RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 817248 DX EXPL 06-3609
Vonnis van 19
september 2007
F.no.: 584
Vonnis van de
kantonrechter
i n z a k e
[X],
nader te noemen
[X],
[Y],
nader te noemen [Y],
beiden wonende te
[woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
tezamen
nader te noemen [Y c.s.],
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres
in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P.
Swier.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de
dagvaarding van 2 februari 2006, met producties;
- de akte van Dexia
betreffende schorsing van de procedure krachtens de Wet
collectieve
afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 21 februari 2006 is vastgesteld
dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007
van het gerechtshof te Amsterdam, waarbij de zogenoemde Duisenbergregeling
algemeen verbindend verklaard is, is ingediend:
- het exploot van [Y
c.s.] betreffende hervatting van de procedure, met een afschrift van de opt-out
verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin [Y
c.s.] verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen
zijn.
Bij rolmededeling van 27 februari 2007 is beslist dat de
onderhavige procedure wordt hervat. Vervolgens is ingediend:
- de
conclusie van antwoord van Dexia, tevens conclusie van eis in reconventie,
met
producties.
Bij tussenvonnis van 18 april 2007 is bepaald dat een
comparitie zal worden gehouden, welke heeft plaatsgevonden op 21 augustus
2007.
Voorafgaand aan deze comparitie heeft [Y c.s.] een
conclusie van antwoord in reconventie en aanvullende stukken ingediend. Ook
Dexia heeft aanvullende stukken in het geding gebracht.
Van de comparitie is een (kort) proces-verbaal
opgemaakt. Voorts heeft de griffier aantekening gemaakt van hetgeen daar is
besproken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1. De
feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N.V. Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden)
haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [Y] is met Dexia meerdere
effectenlease-overeenkomsten aangegaan. In de onderhavige procedure gaat het om
de overeenkomsten, genaamd WinstVerDriedubbelaar, die bekend zijn onder de
nummers 74980344, 74980345 en 74980346. Deze overeenkomsten worden hierna
aangeduid met Lease-overeenkomst I, Lease-overeenkomst II respectievelijk
Lease-overeenkomst III en gezamenlijk met de Lease-overeenkomsten.
1.3. De Lease-overeenkomsten zijn gelijkluidend en
gedateerd op 25 oktober 2000. De looptijd was 36 maanden. Op grond van de
Lease-overeenkomsten heeft [Y] aan Dexia aan rente € 6.717,60 (€ 2.239,20 per
overeenkomst) betaald. Uit hoofde van de Leaseovereenkomsten is geen dividend
uitgekeerd of verrekend.
1.4. Van de Lease-overeenkomsten is de
eindafrekening van Lease-overeenkomst I in het geding gebracht. Hierop staan
onder andere vermeld een opbrengst verkoop van € 5.107,77 bij een koerswaarde
per 24 oktober 2003, een restant hoofdsom van € 11.811,85 plus een eerste
aflossingstermijn van € 45,38 en een nog door [Y] aan Dexia te betalen bedrag
van € 6.749,46.
1.5. [Y] en [X] zijn gehuwd en waren dit bij het
aangaan van de Leaseovereenkomsten. [X] heeft [Y] geen schriftelijke toestemming
verleend voor het aangaan van de Lease-overeenkomsten.
l .6. Bij brief van 8 oktober 2004 heeft [X] de
nietigheid van de Leaseovereenkomsten ingeroepen in verband met het ontbreken
van toestemming als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 BW en daarbij aanspraak
gemaakt op restitutie van hetgeen op grond van de Lease-overeenkomsten is
betaald, voor de voldoening waarvan aan Dexia een termijn werd gegeven van 14
dagen.
1.7. Per brieven van 19 september 2005 en 20
oktober 2005 heeft de gemachtigde van [Y] namens hem een beroep gedaan op
nietigheid, vernietigbaarheid c.q. ontbinding van de Lease-overeenkomsten.
Daarbij is Dexia gesommeerd de door [Y] gestorte bedragen te
restitueren.
2. Vorderingen [Y
c.s.]
2.1. [Y c.s.] vordert bij vonnis, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
"
I. Te verklaren voor recht
dat de onderhavige contracten met kenmerknummers 74980344, 74980345 en 74980346
door de brief van 6 (de kantonrechter leest hier: 8) oktober 2004
buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans om die contracten in rechte te
vernietigen, althans te ontbinden; althans om te verklaren voor recht dat
gedaagde jegens eiser onrechtmatig heeft gehandeld zodat hij (de kantonrechter
leest hier: zij) deswege diens schade dient te vergoeden;
II. Gedaagde te veroordelen tot
terugbetaling van de betaalde bedragen, in totaal groot €6.717 (zegge: zes
duizend zeven honderd zeventien euro) te vermeerderen met de wettelijke rente te
rekenen vanaf de betaaldatum zijnde 30 oktober 2000;
III. Te verklaren voor recht dat gedaagde in
de toekomende tijd niets meer te vorderen heeft, noch in de verleden tijd iets
te vorderen heeft gehad uit hoofde van de genoemde overeenkomst (de
kantonrechter leest hier: overeenkomsten); althans te verklaren voor recht dat
gedaagde niets meer te vorderen heeft uit hoofde van de genoemde overeenkomst
(de kantonrechter leest hier: overeenkomsten);
IV. Gedaagde te gebieden om per
aangetekende brief aan het Bureau Krediet Registratie te Tiel met afschrift aan
de eisers binnen tien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, te
melden dat de inschrijving zowel als de achterstandscodering op de onderhavige
contracten ten onrechte zijn geschied en ongedaan dienen te worden gemaakt,
zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 (zegge: tweehonderd en
vijftig euro) per dag, gemaximeerd tot €15.000,00 (zegge: vijftien duizend
euro), voor zover niet aan het gebod wordt voldaan;
V. Met veroordeling van gedaagde
in de kosten van deze procedure. "
3. Standpunten [Y
c.s.]
3.1. [Y c.s.] stelt dat de Lease-overeenkomsten
moeten worden gekwalificeerd als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576 BW e.v..
[X] raakte pas in het najaar van 2003 op de hoogte van de Lease-overeenkomsten
en heeft binnen de termijn van driejaar als bedoeld in artikel 3:52 BW de
vernietiging ingeroepen, aldus [Y c.s.]
3.2. Daarnaast stelt [Y c.s.] dat sprake is van
schending van de zorgplicht dan wel onrechtmatig handelen. [Y] is namelijk niet
gewezen op de risico's van beleggen met geleend geld. De Lease-overeenkomsten
kennen volgens [Y c.s.] verder geen
verliesbeperkingsmechanismen zoals een
koersdempingsverzekering of een margebewaking. Dexia heeft zich, zo stelt [Y
c.s.], niet verdiept in de persoon van [Y] en zijn familie, terwijl zij geen
relevante ervaring hebben met beleggen met geleend geld.
3.3. Tot slot bestaat volgens [Y c.s.] voor de
aanmelding bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel (BKR) geen rechtsgrond als
bij vonnis de vernietiging, nietigheid dan wel ontbinding van de
Lease-overeenkomsten wordt uitgesproken. Handhaving van de registratie is dan
onrechtmatig, reden waarom [Y c.s.] recht en belang heeft bij de vordering
betreffende schrapping van de aanmelding bij het BKR.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen en voert - kort
gezegd - aan dat [Y c.s.] in strijd met artikel 111 lid 2 sub d Rechtsvordering
(Rv) heeft gehandeld, aangezien uit de dagvaarding niet valt op te maken op
welke gronden [Y c.s.] de vordering baseert. Dexia betwist dat sprake was van
een huwelijk tussen [Y] en [X] ten tijde van het aangaan van de
Lease-overeenkomsten. De Lease-overeenkomsten kunnen volgens Dexia voorts niet
worden aangemerkt als koop op afbetaling, zodat artikel 1:88 BW niet van
toepassing is. Mocht dit artikel toch van toepassing zijn, dan is Dexia van
oordeel dat de toestemming ook anders dan schriftelijk kan worden verleend en
biedt zij aan te bewijzen dat dit is gebeurd. Volgens Dexia heeft [Y c.s.] in de
kerende kansen op de aandelenmarkt kennelijk aanleiding gezien te zoeken naar
middelen om het geleden beleggingsverlies af te wentelen op Dexia. Dexia meent
verder dat op grond van artikel 6:278 lid 2 BW geleden verliezen door [Y c.s.]
zelf dienen te worden gedragen, ook indien de Lease-overeenkomsten aantastbaar
zouden zijn. Daarnaast voert Dexia aan dat [X] geen beroep meer kan doen op de
artikelen 1:88 en 1:89 BW, nu dat beroep inmiddels is verjaard. Volgens Dexia is
het binnen Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk dat
beieggingsbeslissingen zoals het aangaan van een effectenlease-overeenkomst met
medeweten en instemming van beide partners worden genomen. Dexia meent dat
uitgaande van een normale gezinssituatie niet is vol te houden dat [X] niet
vanaf het begin van de looptijd van de Lease-overeenkomsten van het bestaan
daarvan op de hoogte was, nu het om grote sommen geld gaat. Het is volgens Dexia
niet onwaarschijnlijk dat [X] met [Y] heeft overlegd voor het aangaan van de
Leaseovereenkomsten.
4.2. Dexia betwist verder dat [Y] geen kennis
heeft genomen van de inhoud van de Lease-overeenkomsten voorafgaand aan de
ondertekening. [Y] heeft de Leaseovereenkomsten namelijk ondertekend en dus
heeft hij volgens Dexia ook van de inhoud daarvan kennis genomen. Dexia meent
dat bepalingen uit de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR) niet
van toepassing zijn. Een verplichting van bevoogding van een belegger maakt
volgens Dexia geen deel uit van het Nederlandse recht en is ook direct in strijd
met de recente parlementaire behandeling van de Wet financiële dienstverlening.
Dexia betwist verder dat sprake is van wanprestatie, nu zij al haar
verplichtingen is nagekomen.
4.3. Ten aanzien van de door [Y c.s.] gevorderde
ongedaanmaking van de registratie bij het BKR, wijst Dexia erop dat zij niet
zelf tot schrapping van deze registratie kan overgaan en dat zij hoogstens een
melding kan doen.
4.4. Dexia doet een beroep verrekening. Gezien
artikel 6:278 BW dient volgens Dexia de waardedaling van de effecten sinds de
aankoop te worden bijbetaald en dient dit te worden verrekend met enige
restitutievordering van [Y c.s.]
4.5. Tot slot meent Dexia dat er geen grond is
haar in de kosten van de procedure te veroordelen.
5. Vordering Dexia in
reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia [Y] te
veroordelen tot betaling van 6 20.248,38 zijnde het totaal van de bij de
Lease-overeenkomsten behorende eindafrekeningen, vermeerderd met de contractuele
danwei wettelijke rente, stellende dat [Y] in verzuim is met de nakoming van
zijn verplichtingen uit de Lease-overeenkomsten.
6. Standpunt [Y c.s.] in
reconventie
6.1. [Y c.s.] stelt dat niet duidelijk is dat de
restschuld voortvloeit uit de Leaseovereenkomsten, waarbij in ieder geval voor
[Y] niet duidelijk was dat hij risico liep op het ontstaan van de restschuld.
Het ontstaan van restschulden is, zo stelt [Y c.s.], ook niet de bedoeling van
de wetgever gelet op het in artikel 28 NR vastgelegde principe van
margebewaking. De vernietiging op basis van de artikelen 1:88 en 1:89 BW heeft
volgens [Y c.s.] tot gevolg dat de vordering op nakoming van de
Leaseovereenkomsten strandt. De verjaring speelt gezien artikel 3:51 BW geen
rol, nu het beroep op vernietiging in geval van een vordering tot nakoming van
een overeenkomst te allen tijde kan worden gedaan. Subsidiair voert [Y c.s.] aan
dat sprake is van nietigheid op grond van de Wet op het consumentenkrediet (WCK)
en dat gelet op de daarachter liggende beschermingsgedachte geen sprake kan zijn
van een verdeling van de schade. Tot slot meent [Y c.s.] dat de schending van de
zorgplicht door Dexia met zich brengt dat de restschuld voor rekening van Dexia
dient te blijven.
7. Beoordeling in
conventie en reconventie
7.1. Dexia meent dat [Y c.s.] in strijd met
artikel 111 lid 2 sub d Rv heeft gehandeld en dat om die reden de vorderingen
dienen te worden afgewezen. De kantonrechter is echter van oordeel dat uit de
dagvaarding voldoende blijkt op welke gronden de vorderingen van [Y c.s.] zijn
gebaseerd, zodat dit beroep van Dexia wordt afgewezen.
7.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen
beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name
van belang zijn huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1) en artikel 1:88/1:89 BW (rov
8.2). De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op
deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De
stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk
behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
7.3. Lease-overeenkomsten als de onderhavige
worden aangemerkt als huurkoop. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is van toepassing
op deze Lease-overeenkomsten. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte
wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
Lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden geven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rechtsoverweging
2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [X] de bevoegdheid een
beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op
grond van art. 3:52 lid 1 sub d, BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment
dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de
overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN:
AY8771).
7.5. Hieruit volgt dat, wil het beroep op
verjaring slagen, [X] op 8 oktober 2004 ten minste driejaar op de hoogte moet
zijn geweest van het bestaan van de Leaseovereenkomsten. De stelplicht en
bewijslast ten aanzien van de bekendheid van [X] met het bestaan van de
Lease-overeenkomsten ligt bij Dexia. Hiertoe heeft Dexia aangevoerd dat gezien
hetgeen gebruikelijk is in Nederlandse gezinsverhoudingen niet valt vol te
houden dat [X] niet vanaf het begin van de looptijd van de Lease-overeenkomsten
van het bestaan hiervan op de hoogte was en dat niet onwaarschijnlijk is dat [Y]
voor het aangaan met [X] heeft overlegd. [Y c.s.] heeft dit betwist en
gemotiveerd uiteengezet wat de bijzondere situatie was in de periode voorafgaand
aan en tijdens de looptijd van de Lease-overeenkomsten. [Y] heeft daartoe onder
meer naar voren gebracht dat hij na een hersenbloeding problemen heeft (gehad)
met zijn geheugen, ten aanzien van de Lease-overeenkomsten geheel buiten
medeweten van [X] heeft gehandeld en zich in die periode vaak afzonderde en niet
of nauwelijks met zijn eega communiceerde. [X] bemoeide zich op geen enkele
wijze met de financiële administratie en is pas bekend geworden met de
Lease-overeenkomsten toen Dexia de eindafrekeningen in het najaar van 2003 had
gepresenteerd. Gezien deze gemotiveerde betwisting is de enkele stelling van
Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat
de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als
de onderhavige doet, onvoldoende om de bekendheid van [X] vanaf het begin van de
looptijd met de Lease-overeenkomsten aan te nemen. Nu Dexia haar stellingen
daaromtrent onvoldoende heeft onderbouwd dienen deze gepasseerd te worden en is
er geen aanleiding Dexia ter zake tot bewijs toe te laten. Er moet derhalve van
worden uitgegaan dat [X] eerst in het najaar van 2003 bekend is geworden met het
bestaan van de Lease-overeenkomsten.
7.6. Gelet op het voorgaande heeft [X] de
Lease-overeenkomsten tijdig vernietigd. Dientengevolge dient het hiervoor onder
1.3 vermelde bedrag door Dexia te worden gerestitueerd. Gelet op de strekking
van artikel 1:88 BW is voor toepassing van artikel 6:278 BW in dit geval geen
plaats.
7.7. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar
over het in 1.3. bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in
verzuim was, zijnde het moment waarop de door [X] in haar hiervoor onder 1.6.
bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 23
oktober 2004.
7.8. Uit het voorgaande en artikel 3:51 lid 3 BW
volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden
afgewezen.
7.9. Nu [Y] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd.
7.10. De overige stellingen van partijen behoeven geen
behandeling meer.
7.11. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie
en reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in
conventie en reconventie.
7.12. Er is bij de afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
7.13. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de Leaseovereenkomsten
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia aan [Y c.s.] te
voldoen:
€ 6.717,60 als hoofdsom;
de wettelijke rente over de hoofdsom
vanaf 23 oktober 2004 tot aan de dag der
voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen
na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel schriftelijk
te berichten dat [Y] geen verplichtingen uit de Lease-overeenkomsten meer heeft,
op straffe van een dwangsom van € 100,-voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet, met een maximum aan verbeurde dwangsommen van €
10.000;
in reconventie
III. wijst de vordering af;
in conventie en reconventie
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van [Y c.s.] gevallen, tot op heden begroot
op:
Aan [Y c.s.]
- voor verschuldigd
griffierecht
€ 49,00
Aan de griffier van deze
rechtbank
- restant
griffierecht
€ 147,00
- voor het exploot van
dagvaarding €
84,87
- voor salaris van
gemachtigde €
625,00
in
totaal
€ 905,87
een en ander, voorzover verschuldigd, inclusief
BTW;
V. verklaart de veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde
af.
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2007
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL