Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 943602 DX EXPL 08-2110
Vonnis van:
18 februari 2009
F.no.: 652
Vonnis van de
kantonrechter
Inzake
[X],
nader te noemen
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. M.A.
Hupkes,
tegen
DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: Mr. J.M.K.P. Cornegoor,
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 10 maart 2008, met
producties.
- de conclusie van antwoord van Dexia, met
producties.
Bij tussenvonnis van 27 augustus 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 14 november 2008. Ter comparitie
zijn verschenen eisende partij in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr.
M.A. Hupkes en van de zijde van Dexia mr. E.L.M. Visser, bijgestaan door mr.
P.E. Brons. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier
aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door eisende partij
op 10 november 2008 een akte uitlating na tussenvonnis met producties en door
Dexia per fax van 31 oktober 2008 aanvullende stukken ingediend, welke stukken
thans tot de gedingstukken behoren.
Daarna is de zaak naar de rol van 17 december
2008 verwezen voor uitlating voortprocederen dan wel doorhaling.
Bij rolmededeling van 26 november 2008 heeft de
sector kanton van deze rechtbank de zaak ambtshalve aangehouden in afwachting
van een arrest van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zullen worden beantwoord die
partijen in effectenleasezaken verdeeld houden.
Bij akte van 3 december 2008 heeft [X]
gemotiveerd verzocht de behandeling van de zaak voort te zetten. Bij
antwoordakte heeft Dexia aangegeven hier geen bezwaar tegen te
hebben.
Bij rolmededeling van 21 januari 2009 is beslist
dat de zaak zal worden verwezen naar de rol van 18 februari 2009 voor
vonnis.
Gronden van de
beslissing
1. .
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is
de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio-Lease
(hierna: Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar
rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. De heer
[Y] (hierna: [Y]) is de vader van [X].
1.3. Door de
tussenkomst van de verzekeringsagent van [Y] is op 15 september 2000 een op
schrift gestelde lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) tot stand
gekomen. De lease-overeenkomst vermeldt onder "de ondergetekenden" enerzijds
Labouchere/Legio-Lease en anderzijds "de heer [Y] en/of [X]" als "lessee". De
lease-overeenkomst houdt voorts het volgende in:
Contractnr. Datum
Naam
overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
59120563 15-09-2000 Korting
kado € 15.090,06 120
mnd. €69,61
1.4. [X] was
ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst minderjarig, hij is geboren
op 16 oktober 1983. Voorafgaand aan de totstandkoming van de leaseovereenkomst
is geen toestemming van de kantonrechter gevraagd en verkregen, als bedoeld in
artikel 1:345 BW.
1.5. [X] is
niet gebonden aan de Duisenberg-regeling, aangezien hij een opt-outverklaring
heeft afgelegd als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen
zijn.
1.6. Dexia
heeft nog geen eindafrekening opgesteld.
1.7. Bij
brief van 12 juni 2003 heeft [Y] de nietigheid van de lease-overeenkomst
ingeroepen als bedoeld in artikel 1:347 BW, althans vernietiging in rechte
aangekondigd en terugbetaling gevorderd.
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst door
de brief van 12 juni 2003 is vernietigd, althans de overeenkomst in rechte te
vernietigen, althans te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft
gehandeld, althans toerekenbaar tekort is geschoten, met ontbinding van de
overeenkomst voor zover vereist. Verder vordert [X] Dexia te veroordelen tot
betaling van € 6.682,56 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te
rekenen vanaf de respectievelijke contractvervaldata, voorts te vermeerderen met
€ 69,61 per maand voor elke maand dat het contract geduurd heeft na 3 oktober
2008 en € 520,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vordert [X]
Dexia te gebieden om per.. aangetekende brief aan de Stichting Bureau Krediet
Registratie te Tiel met afschrift aan eiser binnen tien dagen na betekening van
het in dezen te wijzen vonnis, te melden dat de inschrijving en, voor zover
vermeld, de achterstandscodering op het onderhavige contract ten onrechte zijn
geschied en ongedaan dienen te worden gemaakt, zulks onder verbeurte van een
dwangsom van € 250,00 per dag, gemaximeerd tot € 15.000,00, voor zover niet aan
het gebod wordt voldaan.
3.
Standpunten [X]
3.1. [X]
stelt dat [Y] toestemming behoefde van de kantonrechter voor het aangaan van de
lease-overeenkomst in gevolge artikel 1:253k BW in verbinding met artikel 1:345
BW. Omdat deze toestemming niet is verkregen, heeft [Y] de leaseovereenkomst
rechtsgeldig kunnen vernietigen op grond van artikel 1:347 BW. Voorts leidt het
ontbreken van de machtiging van de kantonrechter ertoe dat Dexia door in strijd
met artikel 1:345 en 1:253k BW te handelen, onrechtmatig heeft gehandeld. Ten
slotte stelt [X] dat Dexia haar zorgplichten heeft geschonden.
3.2. Volgens
[X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat
volgens [X] uit de door hem gevorderde bedragen, waarbij [X] tevens aanspraak
maakt op buitengerechtelijke kosten.
3.3. Volgens
[X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande
op de respectieve contractvervaldata.
4.
Standpunten Dexia
Dexia betwist dat de toestemming van de
kantonrechter ingevolge artikel 1:345 BW is vereist, aangezien geen sprake is
van een overeenkomst van geldlening. Voorts stelt Dexia dat de
lease-overeenkomst niet voor rekening van [X] is gesloten. Ook betwist Dexia dat
zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het
aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie. Tenslotte
betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te
zijn.
5.
Beoordeling van de vorderingen
5.1. Waar
nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van
partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
5.2. In het
arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837, zijn in een soortgelijk
geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven.
Voor dit geding is met name de overweging van belang omtrent de vraag of sprake
is van huurkoop en of aldus de kantonrechter bevoegd is (rov 8.1). De Hoge Raad
heeft hieromtrent overwogen dat een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt
aangemerkt als huurkoop. Derhalve is ingevolge artikel 93 aanhef en onder c de
kantonrechter bevoegd van de vordering kennis te nemen.
Artikel 1:345. 1:347 en
1:253k BW
5.3. Voorts
is de vraag aan de orde of artikel 1:345 BW op deze overeenkomst van toepassing
is. Dexia heeft gesteld dat [X] geen beroep op de vernietigingsgrond van artikel
1:347 BW toekomt, omdat de lease-overeenkomst geen overeenkomst tot geldlening
is, zodat artikel 1:345 lid 1 sub d BW derhalve niet van toepassing is. Deze
stelling van Dexia faalt. Uit de lease-overeenkomst en de bijbehorende
Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease blijkt dat het hier gaat om een
overeenkomst waarbij Dexia op zich neemt voor rekening en risico van de afnemer
effecten aan te kopen en waarbij de afnemer, in dit geval [X], de aankoopsom aan
Dexia schuldig blijft. Het gaat hier dus om een belegging met een geleende som
geld. Uit artikel 1 van de lease-overeenkomst blijkt ook duidelijk dat [X] ter
zake van deze lening rente verschuldigd was en uit artikel 2 en 3 van de
lease-overeenkomst blijkt dat [X] de geleende hoofdsom terug diende te betalen
in 120 termijnen. Anders dan Dexia stelt is er dus wel degelijk sprake van het
lenen van een som geld. Dat [X] niet vrijelijk over deze som geld kon
beschikken, maakt dit niet anders.
5.4.
Vervolgens moet worden nagegaan of zich hier het geval voordoet dat [Y] de
lease-overeenkomst voor zijn zoon is aangegaan of dat [X] de lease-overeenkomst
zelf heeft afgesloten. Immers, de lease-overeenkomst vermeldt als lessee "de
heer [Y] en/of [X]". Niet in het geding is dat [Y] de lease-overeenkomst heeft
ondertekend. Ter verklaring hiervoor heeft [X] aangevoerd dat hij indertijd nog
minderjarig was en aldus niet handelingsbevoegd om de overeenkomst te
ondertekenen. Anders dan Dexia heeft gesteld, is ter comparitie gebleken dat de
leasetermijnen door [X] ten laste van zijn bankrekening zijn voldaan. Onder deze
omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat [Y] de lease-overeenkomst
voor rekening van en namens zijn zoon is aangegaan.
5.5. Artikel
1:345 BW is aldus op deze lease-overeenkomst van toepassing. Aangezien de
vereiste toestemming van de kantonrechter ontbreekt, bestond de bevoegdheid een
beroep te doen op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW. [Y] heeft deze
vernietiging, als bevoegd vertegenwoordiger van [X], bij brief van 12 juni 2003
ingeroepen namens zijn zoon. Deze vernietiging is ter comparitie door Dexia
erkend. Nu sprake is van een rechtgeldige vernietiging dienen alle betalingen
van [X] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd,
verminderd met hetgeen ter zake van die leaseovereenkomst is ontvangen, zoals
uitgekeerde dividenden.
5.6. Een en
ander leidt ertoe dat Dexia aan [X] het volgende dient te restitueren.
Allereerst de door [X] aan Dexia tot aan het moment van vernietiging betaalde
leasetermijnen ter zake van de lease-overeenkomst (32 maandtermijnen ad € 69,61),
zijnde € 2.227,52. Hierop dienen de tot op dat moment uitgekeerde dividenden ad
€ 367,48 in mindering te worden gebracht, waardoor een saldo overblijft van €
1.860,04. Voorts dienen alle betalingen van [X] aan Dexia te worden
gerestitueerd die ter zake van de leaseovereenkomst nog zijn gedaan na 12 juni
2003, verminderd met de vanaf die datum uitgekeerde dividenden.
Wettelijke rente
5.7. [Y]
heeft er na de vernietigingsbrief van 12 juni 2003 geen misverstand over laten
bestaan dat de lease-overeenkomst bij gebreke van toestemming van de rechter als
vernietigd heeft te gelden en dat de leasetermijnen moesten worden terugbetaald,
waarbij aanspraak is gemaakt op wettelijke rente. Aldus was Dexia in de
gelegenheid om de uit de vernietiging voortvloeiende verbintenissen na te komen.
Zij heeft dat echter nagelaten. Na ommekomst van een termijn van 14 dagen moet
Dexia aldus geacht worden in de gelegenheid te zijn geweest om de uit de
vernietiging voortvloeiende verbintenissen na te komen. Nu zij dit heeft
nagelaten, moet zij vanaf dat moment naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid geacht worden in verzuim te zijn geweest, derhalve vanaf 26 juni
2003.
5.8. De
gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 5.6. genoemde saldo van €
1.860,04, vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was,
zijnde 26 juni 2003. Voorts wordt wettelijke rente toegekend over elke betaling
die na 12 juni 2003 door [X] aan Dexia is gedaan, verminderd met de door [X] van
Dexia ontvangen dividenden ter zake van de lease-overeenkomst, telkens vanaf de
respectieve betaaldata.
Buitengerechtelijke kosten
5.9. Voor
zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu
onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan
ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [X]
vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden
behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de
proceskosten.
BKR registratie
5.10. Nu [X]
ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal
de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien
verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de
termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal
worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
5.11. Gelet op de
uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het
geding.
5.12. Er is bij
afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak
onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht
dat de lease-overeenkomst bij brief van 12 juni 2003 rechtgeldig
buitengerechtelijk is vernietigd;
II.
veroordeelt Dexia om aan eisende partij te
betalen:
- €
1.860,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2003 tot aan de
dag der algehele voldoening;
- alle na 12 juni 2003 door [X] op de voet van de lease-overeenkomst
aan Dexia betaalde bedragen,
te
verminderen met de na 12 juni 2003 door Dexia aan [X] op de voet van de
lease-overeenkomst betaalde dividenden, te vermeerderen met de wettelijke
rente daarover vanaf de respectieve betaaldata;
III.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure tot op heden begroot op € 786,44
waarvan te betalen:
€
100,50 aan [X] voor het
door hem voldane gedeelte van de griffierechten;
€
100,50 aan de griffier van
de rechtbank te Amsterdam voor het in
debet
gestelde gedeelte van de griffierecht;
€
85,44 aan de
griffier van de rechtbank te Amsterdam voor het door
de
deurwaarder uitgebrachte exploot van dagvaarding;
€
500,00 aan de griffier van
de rechtbank te Amsterdam voor salaris van
de
________ gemachtigde van
de eisende partij;
€ 786,44
een en ander, voor zover verschuldigd,
inclusief btw;
IV.
veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het
Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit
de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor
elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€
10.000,00;
V. verklaart dit vonnis
uitvoerbaar bij voorraad;
VI.
wijst af het meer en anders gevorderde;
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL