Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 

RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 817201 DX EXPL 06-3562
Vonnis van: 15 augustus 2007
F. no.: 584
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eisende partij,
verwerende partij in reconventie,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. E.H. Hoeksema,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap,
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 

De procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-    de dagvaarding van 16 december 2005, met producties, inhoudende de vordering van
[X]
-    de akte van Dexia betreffende schorsing van de procedure krachtens de WCAM,
 
Bij rolmededeling van 14 maart 2006 is de schorsing van de procedure vastgesteld. Vervolgens is ingediend:
-    de brief van [X] van 21 februari 2007 betreffende hervatting van de procedure.
 
Bij rolmededeling van 28 februari 2007 is beslist dat de onderhavige procedure in beginsel kan worden hervat, mits nog een opt-out verklaring wordt overgelegd.
Vervolgens zijn ingediend:
-    de akte tot hervatting van de procedure van [X], met een productie;
-    de conclusie van antwoord - met eis in reconventie - van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 9 mei 2007 is bepaald dat een comparitie wordt gelast en dat [X] nadere gegevens dient te verstrekken. Voorafgaand aan de comparitie zijn ingediend:
-    de akte van [X], met producties;
-    de conclusie van antwoord in reconventie.
 
Op 22 juni 2007 om 11.00 uur heeft de comparitie plaatsgevonden. Daarbij waren partijen aanwezig, vergezeld door hun gemachtigden. Van de comparitie is (kort) proces-verbaal opgemaakt. Voorts heeft de griffier aantekening gemaakt van hetgeen daar is besproken.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 

1.    De feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] is op of omstreeks 24 juni 1999 een effectenlease-overeenkomst met Dexia aangegaan. Deze overeenkomst is bekend onder nummer [nummer] en wordt hierna ook aangeduid met de Overeenkomst.
 
1.3.  De Overeenkomst is genaamd WinstVerDriedubbelaar en bepaalt onder andere dat:
-      de totaal overeengekomen lease-som € 23.521,07 bedraagt, bestaande uit een totaal aankoopbedrag van € 19,441,80 en totaal te betalen rente van € 4.079,27;
-      de lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden;
-      de lease-som het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van € 113.31 bedraagt plus een bedrag van € 45,38 te betalen op of omstreeks de 35e maand en dat het restant van € 19.396,42 aan het einde van de lease-overeenkomst in principe wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.4.  Aan het einde van de looptijd is de Overeenkomst verlengd voor een periode van 36 maanden met ingang van 23 juni 2002, In totaal heeft [X] 36 maandtermijnen van € 113,31 en 23 maandtermijnen van € 113,41 aan Dexia betaald, hetgeen neerkomt op een totaal bedrag van € 6.687,59. Aan dividend en andere uitkeringen heeft [X] een bedrag van € 608,48 van Dexia ontvangen en is een bedrag van € 198,00 verrekend.
 
1.5.  Bij brief van 25 mei 2004 heeft de gemachtigde van [X] namens hem de Overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en is Dexia aansprakelijk gesteld. Dexia is daarbij gesommeerd de inleg aan [X] te restitueren.
 
1.6.  Per brief van 8 juni 2004 heeft Dexia [X] bericht zijn beroep op nietigheid niet te aanvaarden.
 
1.7.  In juni 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgemaakt, uitgaande van een koersprijs d.d. 23 juni 2005, Hierop staan een verkoopopbrengst ter hoogte van € 13.230,00, een restant hoofdsom van € 19.396,42 en een nog te betalen bedrag van € 7.428,91.

1.8.  [X] was ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst 17 jaar oud. Zijn beroep was militair en zijn opleidingsniveau LTS. Zijn netto inkomen bedroeg ongeveer ƒ1.200,00 (€ 544,54) per maand. [X] had geen vermogen.
 

2.    Vorderingen [X] in conventie
 
[X] vordert om bij vonnis:
 
"Primair:
 
I.    de Aandelenlease-overeenkomst van [X] te ontbinden, althans voor recht te
verklaren dat deze buitengerechtelijk is ontbonden;
 
II    Dexia te veroordelen om aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting de
somma van €6.687,59;
 
III.  Het bedrag bedoeld sub II te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de tekortkoming - i.e. het moment direct voorafgaande aan de totstandkoming van de Aandelenlease-overeenkomst - tot aan de dag der betaling, althans vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
 
IV    Voor recht te verklaren dat de genoemde restschuld van [X]
vervallenverklaard is, althans die schuld vervallen te verklaren;
 
V.    Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot € 500,00 per
dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
 
Alternatief:
 
VI    Voor recht te verklaren dat de aandeienovereenkomst nietig is;
 
VII,  Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting, de somma van€6.687,59;
 
VIII. Het bedrag bedoeld sub VII te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de totstandkoming van de Aandelenlease-övereenkomst wt aan de dag der betaling, althans vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
 
IX.   Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot €500,00per dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR Op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
 
Subsidiair;
 
X.    Te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld
en dat Dexia deswege schadeplichtig is;
 
XI.   Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting, de somma van €6.687,59, met dien verstande dat Dexia daarop in mindering kan brengen het bedrag dat overeenkomt met het percentage van €6.687,59, waarmee de AEX-index is gedaald in de periode 24 juni 1999 tot 25 mei 2004;
 
XII.  Het bedrag bedoeld sub XI te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de tekortkoming- i.e. het moment direct voorafgaande aan de totstandkoming van de Aandelenlease-overeenkomst - tot aan de dag der betaling, althans vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
 
XIII  Voor recht te verklaren dat de hiervoor genoemde restschuld van [X] vervallenverklaard is, althans die schuld vervallen te verklaren;
 
XIV.  Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot € 500,00 per dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
Primair, alternatief en subsidiair:
 
XV.   Dexia te veroordelen in de kosten van dit geding aan de zijde van [X] gevallen;
 
XVI.  Het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad te verklaren."
 

3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt zich primair op het standpunt dat Dexia is tekortschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht. [X] is, zo stelt hij, niet te beschouwen als een deskundige belegger en heeft niet eerder een effectenlease-overeenkomst bij Dexia afgesloten. Gezien de ingewikkelde aard van het financiële product en de aanzienlijke daaraan verbonden risico's, gold de zorgplicht van Dexia in volle omvang. Dexia heeft daarbij in ieder geval nagelaten [X] volledig, juist en op een voor hem begrijpelijke wijze te informeren over de omvang van de aan de Overeenkomst verbonden Financiële risico's. Daarnaast meent [X] dat de Overeenkomst onder Wet op het Consumentenkrediet (WCK) valt en dat de Overeenkomst in strijd is met art. 4 lid 1 onder h WCK. Aangezien Dexia niet over de vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte, is de Overeenkomst nietig wegens strijd niet een dwingende wetsbepaling als bedoeld in art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Subsidiair stelt [X] dat Dexia in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen uit de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR). door niet te informeren naar de financiële positie en omstandigheden van [X] en geen cliëntenprofiel op te stellen. Dexia heeft [X] voorts niet gewezen op de risico's en gevaren van de Overeenkomst. Dit tekortschieten dient volgens [X] als onrechtmatig te worden bestempeld met het gevolg dat de schade die [X] door het onrechtmatig handelen heeft geleden, voor vergoeding in aanmerking komt. De schadeplichtigheid brengt verder mee dat Dexia [X] zonder grondslag heeft laten registreren bij het BKR,
 

4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat [X] in strijd met de substantiëringsplicht ex artikel 111 lid 3 Rechtsvordering (Rv) de bij hem bekende verweren van De?da in de dagvaarding op te nemen. Daarnaast is de WCK volgens Dexia niet van toepassing op effectenlease-overeenkomsten, omdat dit niet onder vormen van krediettransacties valt die in de WCK zijn gedefinieerd. Ook de bepalingen uit de NR waar [X] zich op beroept, zijn niet van toepassing. Een verplichting tot bevoogding maakt geen deel uit van het Nederlandse recht en is ook direct in strijd met de recente parlementaire behandeling van de Wet financiële dienstverlening, volgens Dexia. Dexia heeft overigens wel onderzoek gedaan naar de financiële positie van [X], want bij het aangaan van een overeenkomst tot effectenlease wordt iedere kandidaat-belegger, dus ook [X], getoetst bij Bureau Kredietregistratie te Tiel. Mocht toch een verplichting tot bevoogding van [X] worden aangenomen, dan betwist Dexia dat [X] de Overeenkomst niet was aangegaan» als Dexia wel aan die verplichtingen zou hebben voldaan. Ook art. 33 NR is niet geschonden. Dexia heeft voldoende informatie verschaft en [X] daarmee voldoende gewaarschuwd. Ten aanzien van de registratie bij BKR brengt Dexia naar voren dat zij niet zelf tot schrapping van een registratie kan overgaan, maar hoogstens een melding bij BKR kan doen.
 
4.2.  Daarnaast betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn. Zij meent voorts dat door [X] genoten voordelen uit de Overeenkomst in aanmerking dienen te worden genomen, zoals het fiscale voordeel en het voordeel dat [X] heeft genoten nu hij een lening in het kader van de Overeenkomst heeft gesloten en niet een gewone lening van de hoofdsom tegen marktconforme tarieven. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de eigen schuld van [X] krachtens art- 6:101 BW. De wettelijke rente kan slechts verschuldigd zijn vanaf het moment dat sprake is van verzuim. Tot slot meent Dexia dat er geen reden is haar in de kosten te veroordelen-
 
5.    Vordering Dexia in reconventie
 
5.1.  Uit hoofde van de Overeenkomst bestaat nog een openslaande restschuld. Uit de in de dagvaarding vervatte vordering volgt dat [X] in verzuim verkeert. Daaruit leidt Dexia af dat [X] zijn verplichtingen niet zal nakomen. Om die reden is [X] van rechtswege in verzuim. ïn reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van de niet voldane restschuld ter hoogte van € 7.428,91, te vermeerderen met de contractuele rente althans de wettelijke rente.
 
6.    Standpunten [X] in reconventie
 
6.1.  In reconventie doet [X] primair een beroep op art. 3:51 lid 3 BW. [X] was ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst minderjarig en had geen toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger. De reconventionele vordering van Dexia stuit hierop volgens [X] af. Subsidiair verwijst [X] naar haar stellingen in conventie op grond waarvan de vordering van Dexia niet opgaat.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.  De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
Huurkoop
 
7.2.  De kantonrechter stelt voorop dat de effectenlease-overeenkomsten kwalificeren als huurkoop in de zin van art. 7A: 1676h BW. Voor de motivering van dit oordeel wordt verwezen naar de drie voorbeeldvonnissen van deze rechtbank van 27 april jl. en dan in het bijzonder naar rechtsoverweging 8.1. (LJN: BA3916, BA3914 BA3920).
 
Substantiëringsplicht
 
7.3.  Dexia heeft verzocht de vordering van [X] niet ontvankelijk te verklaren dan wd maatregelen tegen hem te nemen, aangezien in de dagvaarding niet alle verweren van Dexia zijn vermeld. Dit verzoek wordt verworpen. Artikel 111 lid 3 Rv is niet op straffe van niet-ontvankelijkheid voorgeschreven. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat Dexia door het verzuim van [X] in haar verdediging is geschaad. Daarnaast heeft [X] wel de brief van Dexia d.d. 8 juni 2004 opgenomen, waarin haar verweer tegen het standpunt van [X] genoegzaam blijkt.
 
Toepasselijkheid NR.
 
7.2,  Voor wat betreft de toepasselijkheid van de NR wordt verwezen de drie voorbeeldvonnissen van deze rechtbank van 27 april jl, (LJN: BA3916, BA 3914 en BA 3920) en dan in het bijzonder naar rechtsoverweging 8.8. Uit hetgeen daar is overwogen volgt dat Dexia bij het aanbieden van de Overeenkomst jegens [X] gehouden was aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. De stelling van Dexia dat de NR Onverbindend is treft geen doel, omdat de NR haar wettelijke basis vinden in art, 11 van de Wte 1995 (HR 24 november 2006, NJ 2006, 644 (LJN: AY9222)). Voorts volgen de daarin neergelegde regels ook uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116 (LJN: ZC2536), heeft beslist "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."
 
Zorgplicht
 
7.3.  Voor de algemene overwegingen met betrekking tot zorgplicht wordt verwezen naar de hiervoor genoemde voorbeeldvonnissen van 27 april jl. In aansluiting hierop wordt overwogen als volgt. Door Dexia is Onvoldoende Onderbouwd dat zij ten aanzien van [X] haar zorgplicht is nagekomen. Niet is immers gesteld of gebleken dat Dexia de vereiste informatie en waarschuwingen heeft verstrekt en evenmin dat Dexia — anders dan door middel van de BKR-toets - zich heeft geïnformeerd over de bestedingsruimte van [X]. Gezien de leeftijd van [X] ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst weegt de zorgplicht van Dexia des te zwaarder.
 
7.4.  Uit het bovenstaande volgt dat Dexia haar zorgplicht niet is nagekomen. Voor wat betreft de vraag of dit met zich brengt dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door [X] ondervonden negatieve gevolgen (hierna aan te duiden als het nadeel), wordt verwezen naar de hiervoor genoemde voorbeeldvonnissen van 27 april jl. Toepassing van de daar genoemde maatstaven met betrekking tot het nadeel en de indeling in categorieën leidt, gelet op de specifieke omstandigheden in dit geval tot indeling van [X] in categorie 1 en het oordeel dat 85% van het nadeel voor rekening van Dexia komt en 15% van het nadeel nadeel voor [X].
 
7.5.  Het totale nadeel uit de Overeenkomst bedraagt € 12.158,54. Hiervan blijft een bedrag van € 1.823,78 voor rekening [X], Nu [X] onder aftrek van ontvangen dividend feitelijk € 6.079,11 heeft betaald, dient Dexia een bedrag ter hoogte van € 4.255,33 aan [X] te vergoeden,
 
7.6.  Dexia zal worden veroordeeld laatstvermeld bedrag aan [X] te voldoen. Ervan uitgaande dat vorenbedoeld nadeel gelijkelijk en geleidelijk is ontstaan gedurende de betalingen, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf het moment gelegen halverwege de aanvang van de Overeenkomst en het moment van de laatste betaling, dat wil zeggen vanaf S december 2001.
 
7.7.  Dexia heeft nog aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met het genot van het ter beschikking hebben gestaan van de hoofdsom, maar heeft dat verweer niet, althans onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
 
Reconventie
 
7.11. Uit het voorgaande volgt al dat de vordering in reconventie dient te worden afgewezen. Deze vordering stuit bovendien af op artikel 3:51 lid 4 BW.

Verdere beoordeling in conventie en reconventie
 
7.12. De door [X] gevorderde ontbinding van de Overeenkomst is wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen, de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist.
 
7.13. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden,
 
7.14. De overige vorderingen van [X], waaronder begrepen de primair en meer subsidiair ingestelde vorderingen gericht op een verklaring voor recht, worden afgewezen, nu [X] daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.
 
7.15. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering van [X] inzake de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd.
 
7.16. Nadat aan dit vonnis is voldaan, zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de Overeenkomst gekochte effecten zal bij Dexia verblijven.
 
7.17. Dit betekent dat op de vorderingen van partijen wordt beslist als hieronder vermeld,
 
7.18. Gezien de uitkomst van de procedure zal Dexia als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [X].
 

BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia tot betaling aan [X] € 4.255,33 Lc vermeerderen met de wettelijke rente vanaf S december 2001.
 
II.   veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 tot een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 10.000,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet.
 
In recoventie
 
III.  wijst het gevorderde af;
 
in conventie en in reconventie
 
IV.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht                             €  196,00
- voor het exploot van dagvaarding                       €    85,60
- voor salaris van gemachtigde                             €   750,00
 
In totaal:                                                         € 1.031,60
 
V.    wijst het meer of anders gevorderde af;
 
VI.   verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL