Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816350 DX 06-2711
Vonnis van: 12
december 2007
F.no.: 605
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in
reconventie,
verweerster in het incident,
gemachtigde: dw. P.
Swier,
tegen:
[X],
nader te noemen
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in
reconventie,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. W.E.M. de
Vries-Boeke.
Procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 7 juli 2004
inhoudende de vordering van Dexia, met producties;
- de
incidentele conclusie houdende beroep op onbevoegdheid van [X];
-
de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid
van Dexia.
Bij tussenvonnis van 9 december 2004 heeft de
kantonrechter zich bevoegd verklaard van de vordering van Dexia kennis te nemen
en de beslissing omtrent de kosten aangehouden. Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord in
conventie en van eis in reconventie van [X], met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 8 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari
2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie van repliek in
conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie
van Dexia, met
producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van
repliek in reconventie van [X], met
producties;
- de conclusie
van dupliek in reconventie van Dexia, met productie.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
Indeling van het vonnis
1.
Feiten
2. Vorderingen Dexia in
conventie
3. Vorderingen [X]
4.
Standpunten Dexia
5. Standpunten
[X]
6. Beoordeling van de vorderingen in conventie en
reconventie.
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. Op of omstreeks 9 september 1999 heelt
[X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDrieDubbelaar waarop
zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de
lease-overeenkomst). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74221654 voor
een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in tolaal
voor een aankoopsom (de hoofdsom) van € 19.528,41 aandelen least en dat [X] 36
maandelijkse termijnen van telkens € 113,82 verschuldigd was. De totale leasesom
beliep € 23.625,86 waarin begrepen € 4.097,45 rente. Per 9 september 2002 is
deze overeenkomst door het verstrijken van de looptijd geëindigd.
1.3 Op de lease-overeenkomst zijn de
Bijzondere Voorwaarden Effecten lease van toepassing.
1.4. [X] was ten tijde van het aangaan van
de lease-overeenkomst 50 jaar oud. Zij had een MBO opleiding gevolgd en werkte
part-time als administratief medewerkster. Het salaris dat zij daarmee verdiende
bedroeg minder dan € 872,- netto per maand en werd door de sociale dienst
aangevuld tot bijstandsniveau. [X] had geen vermogen en geen beleggingservaring.
Zij is de lease-overeenkomst aangegaan omdat zij dacht op die manier extra te
kunnen sparen voor medische kosten zoals tandartskosten en kosten voor
gehoorapparatuur.
1.5. [X] heeft ter zake van de
lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
35 maandelijkse termijnen tot een
totaalbedrag van 6 3.983,70. De eerste betaling aan Dexia ter zake van het
leasecontract vond plaats op of omstreeks 1 oktober 1999.
1.6. Op 9 september 2002 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst
nog verschuldigd was € 6.774,33 waarbij nog
€ 113,82 aan achterstallige
termijnbetalingen openstond, € 45,38 aan eerste aflossings-termijn en €
19.483,03 aan restant hoofdsom. [X] heeft de eindafrekening niet
voldaan.
1.7. [X] heeft uit hoofde van de
lease-overeenkomst van Dexia geen dividenden ontvangen en geen fiseaal voordeel
genoten.
2. Vorderingen Dexia in
conventie
2.1. Dexia vordert [X] bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van 6 8.054,97, zijnde het
resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, fe' 492,24 aan
contractuele rente vanaf 9 september 2002 tot en met 24 november 2003 en
buitengerechtelijke incassokosten ad € 788,97, te vermeerderen met de
contractuele rente ad 0,96 % per maand althans de wettelijke rente, over €
6.774,33 vanaf 25 november 2003 tot de dag der algehele voldoening, met
veroordeling van [X] in de kosten van het geding.
3. Vorderingen
[X]
[X] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad:
in conventie:
1. te verklaren voor recht dat
[X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen zij in het kader van het
onderhavige contract aan Dexia heeft betaald, en wel op grond
van
vernietiging wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet en/of
dwaling en/of misbruik van omstandigheden;
2. het contract te ontbinden
c.q. ontbonden te verklaren wegens wanprestatie en/of onrechtmatige
daad;
3. Dexia niet ontvankelijk te
verklaren in haar vorderingen althans die vorderingen af te wijzen dan wel haar
die te ontzeggen;
4. voorwaardelijk, namelijk
indien de rechtbank de vorderingen van [X] zou toewijzen en Dexia zich zou
beroepen op artikel 6:278 BW, dit beroep van Dexia af te wijzen, althans het
contract te wijzigen ex artikel 6:230 BW in die zin dat het nadeel dat [X] door
haar dwaling heeft geleden wordt opgeheven;
5. subsidiair: de gevraagde
uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen;
6. subsidiair: de gevraagde
veroordeling in de buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen;
7. subsidiair: bij gehele of
gedeeltelijke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van [X] tot betaling aan
Dexia te bepalen dat Dexia zekerheid moet stellen voor het door [X] te belalen
bedrag, inclusief twee jaar wettelijke rente.
in reconventie:
1. de lease-overeenkomst te
vernietigen op grond van dwaling, misbruik van omstandigheden en /of strijd met
de Wck;
2. de lease-overeenkomst te
ontbinden op grond van wanprestatie en/of onrechtmatige daad;
3. Dexia te veroordelen tot
betaling van 6 3.983,70 wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente
daarover vanaf de datum van totstandkoming van de leaseovereenkomst althans een
door de rechtbank te bepalen andere datum, tot de dag der algehele
voldoening;
4. Dexia te veroordelen om
binnen drie dagen na betekening van het vonnis haar registratie en A-codering
bij het Bureau Kredietregistratie te doen doorhalen als ten onrechte te zijn
geschied, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Dexia daarmee in
gebreke blijft;
In conventie en in
reconventie:
Dexia te veroordelen in de kosten van het geding,
waaronder de volledige kosten van rechtsbijstand van [X].
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia stelt dat [X] in verzuim is met
de nakoming van haar verplichtingen uit de lease-overeenkomst, nu [X] de
eindafrekening ondanks herhaalde aanmaningen niet heeft voldaan.
4.2. Dexia stelt dat [X] zich er niet op
kan beroepen dat Dexia tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten dan wel dat Dexia [X] onvoldoende zou hebben voorgelicht, nu de
documenten die [X] toegezonden heeft gekregen voldoende informatie bevatten
omtrent de werking van het effectenlease-product. Ook betwist Dexia dat zij de
bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en
regelingen niet in acht zou hebben genomen.
4.3. Tenslotte stelt Dexia dat artikel
6:278 BW van toepassing is op onderhavige situatie en betwist Dexia dat [X]
schade heeft geleden, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te
zijn.
5. Standpunten
[X]
5.1. [X] betwist de vorderingen van Dexia
en voert - kort gezegd - aan dat zij niet in verzuim is nu de lease-overeenkomst
op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd dan wel ontbonden, dan wel
vernietigd of ontbonden dient te worden. Daartoe stelt [X] dat zij bij het
aangaan van de overeenkomst door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat
Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of
onrechtmatig heeft gehandeld, onder meer door misleiding in de zin van artikel
6:194 BW. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in
strijd met een aantal andere door haar genoemde wettelijke regelingen en/of met
een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomst
als gevolg daarvan nietig zou zijn, danwei dat Dexia daardoor onrechtmatig
jegens haar heeft gehandeld.
5.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door haar geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle
financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst althans uit de
reeds door haar betaalde bedragen, waarbij [X] tevens aanspraak maakt op
buitengerechtelijke kosten.
6. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en reconventie
6.1. Bij de beoordeling van de vorderingen
in conventie en reconventie komt het aan op de volgende vragen, die reeds zijn
beantwoord in het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA
3914, waarbij ook beoordelingsmaatstaven zijn gegeven:
strijd met de WCK en/of andere wetten en
regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov
8.5);
toepasselijkheid .Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov
8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
6.2. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond door [X] de (ver)nietig(baar)heid
van de overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van
nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig
handelen jegens [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
6.3. De toepasselijkheid van de WCK en de
andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien
[X] zich terecht op die regelingen zou beroepen,
zouden de gevolgen daarvan
eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst,
dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Misleidende reclame
6.4. Maatstaf bij de vraag of sprake is van
misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een
gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij
kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ
2000, 374).
[X] stelt dat het effectenlease-product van Dexia van slechte
kwaliteit was en dat het misleidend was dat Dexia daarvoor reclame maakte. Ook
stelt zij dat Dexia zich met haar reclame voor dit product niet richtte op de
gemiddelde consument, maar op dat deel van het publiek dat geen of weinig
vermogen noch beleggingservaring had.
6.5. [X] laat na te noemen over welke
reclame-uiting zij zich beklaagt, als gevolg waarvan deze niet beoordeeld kan
worden op eventuele misleidende tekst. Dit laat onverlet dat Dexia in het kader
van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna omschreven.
Dwaling
6.6. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had
[X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van de
hoofdsom. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening
wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Rij vragen daaromtrent had (ook)
van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed
van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die
onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens
dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had
onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
6.7. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
6.8. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te
haren opzichle de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De
brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet
gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar
(potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende
bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de leaseovereenkomst
voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk
voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
6.9. Op gronden als vermeld in het vonnis
van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten
dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd
in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin
aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag ofdeze financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X] om de overeenkomst aan te gaan.
6.10. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.4 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid dient 65 % van het nadeel voor rekening van Dexia te
komen en het resterende percentage voor rekening van [X].
6.11. De kantonrechter berekent het nadeel uit de
lease-overeenkomst aan de hand van de gedurende de looptijd van 36 maanden door
[X] betaalde termijnbetalingen, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 3.983,70,
te vermeerderen met het restant van de hoofdsom, zijnde € 19.483,03 en te
verminderen met de waarde van de geleaste effecten, zijnde €
12.867,90.
6.12. Het totale nadeel uit de overeenkomst
bedraagt derhalve € 10.712,65. Hiervan dient, gelet op het in 6.10 genoemde
percentage, een bedrag van € 3.749,43 voor rekening van [X] te
blijven.
6.13. Door [X] is in het kader van de
overeenkomst een bedrag van € 3.983,70 betaald. Hierop dient in mindering te
worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te
blijven van € 3.749,43, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen €
234,27.
Wettelijke rente
6.14. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers,
Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] haar betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN DA5684).
Tevens dient in ogenschouw ie worden genomen dat het in dit verband in
aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen,
maar ook uit de nog verschuldigde doch niet betaalde termijn en de restant
hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de
wettelijke rente niet geheel, maar vooreen deel in aanmerking worden genomen.
Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd
door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag
dat [X] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor
de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te
stellen op 5,9 %, van de termijnen, telkens vanaf hun belaaldata.
Ontbinding
6.15. De door [X] gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contraetuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
BKR-registratie
6.16. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen als volgt.
Vordering in (voorwaardelijke)
reconventie
6.17. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
in conventie ingestelde vordering dient te worden afgewezen en dat de vordering
van [X] in reconventie gedeeltelijk zal worden toegewezen.
6.18. De overige stellingen van partijen in
conventie en in reconventie behoeven geen behandeling meer. De door [X]
voorwaardelijk ingestelde vorderingen zullen niet worden behandeld omdat de
voorwaarde waaronder deze zijn ingesteld niet is vervuld.
Proceskosten
6.19. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te
worden veroordeeld in de kosten
van het geding in conventie en zullen de kosten in reconventie als na te melden
worden gecompenseerd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van
het in deze rechtbank en sector gehanteerde tarief voor deze
kosten.
6.20. [X] zal worden veroordeeld in de kosten van
het incident.
6.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. wijst de vordering
af;
II. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 500,-
aan salaris gemachtigde;
in reconventie
III. veroordeelt Dexia om aan [X] te
betalen € 234,27, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over€ 5,9 %
van de betaalde termijnen vanaf de verschillende betaaldata tot aan de dag der
algehele voldoening;
IV. compenseert de kosten van de
procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
V. veroordeelt Dexia om binnen
tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
VI. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst afliet meer of anders
gevorderde;
in het incident:
VIII. veroordeelt [X] in de kosten van het
incident, aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op € 60,- aan
salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2007
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL