Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM,
Afdeling privaatrecht- teams kanton
kenmerk: 1358149/CV EXPL 12-19189
datum: 15 februari 2013
399
 
Vonnis van de kantonrechter in de zaak:
 
1. de vennootschap onder firma ASSURANTIEKANTOOR [NN]
2. [X]
3. [Y],
eisers,
alien gevestigd te [woonplaats],
gemachtigde: mr. S.L.L. da Graça (DAS Rechtsbijstand),
 
tegen:
 
1. RUTGER JAN SCHIMMELPENNINCK
2. BERNARDUS FRANCISUS MARIA KNUPE,
beiden in de hoedanigheid van curator in het faillissement van de naamloze vennootschap DSB Bank N.V.,
gedaagden,
beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
gemachtigde: mr. J.J. Splinter,
 
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
Bij tussenvonnis van 17 augustus 2012 is de zaak verwezen naar de rolzitting voor schriftelijk voortprocederen.
 
Eisers namen een conclusie van repliek en legde daarbij producties over.
 
Gedaagden namen een conclusie van dupliek en legde daarbij producties over.
 
Eisers hebben bij akte op die laatste producties gereageerd.
 
Vervolgens is vonnis bepaald.
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat het volgende vast:
 
1.1. Gedaagden zijn tot curatoren benoemd in het faillissement van DSB Bank.
1.2. Een zeker echtpaar [Z] had naar aanleiding van twee door haar bij DSBBank afgesloten risicoverzekeringen tegen een koopsompremie een klacht/financiele
       kwestie met DSB Bank en is om die reden met de gedaagden in onderhandeling getreden.
1.3. Op enig moment heeft het echtpaar [Z] eisers benaderd om haar bijstand en advies te verlenen in de kwestie met DSB Bank.
1.4. Uiteindelijk is het in oktober2011 tussen het echtpaar [Z] en gedaagden tot een regeling gekomen.
1.5. Eisers hebben in dat kader gedaagden verzocht de factuur met betrekking tot de aan het echtpaar [Z] verleende bijstand ad € 2.323,20 te vergoeden.
1.6. De curatoren hebben dit verzoek afgewezen.
 
Vordering en verweer
 
2. Eisers vorderen gedaagden te veroordelen tot betaling van de factuur ad € 2.323,20, te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover alsmede tot betaling van de proceskosten.
 
3. Gedaagden verweren zich tegen de vordering. Het primaire - en meest verstrekkende - verweer van gedaagden is dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vordering zijn op grond
van artikel 26 Faillissementswet.
 
Beoordeling
 
4. Het primaire verweer van gedaagden slaagt. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, blijkt dat de onderhavige vordering geen boedelschuld is, nu gesteld noch
gebleken is dat deze krachtens de wet een boedelschuld is, noch dat deze door toedoen van de curator is ontstaan.
 
5. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 26 Faillissementswet kunnen eisers hun vordering dan ook op geen andere wijze instellen dan door aanmelding ter verificatie.
 
6. Eisers zijn derhalve niet ontvankelijk in hun vordering.
 
7. Nu het primaire verweer slaagt, behoeven de overige standpunten geen bespreking.
 
8. Bij deze uitkomst van de procedure dienen eisers te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De nakosten, waarvan gedaagden betaling vorderen, zuilen op de in het
dictum weergegeven wijze worden begroot.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.    verklaart eisers niet ontvankelijk in hun vordering;
II.   veroordeelt eisers in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van gedaagden, tot op heden begroot op € 300,00 als salaris van de gemachtigde van gedaagden
III.  veroordeelt eisers tevens in de nakosten aan de zijde van gedaagden bepaald op  € 75,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dagtekening van dit
      vonnis;
IV.  verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
 
Aldus gewezen door mr. R. A. Overbosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL