DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
de
dagvaarding van 10 april 2007, met producties, de conclusie van antwoord van
Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is bepaald dat er een
comparitie zal worden gehouden.
welke heeft plaatsgevonden op 7 september
2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal
gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X c.s.]. per brief van 4
september 2007 en per
faxbericht van 7 september 2007 aanvullende stukken
ingediend. Ter terechtzitting heeft
Dexia aanvullende stukken
overgelegd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
Indeling van het vonnis
Het vonnis heeft de volgende
onderdelen:
1.
Feiten
2. Vorderingen [X
c.s.]
3. Standpunten [X
c.s.].
4. Standpunten
Dexia
5. Beoordeling van de
vorderingen
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank
Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt
(worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2 [Y] was bij het aangaan van de hieronder
bedoelde overeenkomsten gehuwd met [X].
1.3. Op of omstreeks 9 mei 2000 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Overwaarde Effect Maandbetaling
zonder Herbeieging' (hierna: lease-overeenkomst 1) waarop hij als lessee stond
vermeld, met als wederpartij Labouchere. De/e overeenkomst, die tot stand is
gekomen via Spaar Select Rotterdam (hierna: Spaar Select), is aangegaan onder
nummer 22080045 voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder
meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 70.452,40 aandelen
leaset en dat hij 240 maandelijkse termijnen van telkens € 751,31 verschuldigd
was. De totale leasesom beliep € 180.314,40 waarin begrepen een bedrag van €
109.862,00 aan rente. Per 8 februari 2006 is deze overeenkomst door Dexia
beëindigd.
1.4 Met het oog op de voldoening van de
maandtermijnen van lease-overeenkomst I heeft [X] via Spaar Select een
effectenrekening bij Dexia geopend en daarop op 22 augustus 2000 een bedrag in
depot gestort, groot € 42.655,34. Dit depot is door [X] gefinancierd met een
tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag
zijn participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V. (hierna:
Global Aandelenfonds).
De maandtermijnen uit de lease-overeenkomst zijn tot
juli 2002 uit het depot voldaan. Na de termijnbetaling uit het depot in juni
2002 heeft [X] de resterende participaties in het Global Aandelenfonds verkocht.
De opbrengst van € 6.265,23 is overgemaakt naar een privé-rekening van [X] .
Voorts is op enig moment uit het depot een bedrag van € 766,44 overgeboekt naar
een privé-rekening van [X] .
1.5. [X] en Dexia zijn op of omstreeks 17
september 2003 met betrekking tot leaseovereenkomst I een 'renteloze
betalingsregeling' overeengekomen, inhoudende dat [X] de termijnbetalingen 31
tot en met 38 renteloos en gespreid over 36 maanden kon betalen. Van de
overeengekomen 36 betalingen van € 166,96 heeft [X] in totaal 22 betalingen
voldaan.
1.6. [X] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst 1
van Dexia € 7.370,34 aan dividenden ontvangen.
1.7. Op of omstreeks 3 juli 2000 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Allround Effect Maandbetaling'
(hierna: lease-overeenkomst 2) waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar
Select, is aangegaan onder nummer 39784368 voor een periode van 240 maanden. De
overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom)
van € 6.382,86 een certificaat leaset en dat hij 240 maandelijkse termijnen van
telkens € 68,07 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 16.336,08 waarin
begrepen een bedrag van € 9.953,22 aan rente. Per 15 juli 2005 is deze
overeenkomst door Dexia beëindigd.
1.8. [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst 2
60 maandelijkse termijnen voor een
totaalbedrag van € 4.084,20 aan Dexia
betaald.
1.9. Op of omstreeks 3 juli 2000 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Allround Effect Vooruitbetaling'
(hierna: lease-overeenkomst 3) waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar
Select, is aangegaan onder nummer 39784367 voor een periode van 240 maanden. De
overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom)
van € 8.510,49 een certificaat leaset en dat hij voor de eerste zestig maanden,
na aftrek van 20 % korting, een vooruit te betalen rentetermijn van € 4.356,29
verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 21.781,44 waarin begrepen een
bedrag van € 13.270,95 aan rente over de gehele looptijd. Per 15 juli 2005 is
deze overeenkomst door Dexia beëindigd.
1.10. [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst 3 een
totaalbedrag van € 4.356,60 bij vooruitbetaling aan Dexia betaald.
1.11. Op of omstreeks 3 juli 2000 heeft [Y] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Allround Effect Maandbetaling'
(hierna: lease-overeenkomst 4) waarop zij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar
Select, is aangegaan onder nummer 39784366 voor een periode van 240 maanden. De
overeenkomst bepaalt onder meer dat [Y] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom)
van € 6.382,86 een certificaat leaset en dat zij 240 maandelijkse termijnen van
telkens € 68,07 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 16.336,08 waarin
begrepen een bedrag van € 9.953,22 aan rente. Per 15 juli 2005 is deze
overeenkomst door Dexia beëindigd.
1.12. [Y] heeft ter zake van lease-overeenkomst 4 60
maandelijkse termijnen voor een totaalbedrag van € 4.084.20 aan Dexia
betaald.
1.13. Na 60 maanden bedroeg de waarde van het in
lease-overeenkomst 4 genoemde certificaat € 4.295,61 en de restant hoofdsom €
5.826,83.
1.14. Op of omstreeks 3 juli 2000 heeft [Y] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Allround Effect Vooruitbetaling'
(hierna: lease-overeenkomst 5) waarop zij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar
Select, is aangegaan onder nummer 39784365 voor een periode van 240 maanden. De
overeenkomst bepaalt onder meer dat [Y] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom)
van € 8.510,49 een certificaat leaset en dat zij voor de eerste zestig maanden,
na
aftrek van 20 5 korting, een vooruit te betalen rentetermijn van €
4.356,29 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 21.781,44 waarin begrepen
een bedrag van € 13.270,95 aan rente over de gehele looplijd. Per 15 juli 2005
is deze overeenkomst door Dexia beëindigd.
1.15. Na 60 maanden bedroeg de waarde van het in
lease-overeenkomst 5 genoemde certificaat € 5.725,89 en de restant hoofdsom €
7.769,12.
1.16. [Y] heeft ter zake van lease-overeenkomst 5 een
totaalbedrag van € 4.356,60 bij vooruitbetaling betaald.
1.17. Op voornoemde lease-overeenkomsten zijn de
betreffende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
1.18. Ten aanzien van [X c.s.]. zijn de volgende
persoonlijke omstandigheden gebleken.
[X] is geboren op 25 september 1949.
[Y] is geboren op 30 november 1953.
[X] heeft een opleiding gevolgd op Lbo-niveau en was ten
tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten van beroep magazijnmeester
wegtransport.
[Y] heeft een opleiding gevolgd op Hbo-niveau en was ten
tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten van beroep lerares in liet
basisonderwijs.
Het gezinsinkomen van [X c.s.]. bedroeg ten tijde van
het aangaan van de lease-overeenkomsten rond € 2.332,- netto per maand,
exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
[X c.s.]. beschikten ten tijde van het aangaan van de
lease-overeenkomsten over een renterekening bij Spaarbeleg, dat op 15 april 2000
een saldo van € 11.830,84 had. Dit saldo hebben zij aangewend ter financiering
van lease-overeenkomsten 3 en 5. Voorts beschikten zij niet over enig
vermogen.
Er is sprake van enig fiscaal voordeel, genoten door [X
c.s.]. in verband met de leaseovereenkomsten.
1.19. [X] en [Y] hebben elkaar over en weer geen
schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de onderscheidenlijke
lease-overeenkomsten.
1.20. Bij brief van 8 februari 2003 heeft [Y] met een
beroep op art. 1:89 BW voor het eerst de vernietigbaarheid ingeroepen van
lease-overeenkomsten 1. 2 en 3 en terugbetaling gevorderd op een termijn van 14
dagen.
1.21. Bij brief van 3 augustus 2005 heeft [X] met een
beroep op art. 1:89 BW de vernietigbaarheid ingeroepen van lease-overeenkomsten
4 en 5.
1.22. [X c.s.]. hebben voor 1 augustus 2007 aan notaris
Kielstra een opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 van het
Burgerlijke Wetboek (BW) gezonden, waarin zij verklaren niet aan de
verbindendverklaring van de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van
het gerechtshof te Amsterdam gebonden te willen zijn.
2. Vorderingen [X
c.s.].
[X c.s.]. vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad:
ten aanzien van overeenkomst
1
- te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst,
het onlosmakelijk daaraan verbonden depot daarbij inbegrepen, rechtsgeldig is
vernietigd wegens dwaling, althans wegens misbruik van
omstandigheden;
- te verklaren voor recht dat de
lease-overeenkomst, het onlosmakelijk daaraan verbonden depot daarbij
inbegrepen, is gesloten zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste
toestemming van [Y] en dat door [Y] terecht een beroep op vernietiging op grond
van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst nietig is
en Dexia verplicht is om alle door [X] aan haar betaalde bedragen terug te
betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan
de dag van algehele terugbetaling;
- voor zover de overeenkomst
niet vernietigd is op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden of op
grond van artikel 1:89 lid 1 BW, te verklaren voor recht dat Dexia de
zorgplicht, die zij zowel uit de wet, uit het contract als uit de redelijkheid
en billijkheid jegens [X c.s.]. had moeten betrachten, heeft geschonden,
waardoor [X c.s.]. rechl hebben op vergoeding van de gehele door hem geleden
schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X c.s.]. wanprestatie heeft
gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door [X c.s.]. is
ontbonden;
ten aanzien van lease-overeenkomsten 2, 3, 4 en
5
primair
- te verklaren voor recht dat de
lease overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd wegens dwaling, althans wegens
misbruik van omstandigheden;
- te verklaren voor recht dat de
lease-overeenkomsten zijn gesloten zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW
vereiste toestemming van de echtgenoten en dat door hen terecht een beroep op
vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende
overeenkomsten nietig zijn en Dexia verplicht is om alle door [X c.s.]. aan haar
betaalde bedragen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
dag van betaling tot aan de dag van algehele
terugbetaling;
subsidiair
- voor zover de
lease-overeenkomsten niet vernietigd zijn op grond van artikel 1:89 BW of op
grond van dwaling, te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten nietig
zijn wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet, dan wel strijd met de
Wet toezicht effectenverkeer, althans deze te vernietigen, althans de
lease-overeenkomsten zodanig te wijzigen dat hel nadeel voor [X c.s.]. zal zijn
opgeheven; voor zover de lease-overeenkomsten niet nietig zijn op grond van
artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden en
voor zover tevens de nietigheid van de overeenkomsten op grond van de
strijdigheid met de WCK niet wordt uitgesproken, te verklaren voor recht dat
Dexia de zorgplicht die zij zowel uit de wet als uit de overeenkomsten als uit
de redelijkheid en billijkheid jegens [X c.s.]. had moeten betrachten, heeft
geschonden, waardoor [X c.s.]. recht hebben op vergoeding van de gehele door hen
geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X c.s.]. wanprestatie
heeft gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door [X c.s.]. is
ontbonden;
ten aanzien van alle
lease-overeenkomsten
- Dexia te veroordelen tot
terugbetaling aan [X c.s.]. van de som van € 83.660,49, bestaande uit de door
[X] aan Dexia betaalde inleg en het verlies uit depot, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tot de dag van algehele
terugbetaling door Dexia, althans Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X
c.s.] van de som van alle door [X c.s.]. aan Dexia betaalde bedragen, te
vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling; alsmede Dexia te veroordelen
tot betaling van een som van € 645,52 + p.m. bestaande uit de gestelde
schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verbandhoudende
kosten, waaronder de notariskosten, taxatiekosten en afsluitprovisie, waarbij
Dexia geen aanspraak kan rnaken op betaling door [X c.s.]. van enige
restschuld;
- Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke
proceskosten van [X c.s.]., te weten het vaste bedrag van € 895,- alsmede 15%
over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15 % over de door Dexia
gevorderde bedragen die [X c.s.]. na de uitspraak in deze zaak niet meer zullen
hoeven betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij inbegrepen,
althans lot betaling van een bedrag aan proceskosten als de kantonrechter juist
zal achten;
- Dexia te gelasten om binnen twee weken na
betekening van dit vonnis te bewerkstelligen dat de registralie van [X c.s.].
bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in
de betreffende gevallen de aan die-registratie gekoppelde achterstandscodering
ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag
dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,-.
3. Standpunten [X
c.s.].
3.1. [X c.s.]. stellen dat de lease-overeenkomsten
moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en
derhalve als koop op afbetaling in de /in van artikel 7A:1576 BW en dus de
toestemming behoefden van de andere echtgenoot ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub
d BW. Omdat [X c.s.]. deze (schriftelijke) toestemming over en weer niet hebben
verleend, hebben zij de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
Voor
zover Dexia zich op het standpunt stelt dat het beroep van [X c.s.]. op artikel
1:89 BW is verjaard, stellen [X c.s.], dat Dexia geen beroep op verjaring
toekomt omdat zij in deze niet te goeder trouw is. Dexia heeft immers jareniang
het signaal heeft afgegeven dat artikel 1:88 BW niet op lease-overeenkomsten van
toepassing is, aldus [X c.s.].
3.2. [X c.s.]. leggen voorts aan hun vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia hebben gedwaald, dat
Dexia misbruik heeft gemaakt van omstandigheden, dat Dexia zich heeft bediend
van misleidende reclame, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming
van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast hebben [X
c.s.]. zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal
andere door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia
geldende normen en criteria en dat de overeenkomst als gevolg daarvan nietig zou
zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. [X
c.s.]. stellen ten slotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van
Spaar Select bij de totstandkoming van de lease-overeenkomsten.
3.3. Volgens [X c.s.]. is Dexia aansprakelijk voor
de door hen geleden schade. De
schade bestaat volgens [X c.s.]. uit alle
financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten en daarmee
samenhangende overeenkomsten, althans uit de reeds door hen betaalde
bedragen.
3.3. Volgens [X c.s.]. is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen telkens vanaf de dag van
betaling.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X c.s.]. en
voert - kort gezegd — aan dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt
als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is
van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - art.
1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen
sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben
beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de
huwelijkspartner zijn of haar in art. 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere
wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [X c.s.]. dit over en weer ook hebben
gedaan. Bovendien is het recht om lease-overeenkomsten 4 en 5 op grond van
artikel 1:89 BW te vernietigen volgens Dexia tevens verjaard, aldus
Dexia.
4.3. Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten
door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij [X c.s.]. zou hebben misleid, dat
zij zich heeft bediend van misleidende reclame, dat zij zou zijn tekortgeschoten
in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben
gehandeld. Volgens Dexia beschikten [X c.s.]. bij het aangaan van de
overeenkomsten telkens over alle relevante informatie. Dexia betwist
aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook
betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing — van de door [X
c.s.]. genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben
genomen.
4.4. Ten slotte betwist Dexia de schade, althans
betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In de vonnissen van deze rechtbank van 27
april 2007 met IJN nummers BA3920 en BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een
aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor
dit geding met name van belang zijn:
BA3920:
omschrijving van de
risico's van de depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 -
7.5):
uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov
10.17);
BA3914 en BA3920:
huurkoop en bevoegdheid (rov
8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere
wetten en regelingen (rov 8.3);
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling
(rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov
8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling toezicht Effectenverkeer (NR), (rov
8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit de vonnissen van 27 april 2007
op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken. In het
onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid
5.2. Lease-overeenkomsten als de onderhavige wordt
aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op de
onderhavige lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW
huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Omdat deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, hadden [X c.s.]. de bevoegdheid een beroep
te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. Gelet hierop heeft [Y] de
lease-overeenkomsten 1, 2 en 3 bij haar brief van 8 februari 2003 op juiste
gronden vernietigt.
Dexia heeft in dit verband, met onder meer een beroep op
de redelijkheid en billijkheid. gesteld dat [X] geen recht heeft op integrale
restitutie van de betalingen die hij in het verleden heeft verricht. Dit betoog
faalt. Aan art. 1:89 BW ligt immers de gedachte ten grondslag dat de partner,
c.q. het gezin, beschermd dient te worden legen verplichtingen als bedoeld in
art. 1:88 BW die zonder toestemming van de ene partner door de ander zijn
aangegaan. Hiermee is niet te verenigen dat op de reslitutieplicht van Dexia
gekort zou worden op grond van omstandigheden die niet aan enige gedraging van
die andere partner toegerekend kunnen worden. Dientengevolge dienen alle
betalingen van [X] aan Dexia ter zake van lease-overeenkomsten 1, 2 en 3 te
worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van Dexia ontvangen
heeft, zoals uitgekeerde dividenden.
5.4. Ten aanzien van lease-overeenkomst 1 merkt de
kantonrechter voorts nog het volgende op. Zoals overwogen is in het vonnis van
27 april 2007 LJN nummer BA3920 onder de rechtsoverwegingen 10.7 tot en met
10.9, brengt de vernietiging van de lease-overeenkomst niet met zich dat ook de
storting in het depot nietig is en uit dien hoofde gerestitueerd zou moeten
worden. De kantonrechter zal hierna derhalve nader onderzoeken of de overige
vorderingen van [X c.s.]. ten aanzien van lease-overeenkomst 1 op de daarvoor
aangevoerde (andere) gronden toewijsbaar zijn.
5.5. Dexia stelt dat het aan [X] toekomende
vernietigingsberoep ten aanzien van leaseovereenkomsten 4 en 5 is verjaard. De
verjaringstermijn is op grond van artikel 3:52 lid i sub d BW 3 jaar en vangt
aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt
bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de
juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007,
68 en LJN: AY8771). Ter terechtzitting hebben [X c.s.]. gesteld dat [X] van
aanvang afwist dat [Y] de betreffende lease-overeenkomsten was aangegaan, reden
waarom de verjaringstermijn van het beroep op de vernietigingsgrond van artikel
1:89 BW is aangevangen op het moment van totstandkoming van de overeenkomsten.
[X] heeft eerst bij brief van 3 augustus 2005 een beroep op de vernietigbaarheid
van lease-overeenkomsten 4 en 5 gedaan. Daarmee staat vast dat het beroep op de
hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar nadat [X] bekend is
geworden met lease-overeenkomsten 4 en 5 heeft plaatsgevonden, zodat het
desbetreffende recht is verjaard. De stelling van [X] e.s. dat Dexia thans op
grond van door hun geschetste omstandigheden niet te goeder trouw beroep kan
doen op verjaring wordt verworpen, reeds op de grond dat niet is gesteld of
gebleken dat [X] ten gevolge van uitlatingen van Dexia te laat vorenbedoeld
beroep op 1:89 BW heeft gedaan.
Ten aanzien van lease-overeenkomsten 4 en 5
dienen derhalve de overige door [X c.s.]. aangevoerde gronden nader aan de orde
te komen.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.6. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor
gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten
als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders
is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
5.7. Dexia beschikte niet over een vergunning
krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomsten
is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de
overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens de [X
c.s.]., wegens strijd met andere wetten en regelingen.
5.8. De toepasselijkheid van de WCK en de andere
hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Indien [X c.s.].
zich terecht op die regelingen /ouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan
eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst,
dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Misleidende reclame
5.9. Maatstaf bij de vraag of sprake is van
misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een
gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij
kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000,
374).
5.10. Ter onderbouwing van hun stelling dat Dexia zich
heeft bediend van misleidende reclame verwijzen [X c.s.]. naar de door hen
overgelegde brochures 'Overwaarde Effect zonder herbeleggen' en 'Allround
Effect' van Spaar Select. In dit reclamemateriaal worden bij de oplettende
lezing door een consument zoals hiervoor bedoeld, de wezenlijke kenmerken van de
aangeboden producten vermeld, zodat van misleidende reclame geen sprake is. Dit
laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had
zoals hierna omschreven.
Dwaling
5.11. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen informatie moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Voorts had [Y] uit
de inhoud van de lease-overeenkomsten 4 en 5 en de bijbehorende Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een
lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar
gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van
het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in
rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen omtrent de
depotbelegging en/of het aangaan van de lease-overeenkomsten had (ook) van [X
c.s.]., naast het stellen van enkele vragen aan de tussenpersoon, enig nader
onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelegging en [Y] de
lease-overeenkomsten 4 en 5 onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken zijn aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot
vernietiging van de (lease-)overeenkomsten wegens dwaling leiden. Dat laat de
zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt,
onverlet.
Misbruik van omstandigheden
5.12. De kantonrechter verwerpt het beroep op misbruik
van omstandigheden. Uit hetgeen is gesteld, blijkt onvoldoende dat Dexia,
wetende of moetende begrijpen dat [X c.s.]. door bijzondere omstandigheden
(zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand
of onervarenheid) bewogen werden tot het aangaan van de depotbelegging en de
lease-overeenkomsten 4 en 5, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd,
ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te
weerhouden.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.13. Dexia was bij het aanbieden van de onderhavige
producten gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van
Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
5.14. [X c.s.]. hebben Dexia verweten dat Dexia jegens
hen de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia
niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van de onderhavige producten.
Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende
feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis
te verstane wijze op die risico's dienen te wij/en. De brochures en folders waar
Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia
is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het depotnadeel van
lease-overeenkomst 1
5.15. In aanmerking genomen dat Dexia reeds alle ter
zake van lease-overeenkomst 1 verrichte betalingen - waaronder dus ook de
maandtermijnen die uit het depot betaald zijn -dient te restitueren, resteren
voor [X] nog de volgende nadelen met betrekking tot het
depot:
I. het waardeverlies van het fonds waarin het depot
is belegd;
II. de financieringskosten van het depot (de aan de
hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten
etc).
5.16. Bij de verdeling van het nadeel wordt onderscheid
gemaakt tussen deze verschillende componenten. Daarbij speelt niet slechts een
rol in welke mate het nadeel aan ieder van
partijen is toe te rekenen, maar
eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het
totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
5.17. Op deze basis oordeelt de kantonrechter naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat het onder l bedoelde
waardeverlies voor 100% voor rekening van Dexia behoort te komen. Voorts
oordeelt de kantonrechter dat de onder II genoemde kosten geheel voor rekening
van [X] dienen te blijven, zodat dit gedeelte van de vordering afgewezen dient
te worden.
Dexia dient derhalve niet alleen het onder 5.3 genoemde saldo van
de betalingen ter zake van lease-overeenkomst 1 aan [X] te restitueren, maar ook
hetgeen [X] na aftrek van de onttrekkingen aan het depot meer in het depot heeft
ingelegd dan aan leasetermijnen uit het depot beschikbaar is gekomen (de
waardedaling van het depot). Dit komt er op neer dat [X] van Dexia dient terug
te krijgen alle door hem ter zake van het onderhavige samenstel van
overeenkomsten aan Dexia betaalde bedragen, verminderd met hetgeen [X] aan het
depot heeft onttrokken en hetgeen [X] aan dividenden en daarmee gelijk te
stellen uitkeringen van Dexia heeft ontvangen, in casu neerkomende op een bedrag
van (€ 42.655,34 + € 3.756,55 + € 3.673,12 -/- € 766,44 -/- € 6.265,23 -/- €
7.370,34 =) € 35.683,-
Toerekening van het nadeel in het kader van
lease-overeenkomsten 4 en 5
5.18. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april
2007 met LJN nummer BA3914 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel
te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden
verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende,
mate waarin aan [Y] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben
bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn
arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot
uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven
van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting
vormen de persoonlijke omstandigheden van [Y] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X
c.s.]. (bepalend voor de vraag of [Y] financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de belcggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [Y] beschikte (zowel len aanzien van beleggingen als
daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[Y] om de overeenkomst aan te gaan.
5.19. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27
april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan
ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.19 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [Y] categorie 2 van toepassing. Dit betekent dat
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 60 % van het nadeel voor
rekening van Dexia dient te komen en het resterende percentage voor rekening van
[Y] komt. Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met
de fiscale gevolgen van de lease-overeenkomsten voor [Y]. De vraag of [Y] - naar
Dexia stelt - blijkens een overgelegd rekeningoverzicht van de renterekening bij
Spaarbeleg over enige relevante beleggingservaring beschikte, kan hierbij in het
midden blijven, omdat [Y] reeds gelet op
het gezinsinkomen en het vermogen
van [X c.s.]. niet in de overige categorieën valt. In dit verband merkt de
kantonrechter op dat [X c.s.]. onbetwist hebben gesteld dat zij het enige
vermogen waarover zij beschikten, het saldo van de renterekening bij Spaarbeleg,
hebben aangewend ter financiering van lease-overeenkomsten 3 en 5, reden waarom
het ervoor dient te worden gehouden dat [Y] na het afsluiten van
lease-overeenkomsten 4 en 5 niet over enig vermogen beschikte waarmee
tegenvallende resultaten op de lease-overeenkomsten zouden kunnen worden
opgevangen.
5.20. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van
lease-overeenkomsten 4 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag
van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende
de looptijd van de lease-overeenkomsten. In het voetspoor van het vonnis van
deze rechtbank van 27 april 2007 met LJN-nummer BA3914 gaat de kantonrechter met
het oog op gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van
het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere
omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. In het onderhavige geval
komt dit neer op een bedrag van f, 4.084,20. Voor de berekening van het in
aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd met het restant van de
hoofdsom van de geldlening, zijnde € 5.826,83 en te verminderen met de opbrengst
van hel geleasete certificaat, zijnde € 4.295,61.
5.21. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 4
bedraagt derhalve € 5.615,42. Hiervan dient, gelet het in 5.19 genoemde
percentage, een bedrag van € 2.246,17 voor rekening van [Y] te
blijven.
5.22. Door [Y] is in het kader van lease-overeenkomst 4
een bedrag van € 4.084,20 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht
het hiervoor berekende bedrag dat voor haar rekening dient te blijven, zodat
Dexia per saldo aan [Y] dient te voldoen een bedrag van € 1.838,03.
5.23. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van
lease-overeenkomst 5 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag
van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende
de looptijd van de lease-overeenkomsten, conform hetgeen hiervoor is overwogen
beperkt tot 60 maanden, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 4.356,60. Voor de
berekening van het in aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd
met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 7.769,12 en te
verminderen met de opbrengst van het geleasete certificaat, zijnde €
5.725,89.
5.24. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 5
bedraagt derhalve € 6.399,83. Hiervan dient, gelet het in 5.19 genoemde
percentage, een bedrag van € 2.559,93 voor rekening van [Y] te
blijven.
5.25. Door [Y] is in het kader van overeenkomst 5 een
bedrag van € 4.356,60 betaald.
I lierop dienen in mindering te worden
gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor haar rekening dient te blijven,
zodat Dexia per saldo aan [Y] dient te voldoen een bedrag van €
1.796,67.
Wettelijke rente
5.26. Ten aanzien van lease-overeenkomst 1 is de
gevorderde wettelijke rente is als volgt toewijsbaar:
a. over €
18.087,27, zijnde het, als onder 5.3 bedoelde, saldo van het bedrag dat [X]
heeft betaald tot het moment dat Dexia met de terugbetaling in verzuim was (het
moment waarop de door [Y] in haar onder de feiten bedoelde brief genoemde
betalingstermijn verstreek, Ie weten 22 februari 2003) minus de door [X] tot dit
moment ontvangen dividenden, vanaf 22 februari 2003 tot moment tol aan de
voldoening;
b. over 21 % van de 22 betalingen die [X] heeft verricht na
22 februari 2003, telkens vanaf de momenten van betaling. Immers, nu [X] ook na
22 februari 2003 nog dividenden heeft ontvangen en deze dividenden, als hiervoor
onder 5.3 is vermeld, voor de berekening van het door Dexia terug te betalen
bedrag van de door [X] betaalde bedragen moeten worden afgetrokken, kan de
wettelijke rente slecht over een deel, te weten 21 %, van de betalingen worden
toegewezen;
c over het waardeverlies op het depot (€ 16.840,92) vanaf de
datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het
moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 27 juli 2001
lot de voldoening.
Bij de bepaling van laatstgenoemd moment is in aanmerking
genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(cn) tussen
storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met
inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk
is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben
ondervonden.
5.27. Ten aanzien van lease-overeenkomsten 2 de
wettelijke rente toewijsbaar over de door Dexia te restitueren betalingen vanaf
het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment
waarop de door [Y] in haar onder 1.21 bedoelde brief genoemde betalingstermijn
verstreek, derhalve met ingang van 22 februari 2003, zij het dat ook na dit
moment door [Y] nog termijnbetalingen zijn verricht. Op grond van hetgeen onder
de feiten is vermeld, gaat de kantonrechter ervan uit dal [Y] tot 22 februari
2003 ter zake van deze lease-overeenkomst 32 termijnbetalingen, voor een
totaalbedrag van € 2.178,24, heeft verricht en dat zij de overige 28
termijnbetalingen hierna heeft verricht. Dit betekent dat Dexia ter zake van
lease-overeenkomst 1 vanaf 22 februari 2003 wettelijke rente verschuldigd is
over een bedrag van € 2.178,24 en dat zij voorts over iedere latere
termijnbetaling wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment van
betaling.
5.28. Ten aanzien van lease-overeenkomst 3 is de
wettelijke rente toewijsbaar over de door Dexia te restitueren (vooruitbetaling
vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het
moment waarop de door [Y] in haar onder 1.21 bedoelde brief genoemde
betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 22 februari
2003.
5.28. Met betrekking tot de wettelijke rente over de
lease-overeenkomsten 4 en 5 overweegt de kantonrechter dal Dexia deze
verschuldigd is vanaf het moment van verzuim. Dexia heeft de op haar rustende
zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de
lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin -
en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in
gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de
zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient
voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden
uitgegaan van de data waarop [Y] haar betalingen aan Dexia heeft verricht (zie
in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007. LJN BA5684). Tevens dient in
ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen
nadeel niet alleen bestaat uit door [Y] betaalde termijnen, maar ook uit nog
verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de
betalingen van [Y] voor de berekening van de wettelijke renle niet geheel, maar
voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is
een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [Y] dient terug
te ontvangen en de noemer door het bedrag dat zij ter zake van de
leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald.
Ontbinding
5.29. De door [X c.s.]. gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomsten 4 en 5 wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van
de zorgplicht door Dexia in de precontracluele Tasc als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.30. De overigens door [X c.s.]. gevorderde
schadevergoeding en kosten, althans verwij/ing naar de schadestaatprocedure,
wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de
negatieve financiële gevolgen voor [X c.s.]. daaronder begrepen, zijn
verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Verklaring voor recht
5.31. De vorderingen van [X c.s.]. gericht op
verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat zij daarbij, gelet op het
voorgaande, geen belang meer hebben.
Proceskosten
5.32. Dexia zal, als de in het ongelijk gestelde partij,
worden veroordeeld in de kosten van het geding, die op de gebruikelijke wijze
worden begroot. Voor zover [X c.s.]. een hoger bedrag aan proceskosten vorderen,
wordt dit meerdere afgewezen. Krachtens artikel 237 lid 3 en 4 van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering zijn de gevorderde nakosten niet toewijsbaar,
aangezien deze kosten nog niet zijn gemaakt en in deze procedure niet kunnen
worden begroot.
BKR-registratie
5.33. Nu [X c.s.]. ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te
melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening
van hel in deze te wijzen vonnis.
5.34. De overige stellingen van partijen in conventie
behoeven geen behandeling meer.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.35. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.36. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om aan [X] te
betalen:
in het kader van lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 35.683,-,
vermeerderd
met de wettelijke rente berekend over€ 18.087,27 vanaf 22
februari 2003 tot
aan de dag der algehele voldoening, alsmede over 21 % van
de nadien verrichte
betalingen, telkens vanaf het moment van betaling tot aan
de dag der algehele
voldoening en over een bedrag € 16.840,92 vanaf 27 juli
2001 tot aan de dag
der algehele voldoening;
in het kader van
lease-overeenkomst 2 een bedrag van € 4.084,20, vermeerderd
met de wettelijke
rente over een bedrag van € 2.178,24 vanaf 22 februari 2003
tot aan de dag
der algehele voldoening, alsmede over iedere hierna verrichte
termijnbetaling
vanaf het moment van betaling tot aan de dag der algehele
voldoening;
in
het kader van lease-overeenkomst 3 een bedrag van € 4.356,60, vermeerderd
met
de wettelijke rente vanaf 22 februari 2003 tot aan de dag der
algehele
eroordeelt Dexia om aan [Y] te betalen:
in het kader van
lease-overeenkomst 4 een bedrag van € 1.838,03, vermeerderd met de wettelijke
rente over 45 % van de betalingen, telkens vanaf het moment van betaling tot aan
de dag der algehele voldoening;
in het kader van lease-overeenkomst 5 een
bedrag van € 1.796,67, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het
moment van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X c.s.]. gevallen, tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd
griffierecht
€ 199,00
voor het exploot van
dagvaarding
€ 84,87
voor salaris van
gemachtigde
€ 1.200.00
In
totaal
€ 1.483,87
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau
Krediet Registratie te Tiel te berichten
dat [X c.s.]. geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer hebben, op
straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer en anders
gevorderde
Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, kantonrechter, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2007 door mr. A. van
Dijk, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL