De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten
zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende
nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel dan wel het contractnummer en
gezamenlijk als 'de leaseovereenkomsten'.
2.3. Ten aanzien van overeenkomst 1 heeft
[Y] in totaal een bedrag van
€ 7.582,81 aan Dexia betaald en heeft hij een
bedrag van € 1.197,34 van Dexia ontvangen. Ten aanzien van overeenkomst 2 heeft
[Y] in totaal een bedrag van € 6.823,80 aan Dexia betaald en heeft hij een
bedrag van € 1.371,75 van Dexia ontvangen.Ten aanzien van overeenkomst 3 heeft
[Y] in totaal een bedrag van € 7.167,42 aan Dexia betaald en heeft hij een
bedrag van € 1.268,50 van Dexia ontvangen. Ten aanzien van overeenkomst 4 heeft
[Y] in totaal een bedrag van € 8.442,20 aan Dexia betaald en heeft hij een
bedrag van € 1.538,58 van Dexia ontvangen.
2.4. Dexia heeft met betrekking tot de
lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende
resultaten:
Nr. Datum
eindafrekening Resultaat
1 23-09-2005
-
€4.186,36
2 08-11-2005
- €
6.562,26
3 20-01-2006
-
€1.953,93
4 08-11-2005
- €10.786,25
2.5. [X] heeft [Y], met wie hij ten tijde
van het aangaan van de leaseovereenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke)
toesteniming verleend voor het aangaan van de overeenkomsten 2 tot en met 4
alsmede voor de verlenging van overeenkomst 1 .
2.6. Het Dexia Aanbod luidt - voor zover van
belang - als volgt:
"Artikel 1 Algemene Bepalingen
[
]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de
effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia
Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia
Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en)
tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verndmde mogelijkheden van het Dexia
Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel
5 Verklaringen
van Deelnemer en afstand van recht
Artikel 5.1 Verklaringen van
Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel
door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of
verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet
intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de
DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en)
afstand doet van alle door of namens hem ofte zijnen behoeve door derden jegens
Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig
recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende
met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele
wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met
een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen
Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking
heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is
ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en
rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om
bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[
]"
2.7. [X] heeft het Dexia Aanbod niet
ondertekend.
2.8. Bij brief van 18 april 2005 (hierna: de
vernietigingsbrief) heeft [X], naar de kantonrechter begrijpt, met een beroep op
artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd.
2.9. Dexia heeft haar vordering op [Y] uit
hoofde van de lease-overeenkomsten gecedeerd aan Varde.
3.
Conventie
3.1. [X] vordert dat bij vonnis, na
vermindering van eis, zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
- te verklaren voor recht
dat de overeenkomsten door de vernietigingsbrief
buitengerechtelijk zijn
vernietigd;
- Dexia te veroordelen
tot een bedrag van € 33.544,08 verminderd met hetgeen [Y] uit hoofde van (de
oorspronkelijke) overeenkomst 1 aan Dexia heeft betaald, althans een zodanig
bedrag als toewijsbaar wordt geoordeeld, gegrond op onverschuldigde betaling
wegens vernietiging, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28
april 2005 althans per de eerst mogelijke
datum;
- te verklaren voor recht
dat de door Varde gepretendeerde vordering teniet is gegaan als gevolg van
verrekening althans om te verklaren voor recht dat Varde op grond van het derde
lid van artikel 3:51 lid 3BW niets van [Y] heeft te vorderen omdat de
overeenkomsten zijn vernietigd;
-
Dexia en Varde hoofdelijk, althans afzonderlijk, op grond van artikel 6:96 lid 2
sub c BW te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van €
367,50;
- Dexia en Varde
gezamenlijk, althans afzonderlijk, te gebieden de registratie van [Y] bij het
Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan te
maken;
- Dexia en Varde te
veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. [X] en [Y] stellen, voor zover voor de
beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als
huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling
in de zin van artikel 7A: 1576 BW. Ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW
behoefden de overeenkomsten de toestemming van [X]. Omdat [X] deze
(schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de
lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. Nu [X] de overeenkomsten
heeft vernietigd, is de vordering van Varde op grond.
4. Standpunten Dexia en
Varde
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X].
Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, aan dat de
vordering van [Y] dient te worden afgewezen omdat hij het Dexia Aanbod heeft
aanvaard. Verder stelt zij zich op het standpunt dat de lease-overeenkomsten 1
en 3 niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop bij gebrek aan aflevering.
Artikel 1:88 BW is dientengevolge niet van toepassing zodat van
vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW geen sprake is. Nog afgezien
daarvan is de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomsten verjaard.
Varde heeft de stellingen van Dexia tot de hare gemaakt.
5.
Reconventie
5.1. In reconventie vordert Varde bij
vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Y] te veroordelen tot betaling
van:
- een hoofdsom van €
18.732,95;
- de rente tot 10 januari 2008 ad €
1.468,88;
- buitengerechtelijke incassokosten ad €
2.809,93;
- de wettelijke rente berekend over de
hoofdsom vanaf 10 januari 2008;
- de kosten van deze
procedure en nakosten.
5.2. Daaraan legt Varde - kort en zakelijk
weergegeven - het volgende ten grondslag. Door de ondertekening van het Dexia
Aanbod door [Y] is een vaststellingsovereenkomst tussen [Y] en Dexia tot stand
gekomen, waaraan [Y] is gebonden. [Y] is op grond het Dexia Aanbod het bedrag
van de bovengenoemde hoofdsom verschuldigd. Dexia heeft haar vordering gecedeerd
aan Varde. Ondanks aanmaning en sommatie heeft [Y] niet betaald, waardoor [Y]
eveneens aansprakelijk is voor de kosten van de buitengerechtelijke
incassowerkzaamheden en de rente. [Y] kan zich niet tegen deze vordering
verweren met een beroep op artikel 3:51 lid 3 BW. Dit artikel vindt slechts
toepassing indien [Y] zelf een beroep zou kunnen doen op vernietigbaarheid van
de overeenkomsten. Nu een beroep op artikel 1:89 BW slechts aan de niet
handelende echtgenoot toekomt, gaat het verweer van [Y] niet op.
5.3. [X] en [Y] voeren gemotiveerd verweer
tegen de vorderingen in reconventie.
6.
Beoordeling
in conventie
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
6.1. Dexia heeft aangevoerd dat ten aanzien
van overeenkomst 1 en 3 geen sprake is van aflevering en derhalve niet van
huurkoop. Hieromtrent overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals Dexia terecht
opmerkt moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende
voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden onder aflevering worden
verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van de aandelen wordt
verschaft. Daarvan is in ieder geval sprake indien [Y] het volledige risico van
de waardeontwikkeling van de effecten droeg en hij krachtens de
lease-overeenkomst recht had op het uit de aandelen voortvloeiende dividend (zie
Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Naar het oordeel van de kantonrechter
is dit in casu het geval.
6.2. Dat [Y], zoals Dexia heeft aangevoerd,
naast de maandelijkse termijnen een premie verschuldigd is en de dividenden in
mindering worden gebracht op deze premie, maakt dit niet anders. Immers, in een
dergelijk geval geniet [Y] het aan het dividend verbonden voordeel door middel
van vermindering van zijn betalingsverplichting. Derhalve is sprake van
verkrijging van het genot van de aandelen en mitsdien van aflevering. Hieruit
volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop.
6.3. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad
van 28 maart 2008, (LJN BC2837) worden de onderhavige overeenkomsten aangemerkt
als huurkoop. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de
lease-overeenkomsten van toepassing is, zodat [Y] voor het aangaan van de
lease-overeenkomsten de toestemming van [X] behoefde. Nu volgens artikel
7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook
schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam
van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de
Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming
ontbreekt, had [X] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde
vernietigbaarheid.
Verjaring
6.4. Dexia beroept zich er op dat het
vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor
een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW
driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid
tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is
dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR
5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359).
Van belang is derhalve wanneer [X] bekend was met het bestaan van de
leaseovereenkomsten.
6.5. Op Dexia rust de stelplicht en
bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring. Dexia heeft hiertoe het
volgende aangevoerd. Het is niet voorstelbaar dat [X] niet vanaf het begin van
het bestaan van de overeenkomsten op de hoogte hiervan is geweest. [X] heeft de
overeenkomst met nummer 513402670 meegetekend, waardoor het niet geloofwaardig
is dat [X] niet van de overige, latere overeenkomsten op de hoogte is geweest.
Daarnaast zijn alle overeenkomsten afgesloten via de bemiddeling van dezelfde
tussenpersoon. Nu [X] bij de eerste overeenkomst betrokken is geweest, zal zij
ook op de hoogte zijn geweest van de overige adviezen van de tussenpersoon die
in de latere drie overeenkomsten hebben geresulteerd. Daarnaast was uit de
belastingaangiften over die jaren -die [X] zal hebben ondertekend- kenbaar dat
er overeenkomsten waren afgesloten omdat de rente daarvan aftrekbaar
was.
6.6. [X] heeft hier het volgende tegen
aangevoerd. [Y] beheerde de financiële zaken van de gemeenschap. [X] had hier
geen bemoeienis mee. Zij wist hierdoor niet van het bestaan van de
lease-overeenkomsten.
6.7. Op grond van hetgeen Dexia heeft
gesteld leidt de kantonrechter bij wege van vermoeden af dat het beroep op
vernietiging is verjaard, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling
is geslaagd. [X] en [Y] zijn in de gelegenheid gesteld om tegen dit vermoeden
tegenbewijs te leveren. Anders dan Varde betoogt hoeven [X] en [Y] het tegendeel
niet te bewijzen, maar slechts het door Dexia naar voren gebrachte bewijs te
"ontzenuwen", dat wil zeggen zoveel twijfel te zaaien dat er niet langer vanuit
kan worden gegaan dat de aanvankelijk als juist aangenomen stellingen van de met
het bewijs belaste partij juist zijn. De met het bewijs belaste partij is en
blijft in dit geval Dexia. [X] en [Y] hebben vier getuigen doen horen, te weten
[Y], [X], de heer P. Wapstra (hierna: Wapstra), financieel adviseur van [X] en
[Y] en en de heer J.A. Langendijk (hierna: Langendijk), de voormalig financieel
adviseur van [X] en [Y].
6.8. [Y] en Langendijk hebben verklaard dat
de overeenkomsten zijn gesloten op het kantoor van Langendijk en dat [X] hierbij
niet aanwezig was. Dexia acht de stellingen van [X] en [Y] ongeloofwaardig, nu
de oorspronkelijke overeenkomst met nummer 51302670 ook door [X] is ondertekend.
Dexia leidt hieruit af dat [X] eveneens bij de totstandkoming van de
overeenkomsten aanwezig is geweest. De kantonrechter kan Dexia niet in haar
stelling volgen. Het is weliswaar juist dat [X] de oorspronkelijke overeenkomst
met nummer 51302670 heeft ondertekend, maar dat wil niet zeggen dat zij bij de
totstandkoming van de overige overeenkomsten aanwezig is geweest. De overige
overeenkomsten zijn immers op een eerder moment dan overeenkomst 1 gesloten. Nog
afgezien daarvan hebben [X] en Wapstra verklaard dat [X] stukken ondertekende
als dat aan haar werd gevraagd. Hieruit blijkt dat ondertekening van de
overeenkomst niet per definitie betekent dat zij bij de totstandkoming daarvan
was betrokken. Varde heeft nog gesteld dat [X] door het ondertekenen van de
oorspronkelijke overeenkomst met nummer 51302670 eveneens heeft ingestemd met de
verlenging daarvan. Varde heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld
waaruit instemming van [X] met de verlenging van overeenkomst 1 zou moeten
blijken zodat de kantonrechter aan de stelling van Varde voorbij zal
gaan.
6.9. [X] en [Y] hebben verklaard dat [X]
zich niet bezig hield met de financiële zaken van de huishouding. Varde stelt
dat uit de verklaringen blijkt dat [X] zich wel degelijk met de financiële zaken
bezig hield. Zij wijst daartoe op het kanoverhuurbedrijf van [X] en [Y] dat door
[X] werd geëxploiteerd en de
omstandigheid dat [X] in de periode 1999-2000
een eigen bankrekening had. De kantonrechter kan Varde echter niet in haar
stelling volgen. Uit de verklaring van [X], [Y] en Wapstra blijkt immers dat de
exploitatie van het kanoverhuurbedrijf door [X] niet meer behelsde dan het innen
van de huurpenningen. De administratie van het kanoverhuurbedrijf werd voor het
overige niet door [X] verzorgd. Voorts blijkt uit de verklaringen van [X] dat
zij slechts een eigen bankrekening had omdat daar de kinderbijslag op werd
gestort. [X] betaalde haar uitgaven contant van het geld dat zij van [Y]
kreeg.
6.10. Dexia heeft nog gesteld dat [X] op de hoogte
van de overeenkomsten moet zijn geweest door de post die Dexia vanaf september
1999 aan [Y] heeft gestuurd. [X] heeft hierover verklaard dat zij enveloppen van
Dexia heeft gezien, maar dat zij daar geen vragen over stelde aan [Y]. Dexia en
Varde hebben voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit
blijkt dat [X] in verband hiermee wetenschap heeft gekregen omtrent het bestaan
van de overeenkomsten, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij zal
gaan.
6.11. Dexia heeft nog gesteld dat [X] op de hoogte
van de overeenkomsten is geraakt door inzage van de bankafschriften waarop de
termijnbetalingen aan Dexia staan. De kantonrechter kan Dexia niet in haar
stelling volgen. [X] heeft weliswaar verklaard dat zij bankafschriften zag
liggen als zij het kantoor van [Y] aan het schoonmaken was, maar zij heeft
eveneens verklaard niet op de afschriften te kijken. Dat [X] op deze wijze op de
hoogte is geraakt van de overeenkomsten is dan ook niet komen vast te
staan.
6.12. Dexia heeft voorts nog gesteld dat uit de
belastingaangiften over die jaren -die [X] zal hebben ondertekend- kenbaar was
dat er overeenkomsten waren afgesloten omdat de rente daarvan aftrekbaar was.
Uit de getuigenverklaringen en ook anderszins is niet gebleken dat [X] de
belastingaangiften ondertekende. Zelfs indien dit zou komen vast te staan, dan
biedt dit naar het oordeel van kantonrechter echter onvoldoende aanknopingspunt
om eerdere wetenschap van [X] met de lease-overeenkomsten aan te kunnen
nemen.
6.13. In de verklaringen van de getuigen zijn naar
het oordeel van de kantonrechter voldoende aanknopingspunten te vinden voor het
oordeel dat [X] er in is geslaagd tegenbewijs te leveren en dus het
bewijsvermoeden te ontzenuwen. Anders dan [Y] en Varde in hun conclusie na
enquête hebben betoogd heeft de kantonrechter geen aanleiding om aan de
geloofwaardigheid van de verklaringen van getuigen te twijfelen en geven de
overige door Dexia en Varde naar voren gebrachte omstandigheden de kantonrechter
evenmin aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Dexia is er dan ook niet
in geslaagd haar stelling dat [X] eerder dan driejaar voor de vemietigingsbrief
op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten te bewijzen. Er
moet derhalve van uit worden gegaan dat [X] de lease-overeenkomst tijdig heeft
vernietigd.
6.14. Daaraan doet niet af dat Langendijk het
aanmeldingsformulier Dexia Aanbod heeft ondertekend (of heeft doen
ondertekenen). Deze ondertekening geldt slechts voor de Deelnemer, zijnde [Y],
en niet voor de echtgenote, zijnde [X]. Ondertekening door of namens [Y] kan
niet leiden tot de conclusie dat [X] eveneens is gebonden aan het Dexia Aanbod.
Het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen
komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende
echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de
aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het
sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst
waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van
die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot
onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag
liggende beschermingsgedachte worden ondergraven.
6.15. Nu de lease-overeenkomsten 2 tot en met 4 en
de verlenging van leaseovereenkomst 1 rechtsgeldig zijn vernietigd dienen alle
betalingen te worden gerestitueerd die [Y] op grond daarvan aan Dexia heeft
verricht, verminderd met hetgeen [Y] op grond van die overeenkomsten van Dexia
heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van de
lease-overeenkomst 1 heeft [Y] in totaal € 7.582,81 aan Dexia betaald. [X] en
[Y] hebben -ook na de vermindering van eis- niet inzichtelijk gemaakt welk
bedrag zij uit hoofde van de verlengingsovereenkomst van Dexia vorderen. Nu [X]
en [Y] ter comparitie hebben ingestemd met de door Dexia overgelegde cijfers,
Dexia onbetwist heeft gesteld dat [Y] uit hoofde van de oorspronkelijke
overeenkomst van 36 maanden en de verlenging van eveneens 36 maanden in totaal
72 maandtermijnen heeft betaald en de maandtermijnen voor zowel de
oorspronkelijke overeenkomst als de verlengingsovereenkomst nagenoeg gelijk
zijn, zal de kantonrechter het bedrag dat [Y] voor zowel de oorspronkelijke
overeenkomst als de verlengingsovereenkomst heeft betaald delen door twee zodat
[Y] uit hoofde van de verlengingsovereenkomst in totaal een bedrag van €
3.791,41 heeft betaald. Nu alle dividenden na het verlengen van de overeenkomst
zijn uitgekeerd, dient op dit bedrag een bedrag van € 1.197,34 in mindering te
worden gebracht voor ontvangen dividenden, zodat per saldo een bedrag van €
2.594,07 dient te worden gerestitueerd. Op grond van leaseovereenkomst 2 heeft
[Y] in totaal € 6.823,80 aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 1.371,75 voor
ontvangen dividenden in mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een
bedrag van € 5.452,05 dient te worden gerestitueerd. Op grond van
leaseovereenkomst 3 heeft [Y] in totaal € 7.167,42 aan Dexia betaald waarop een
bedrag van € 1.268,50 voor ontvangen dividenden en andere uitkeringen in
mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een bedrag van € 5.898,92
dient te worden gerestitueerd. Op grond van lease-overeenkomst 4 heeft [Y] in
totaal € 8.442,20 aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 1.538,58 voor
ontvangen dividenden in mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een
bedrag van € 6.903,62 dient te worden gerestitueerd.
Wettelijke rente
6.16. De gevorderde wettelijke rente is
toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop
Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt.
De kantonrechter is van
oordeel dat Dexia uit de inhoud van de vernietigingsbrief moest opmaken dat zij
reeds met die brief aansprakelijk werd gehouden voor de niet nakoming van de uit
de vernietiging voortvloeiende verbintenissen. Naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid mocht [X] er in elk geval na ommekomst van een termijn van vier
weken van uitgaan dat Dexia niet voornemens was deze verbintenissen na te komen.
Van [X] hoefde dan ook niet te worden verwacht dat zij Dexia nogmaals zou
aansporen tot betaling, zodat Dexia vanaf dat moment, zijnde 16 mei 2005, in
verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 16
mei 2005 over het totaal van de voor die datum door [Y] aan Dexia gedane
betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van Dexia
ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 16 mei 2005 verrichte
betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke
betaling, verminderd met de over de na 16 mei 2005 van Dexia ontvangen
uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van
ontvangst van die uitkeringen.
6.17. [X] en [Y] vorderen een verklaring voor
recht dat de vordering van Varde op [Y] teniet is gegaan als gevolg van
verrekening dan wel door de buitengerechtelijke vernietiging. De kantonrechter
stelt voorop dat de vordering van Varde is gebaseerd op het Dexia Aanbod en niet
op de lease-overeenkomsten. De leaseovereenkomsten (behalve lease-overeenkomst 1
zonder de verlenging) tussen [Y] en Dexia zijn door de buitengerechtelijke
vernietiging weliswaar komen te vervallen, maar dat brengt niet met zich dat de
rechtsverhouding tussen [Y] en Varde is komen te vervallen. De
buitengerechtelijke vernietiging heeft dan ook niet tot gevolg dat een
(mogelijke) vordering van Varde op [Y] is teniet gegaan. Ook voor verrekening is
naar het oordeel van de kantonrechter geen plaats. Varde en [Y] zijn immers niet
wederkerig eikaars schuldeiser en schuldenaar zodat niet aan de en voor
verrekening is voldaan. De vordering zal op dit punt dan ook worden
afgewezen.
BKR registratie
6.18. De vordering met betrekking tot de
BKR-registratie tegen Varde is niet toewijsbaar zijn nu hetgeen [X] en [Y]
daaraan ten grondslag hebben gelegd betrekking heeft op een rechtsverhouding
waarbij Varde geen partij is. Varde heeft immers door de cessie slechts een
vordering geleverd gekregen en heeft niet de plaats van Dexia ingenomen in de
rechtsverhouding tussen Dexia en [Y]. Nu [Y] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie tegen Dexia worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen
Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op
veertien dagen na betekening van dit vonnis.
6.19. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
6.20. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het
geding.
In reconventie
6.21. [X] en [Y] hebben gesteld dat de
handtekening op het aanmeldingsformulier voor het Dexia Aanbod de handtekening
is van Langendijk. Langendijk had volgens [X] en [Y] echter geen toereikende
volmacht om het Dexia Aanbod voor [Y] te tekenen zodat [Y] niet aan het Dexia
Aanbod is gebonden. De kantonrechter merkt op dat het de stellingen van [X] en
[Y] hieromtrent tegenstrijdig zijn. Bij dagvaarding stellen [X] en [Y] immers
dat het Dexia Aanbod door [Y] is ondertekend. Daarbij is niet gesteld of
gebleken dat Langendijk het aanmeldingsformulier heeft ondertekend en dat hij
daar niet toe was bevoegd. Niettemin heeft het volgende te gelden. Dexia heeft
onbetwist gesteld dat [Y] een dag na het toesturen van het aanmeldingsformulier
door Langendijk een voor het Dexia Aanbod benodigde kopie van zijn
identiteitsbewijs aan Dexia gestuurd. Door dit
handelen heeft [Y] de schijn
van de aanwezigheid van een toereikende volmacht gewekt. Het beroep op een
ontoereikende volmacht door [Y] dient daarom te falen. Het voorgaande leidt tot
de conclusie dat [Y] is gebonden aan het Dexia Aanbod.
6.22. Zoals hiervoor onder 6.14 reeds is overwogen
is [X] niet gebonden aan het Dexia Aanbod. En zoals hiervoor onder 6.15 reeds is
overwogen kan er op grond van de door Dexia overgelegde gegevens van uit worden
gegaan dat [Y] heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen uit
lease-overeenkomst 1, tot het moment waarop de overeenkomst houdende verlenging
daarvan werd aangegaan, zodat de vordering van Varde daarop geen betrekking kan
hebben. De vordering van Varde heeft derhalve betrekking op (eventueel)
resterende betalingsverplichtingen krachtens overeenkomsten die getroffen zijn
door de buitengerechtelijke vernietiging door [X].
6.23. Het voorgaande brengt met zich dat met een
vernietiging door [X] van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten 2 tot en
met 4 en de verlenging van effectenlease-overeenkomst 1 (ook) de daaruit voor
[Y] volgende betalingsverplichtingen zullen zijn vernietigd. De Overeenkomst
Dexia Aanbod als zodanig schept geen betalingsverplichtingen maar legt slechts
vast - voor zover hier van belang -hetgeen partijen nader zijn overeengekomen
omtrent de wijze waarop [Y] aan zijn betalingsverplichtingen uit de
effectenlease-overeenkomst zal gaan voldoen. Vernietiging van laatstbedoelde
overeenkomsten betekent derhalve dat de Overeenkomst Dexia Aanbod zonder
betekenis is geworden, althans niet langer kan worden uitgevoerd en dat een op
nakoming van die overeenkomst gebaseerde vordering dient te worden
afgewezen.
6.24. Uit het voorgaande volgt dat de door Varde
ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
6.25. De overige stellingen van partijen in
reconventie behoeven geen behandeling meer.
6.26. Gelet op de uitslag van de procedure in
reconventie dient Varde te worden veroordeeld in de kosten van het
geding.
In conventie en in reconventie
6.27. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. verklaart voor recht dat
artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomsten met nummer 56005024, 51700008,
56086054 alsmede de verlengingsovereenkomst met nummer 51302670 van toepassing
is en dat voornoemde lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn
vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [X] en [Y]
te betalen:
ten aanzien van de verlengingsovereenkomst met nummer
51302670
- een bedrag van € 2.594,07 te vermeerderen met de
wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia
gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van
Dexia ontvangen
uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele
voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei
2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met
de wettelijke rente over de
na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen
vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele
voldoening;
ten aanzien van de verlengingsovereenkomst met nummer
56005024
- een bedrag van € 5.452,05 te vermeerderen met de
wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia
gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van
Dexia ontvangen
uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele
voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei
2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met
de wettelijke rente over de
na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen
vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele
voldoening;
ten aanzien van lease-overeenkomst met nummer
51700008
- een bedrag van € 5.898,92 te vermeerderen met de
wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia
gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van
Dexia ontvangen
uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele
voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei
2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met
de wettelijke rente over de
na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen
vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele
voldoening;
ten aanzien van lease-overeenkomst met nummer
56086054
- een bedrag van € 6.903,62 te vermeerderen met de
wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia
gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van
Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele
voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei
2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met
de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf
het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot op:
-
voor verschuldigd
griffierecht
€ 201,00
- voor salaris van
gemachtigde
€
1.800,00
totaal:
€ 2.001,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. veroordeelt Dexia om binnen
veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te
Tiel te berichten dat [Y] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer
heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan
deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
V. verklaart dit vonnis tot
zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders
gevorderde;
in reconventie
VII. wijst de vordering af;
VIII. veroordeelt Varde in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot €
1000,05.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2010 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL