeld in 4.13) ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
 
4.15.  Van dit nadeel dient, gelet op het in 4.12 bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van de eisende partij te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
4.16.  Door of ten behoeve van de eisende partij is in het kader van de lease-overeenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht alle ontvangen dividenden en overige uitkeringen (waaronder in onderhavig geval de positieve saldi van de eindafrekeningen) als vermeld onder 'totaal ontvangen' en het hiervoor bedoelde bedrag dat voor rekening van de eisende partij dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan de eisende partij dient te voldoen het per overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag
 
4.17.  Hetgeen de eisende partij uit hoofde van de lease-overeenkomst 2,3,4 en 5 terug zal ontvangen wordt aan alle betalingen aan Dexia ter zake betredende overeenkomst toegerekend. Dit brengt mee dal de betalingen aan Dexia voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat de eisende partij dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat (er zake die lease-overeenkomst aan Dexia is betaald. Wettelijke rente wordt toegekend over een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het (afgeronde) percentage als vermeld in de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder'% rente', telkens vanaf de betaaldatum.
 
4.18.  De door de eisende partij gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomsten wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden aangemerkt.
 
4.19.  De vordering met betrekking tot de BKR-registratie ter zake van de lease-overeenkomsten 2 tot en met 5 en de verlengingsovereenkomst 3a zal worden toegewezen als na te melden, met matiging en maximering van de dwangsom. Nu de vordering van eisende partij ter zake lease-overeenkomst 1 wordt afgewezen, wordt de vordering met betrekking tot de BKR-registratie eveneens in zoverre afgewezen.
 
4.20.  De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
4.21.  De overigens door de eisende partij ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor de eisende partij daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
4.22.  De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover eisende partij vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
 
4.23.  Gelet op de uitkomst van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
4.24.  Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
4.25.  Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen, De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.     veroordeelt Dexia om aan eisende partij ie betalen
- ter zake van lease-overeenkomst 2: € 2.506,31, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 31,7% van elke door eisende partij uit hoorde van deze leaseovereenkomst verrichte betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
- ter zake van lease-overeenkomst 3; € 74,75, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 16.5% van elke door eisende partij uit hoofde van deze lease-overeenkomst verrichte betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
- ter zake van lease-overeenkomst 3a: € 224,13, te vermeerderen melde wettelijke rente vanaf 20 december 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
- ter zake van lease-overeenkomst 4: € 1.613,04, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 54,7% van elke door eisende partij uit hoofde van deze lease-overeenkomst verrichte betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening:
- ter zake van lease-overeenkomst 5: € 8.157,90. te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 55,3% van elke door eisende partij uit hoofde van deze lease-overcenkomst verrichte betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.    veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisende partij
gevallen, tot op heden begroot op;
voor verschuldigd griffierecht           €   192,00
voor salaris van gemachtigde           € 1.050,00
totaal                                          € 1.242,00
een en ander, voorzover verschuldigd, inclusief btw;
 
III.   veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat eisende partij geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten 2 tot en met 5 en verlengingsovereenkomst 3a meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
IV.    verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.     wijst af het meer of anders gevorderde;
 

Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL