Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaks- en rolnummer: 909824 DX 07-1671
Vonnis
van 20 februari 2008
F.no.:618
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
de Stichting [Z],
ten deze handelend krachtens last en volmacht namens
[X],
nader te noemen Stichting [Z],
gevestigd te
[woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: Beursklacht B.V.,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.K.P. Cornegoor.
Procedure
Bij vonnis van 3 oktober 2007, waaraan de
kantonrechter zich houdt, is in de zaak tussen partijen met rolnummer DX 06-3054
onder meer in verband met de door Stichting [Z] ten behoeve van [X] (hierna te
noemen [X]) ingestelde vordering een verschijning van partijen
gelast.
Vervolgens is door Stichting [Z] in verband met
genoemde verschijning van partijen een akte met producties ingediend tevens
inhoudende vermeerdering van eis en is de onderhavige zaak afgesplitst van de
zaak met rolnummer DX 06-3054. Daarop heeft Dexia eveneens stukken toegezonden.
Deze stukken zijn aangemerkt als processtukken.
Op 6 februari 2008 heeft vorenbedoelde comparitie
plaatsgevonden. Verschenen zijn namens Stichting [Z] J. Westmeijer, bijgestaan door
J.G. Burggraeve, alsmede [X] en zijn echtgenote [Y], en namens Dexia R.J.F.M.
Paap, bijgestaan door mr. L. van Kooten, namens gemachtigde.
Partijen hebben inlichtingen verstrekt en hun
standpunten toegelicht. [X] heeft een brief d.d. 26 september 2004 van zijn
echtgenote, [Y], overgelegd, waarin zij een beroep doet op de vernietigingsgrond
zoals opgenomen in artikel 1:89 BW.
Van de verschijning van partijen is geen
afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De griffier heeft van het verhandelde
aantekeningen bijgehouden.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna
sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van
25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een opt-outverklaring
afgelegd als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij
verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
1.3. [X] was ten tijde van het aangaan van
de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y] . Zij verkeerden voorts in
de volgende
omstandigheden:
[X]
[Y]
Leeftijd: 52
49
Beroep: System
Support Verzorgende
Medewerker
Opleiding: MBO MBO
Relevante
beleggings- geen geen
of
beroepservaring:
Beleggingsdoelstelling: verlichting maandelijkse
lasten
Netto (gezins)inkomen per maand : circa € 2.262,= exclusief
vakantietoeslag en overige
emolumenten
Vermogen: circa €
5.000,=
1.4. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomsten) :
Contractnr Datum
Naam overeenkomst
Leasesom
Looptijd Maandtermijn
I.
22600698 16.03.01 Overwaarde Effect zonder
Herbelegging
Vooruitbetaling
€ 204.361,20 180 maanden € 1.135,34
II. 23200289
16.03.01 Euro Effect 15
jaar €
12.252,60 180 maanden €
68,07
Op de overeenkomsten zijn de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease van toepassing. De lease-overeenkomsten zijn tot
stand gekomen via een Spaar Select- vestiging (hierna: Spaar
Select).
1.5. [X] heeft op 31 mei 2001 een bedrag
van € 54.496,20 betaald, zijnde de eerste 60 maandtermijnen van de
lease-overeenkomst I onder verrekening van 20% korting. De vooruitbetaalde
termijnen zijn gefinancierd door middel van een (tweede) hypothecaire lening op
de overwaarde van de woning van [X].
[X] heeft ten aanzien van
lease-overeenkomst II 59 maandelijkse termijnen van € 68,07 betaald, tot een
totaalbedrag van € 4.016,13.
1.6. Op 11 juli 2007 heeft Dexia de
eindafrekeningen opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de
lease-overeenkomst I nog verschuldigd was € 7.315,20, welk bedrag [X] niet heeft
betaald. Ten aanzien van lease-overeenkomst II heeft [X] een bedrag van € 689,61
uitgekeerd gekregen.
1.7. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan
dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.8. Bij brief van 26 september 2004 heeft
[Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de
lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en
terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen.
1.9. [X] heeft geen fiscaal voordeel
genoten als gevolg van de leaseovereenkomsten.
2. Vorderingen
Stichting [Z]
Stichting [Z] vordert thans, na wijziging van eis en
naar de kantonrechter begrijpt, zoals geformuleerd in de procedure met rolnummer
DX 06-3054, voor zover daarop nog niet bij het vonnis van 3 oktober 2007 is
beslist:
a. voor recht te verklaren dat
de lease-overeenkomsten bij de onder 1.8 bedoelde brief buitengerechtelijk zijn
vernietigd;
b. voor recht te verklaren dat de
lease-overeenkomsten vernietigd zijn op grond van dwaling, bedrog en/of misbruik
van omstandigheden, althans deze overeenkomsten te
vernietigen;
c. Dexia te veroordelen tot ongedaanmaking van
de lease-overeenkomsten en de ter uitvoering van deze overeenkomsten door Dexia
van [X] ontvangen prestaties, in die zin dat Dexia wordt veroordeeld om aan [X]
terug te betalen alle door hem vooruitbetaalde bedragen, alle overige door hem
gedane betalingen die gerelateerd zijn aan de lease-overeenkomsten, alsmede voor
recht te verklaren dat een eventuele restschuld uitsluitend ten laste van Dexia
komt, althans - indien en voor zover deze reeds is voldaan - door Dexia dient te
worden terugbetaald en dat Dexia voorts wordt veroordeeld om aan [X] terug te
betalen de door [X] aan Dexia betaalde kosten en provisies en dergelijke, te
vermeerderen met de wettelijke rente over deze schadeposten vanaf het ontstaan
hiervan, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele
voldoening;
d. voor recht te verklaren dat Dexia
onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X];
e. Dexia te
veroordelen om aan [X] te betalen alle schade die [X] heeft geleden en nog zal
lijden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van iedere
schadepost tot aan de dag van algehele voldoening dit alles met veroordeling van
Dexia in de kosten van de procedure.
[X] heeft laatstgenoemde vorderingen tot
schadevergoeding als volgt nader gespecificeerd:
lease-overeenkomst I:
Saldo
eindafrekening
€- 7.315,20
Vooruitbetaalde
rente €-
54.496,20
Betaalde maandelijkse rente €-
3.074,53
Ontvangen netto dividend €
10.265,54
Openstaande
posten
€ 7.315,50
----------
Saldo
schade
€- 47.304,89
lease-overeenkomst II:
Saldo
eindafrekening
€- 689,61
Betaalde maandelijkse rente €-
3.190,50
----------
Saldo
schade
€- 3.880,11
3. Standpunten
Stichting [Z]
3.1. Stichting [Z] legt primair aan haar
vorderingen ten grondslag dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt
als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op
afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en dus de toestemming behoefden van
[Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke)
toestemming niet verleend heeft, heeft [Y] de lease-overeenkomsten rechtsgeldig
kunnen vernietigen.
3.2. Stichting [Z] legt subsidiair aan haar
vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat [X] door toedoen van Dexia heeft
gedwaald, dat sprake is van bedrog en/of misbruik van omstandigheden, althans
dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en) en/of
onrechtmatig heeft gehandeld. [X] heeft daartoe (ter zitting) in het bijzonder
gesteld dat een medewerker van Spaar Select hem heeft voorgehouden dat hij na
afloop van de overeenkomsten, na vijfjaar, een mooi bedrag zou overhouden. [X]
stelt dat Spaar Select hem nooit op de risico's van de lease-overeenkomsten
heeft gewezen.
3.3. Volgens Stichting [Z] is Dexia
aansprakelijk voor de door [X] geleden schade. De schade bestaat volgens
Stichting [Z] uit de door haar gevorderde bedragen.
3.4. Volgens Stichting [Z] is Dexia wettelijke
rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf het ontstaan van de
schadeposten.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Volgens Dexia is het recht om de
lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen verjaard.
Daarbij beroept Dexia zich er op dat [X] en [Y] op 12 februari 2001 beiden het
acceptatieformulier voorafgaand aan het sluiten van de leaseovereenkomsten
hebben getekend, zodat [Y] vanaf die datum op de hoogte was van de te sluiten
lease-overeenkomsten.
4.2. Daarnaast betwist Dexia dat de
lease-overeenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat er sprake zou zijn
van bedrog en/of misbruik van omstandigheden, dat zij tekort zou zijn geschoten
in de nakoming van haar zorgplichten) of dat zij onrechtmatig zou hebben
gehandeld. Voor zover Stichting [Z] een beroep doet op een vernietigbaarheid,
betwist Dexia de door Stichting [Z] geschetste gang van zaken voorafgaand aan de
totstandkoming van de overeenkomsten. Volgens Dexia beschikte [X] bij het
aangaan van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Dexia heeft
in het bijzonder nog aangevoerd dat, nu er sprake is geweest van een
financiering van de inleg door middel van een hypothecaire lening op de
overwaarde van de woning van [X], er middels een inkomenstoets is vastgesteld
dat [X] aan zijn toekomstige hypotheekverplichtingen zou kunnen voldoen, zodat
als vaststaand mag worden aangenomen dat [X] naar redelijke verwachting ook in
staat zou zijn geweest de verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst te
dragen. Voorts betwist Dexia de toepasselijkheid van het door deze rechtbank in
haar vonnissen van 27 april 2007 gehanteerde categoriemodel in het bijzonder dat
dit model bij de berekening van het nadeel rekening houdt met de
termijnverplichtingen uit hoofde van de lease-overeenkomst.
4.3. Ten slotte betwist Dexia de schade,
althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vordering
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN: BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov
8.2);
aansprakelijkheid voor tussenpersoon (rov 8.7);
misleidende reclame
(rov 8.4);
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR) (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling
van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet
wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
Huurkoop en artikel 1:88/1:89
BW
5.2. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op
deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW
huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien
deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te
doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
5.3 De verjaringstermijn voor dit
beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan
op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend
wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de
juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007,
68 en LJN: AY8771). Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ter zake het
beroep op verjaring. Nu ter comparitie is erkend dat [Y] vanaf de aanvang van de
overeenkomst op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst Op Dexia rust
de stelplicht en bewijslast ter zake het beroep op verjaring. Daarmee heeft de
door Dexia gestelde feitelijke grondslag van haar beroep op verjaring als
vaststaand te gelden, zodat er geen aanleiding bestaat om [X] ter zake tot
bewijs toe te laten. Derhalve wordt aangenomen dat [Y] op de hoogte was van het
bestaan van de leaseovereenkomsten. Het desbetreffende vernietigingsrecht van
[Y] is derhalve verjaard, zodat de vordering van [X], voor zover gebaseerd op
het ontbreken van toestemming, wordt afgewezen.
Aansprakelijkheid voor Spaar
Select
5.4. Een effecteninstelling (als Dexia) is
aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of
meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van
Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Misleidende reclame
5.5. Stichting [Z] heeft nagelaten feitelijk en
concreet te stellen op welk reclamemateriaal van Dexia en/of Spaar Select zij
zich beroept en/of op welke wijze [X] hierdoor is misleid. De kantonrechter kan
derhalve niet beoordelen of er in dit geval sprake is geweest van misleidende
reclame, reden waarom aan dit beroep voorbij zal worden gegaan.
Dwaling
5.6. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in
rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had
(ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder
invloed van een onjuiste voorstelling van zaken de lease-overeenkomsten I en II
is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van
die overeenkomsten wegens dwaling leiden.
Hetgeen Stichting [Z] heeft opgemerkt
over de uitlatingen van Spaar Select maakt dit niet anders.
Een en ander
laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
Bedrog /misbruik van
omstandigheden
5.7. De kantonrechter verwerpt het beroep
van Stichting [Z] op misbruik van omstandigheden. Stichting [Z] heeft in het onderhavige
geval onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die
leiden tot het oordeel dat Dexia en/of Spaar Select, wetende of moetende
begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand,
afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid)
bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomsten, het tot stand komen
daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen hem
daarvan had behoren te weerhouden.
5.8. Ook ten aanzien van het beroep op
bedrog geldt dat Stichting [Z] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar
voren heeft gebracht op grond waarvan kan worden vastgesteld dat Dexia en/of
Spaar Select aan [X] opzettelijk een onjuiste mededeling heeft gedaan dan wel
opzettelijk een feit heeft verzwegen dat Dexia en/of Spaar Select verplicht was
mee te delen, dan wel een andere kunstgreep heeft toegepast waardoor [X] tot het
aangaan van de lease-overeenkomsten is bewogen. Het beroep op bedrog wordt
derhalve verworpen.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.9. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
5.10. [X] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia en/of Spaar Select niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van
de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia
en/of Spaar Select had [X] op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen
te wijzen. Door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij en/of Spaar
Select aan deze informatieverplichting heeft voldaan. In het midden kan blijven
of de waarschuwingen opgenomen in het door Spaar Select ten behoeve van [X]
opgestelde Persoonlijk Financieel Plan voldoende waren, nu door [X] onvoldoende
bestreden is gesteld dat hij het Persoonlijk Financieel Plan na ondertekening
van de lease-overeenkomsten heeft ontvangen. Dexia is derhalve aansprakelijk
voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. Evenals
in het midden kan blijven of Dexia en/of Spaar Select in dit geval het
"know-your-customer"-beginsel hebben geschonden, nu het antwoord op die vraag
niet kan afdoen aan de hierna te noemen verdeling van het nadeel.
5.11. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn
gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met
Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden
van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en
in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X] om de lease-overeenkomsten aan te gaan.
5.12. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de hiervoor in 1.3 genoemde omstandigheden valt [X] in
categorie 2. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 60
% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterende
percentage voor rekening van [X] komt. Bij de vaststelling van dit percentage is
tevens rekening gehouden met het fiscaal voordeel en de te verrekenen
dividendbelasting.
5.13. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten
- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet
aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die
eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden
gerekend.
Anders dan Dexia meent, behoort tot het in
aanmerking te nemen nadeel ook de uit hoofde van de lease-overeenkomsten
verschuldigde termijnen. Het gaat er immers om dat [X] ook had moeten worden
gewezen op de risico's van onvoldoende koerswinst om de verschuldigde termijnen
te compenseren. Dit klemt temeer in zaken als de onderhavige waarin sprake is
van langlopende overeenkomsten en een [X] een relatief hoog bedrag aan termijnen
(vooruit) heeft betaald, gefinancierd uit een lening. Ook voor het overige ziet
de kantonrechter geen aanleiding om af te wijken van het zogenaamde
categorie-model.
In het onderhavige geval komt het nadeel per
lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen
termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant
hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen
met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de
geleaste effecten alsmede met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens in
verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden en
andere uitkeringen
5.14. Het totale nadeel per lease-overeenkomst
bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient,
gelet op het in 5.12. vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te
blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
5.15. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen
in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en andere uitkeringen
als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat
voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te
voldoen het per overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
5.16. Uit het voorgaande volgt dat Dexia ten
aanzien van lease-overeenkomst I een bedrag van € 26.077,53 en ten aanzien van
lease-overeenkomst II een bedrag van € 2.142,52 aan [X] dient te
betalen.
Wettelijke rente
5.17. Aangezien het als gevolg van de schending
van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen,
dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te
worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht
(zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684). Tevens dient in
ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen
nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog
verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de
betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar
voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is
een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug
te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de
lease-overeenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente' vermelde percentage
van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Proceskosten
5.18. Gelet op de uitslag van de procedure dient
Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.19. Er is bij afweging van de belangen van
beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis
niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
5.20. Gelet op het vorenstaande heeft Stichting [Z]
geen belang meer bij de gevorderde verklaringen voor recht onder d.
5.21. De overige stellingen van partijen behoeven
geen behandeling meer.
5.22. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
Dexia en [X] geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om aan [X]
te betalen:
ten aanzien van lease-overeenkomst I:
€
26.077,53 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2001 tot aan
de
dag der algehele voldoening;
ten aanzien van lease-overeenkomst II:
€
2.142,52 te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 53,3 % van
€
68,07 vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag
der
algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, aan de zijde van Stichting [Z] gevallen, tot op heden begroot
op:
voor verschuldigd
griffierecht
€ 192,=
voor salaris van
gemachtigde
€
800,=
totaal
€ 992,=
III. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer en anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2008
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL