De procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 5 november 2009, met
producties;
- de incidentele conclusie houdende verzoek tot
verwijzing wegens litispendentie en connexïteit
ex art. 220 Rv en incidentele
conclusie houdende verzoek tot oproeping in vrijwaring ex
artikel 210 Rv van
[X], met producties;
- de conclusie van antwoord in het
incident tot verwijzing tevens houdende conclusie van
antwoord in het
incident tot oproeping in vrijwaring van Varde, met één productie.
Bij tussenvonnis van 10 maart 2009 heeft de
kantonrechter te Zwolle de zaak verwezen naar de sector kanton van de rechtbank
Amsterdam. Vervolgens heeft [X] mondeling verzocht om aanhouding van de zaak
totdat in de zaak met rolnummer DX 08-2514 ([X] & [Y(echtgenote)] /Dexia
&. Leaseproces) vonnis is gewezen. Bij akte uitlaten ejseres heeft Varde
zich hiertegen verzet. Bij tussenvonnis van 20 mei 2009 is een comparitie van
partijen gelast, waarbij de kantonrechter tevens heeft bepaald dat op deze
comparitie gelijktijdig voornoemde zaak met rolnummer DX 08-2514 zal worden
behandeld, vanwege de samenhang tussen beide zaken.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2009.
Verschenen zijn [X] in persoon, vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan
door mr, E.H. Hoeksma en namens Varde is verschenen mr. I. van Apeldoorn. Tevens
zijn in de gelijktijdig behandelde zaak met rolnummer DX 08-2514 verschenen
namens Dexia mr, R. Takke, bijgestaan door mr. V.L. van den Berg en namens
Leaseproces mr. J.M. Both.
Voorafgaand aan deze comparitie is door Varde op 17
augustus 2009 een faxbrief met producties ingediend, en ter zitting heeft [X]
stukken overgelegd. De kantonrechter heeft bepaald dat deze stukken thans tot de
gedingstukken behoren. van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier
aantekening gehouden.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1. Feiten en
omstandigheden
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio-Lease (hierna:
Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar
rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [X] heeft effectenlease-overeenkomsten ondertekend
waarop [X] als lessee stond vermeld en Bank Labouchere/Legio-Lease als
wederpartij, met de volgende contractnummers: 74------ en 74------.
1.3. Bij het einde van de onderhavige
overeenkomsten was de opbrengst van de onderliggende effecten onvoldoende om de
schuld van [X] aan Dexia te voldoen. Er resteerde in totaal een restschuld van €
24.241,68 van [X] aan Dexia, die [X] niet heeft betaald.
1.4. Bij beschikking d,d. 25 januari 2007,
NJ 2007, 427, LJN: AZ7Q33 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de op 8 mei 2006
door Dexia en enige andere belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna:
de WCAM-overeenkomst, in de processtukken overigens ook wel Duisenbergregeling
genoemd), algemeen verbindend verklaard. Daarmee gold deze WCAM-overeenkomst als
een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW tussen Dexia en de
kring der gerechtigden als daarin omschreven. De WCAM-overeenkomst bepaalt op
welke manier effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia en deze gerechtigden
behoren te worden afgewikkeld.
Het Gerechtshof heeft in de hier bedoelde
beschikking precies aangegeven op welke manier Dexia bekendheid moest geven aan
de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, aan de gevolgen daarvan, aan
de omstandigheid dat alle gerechtigden daaraan gebonden waren en aan de
mogelijkheid om een zogenaamde 'opt-out verklaring' in te dienen. Gewezen wordt
op de rechtsoverwegingen 10.2 tot en met 10.6 van de beschikking. Gelet op de
datum dat Dexia de bekendmakingen heeft gepubliceerd dienden deze opt-out
verklaringen - waardoor een gerechtigde niet langer aan de WCAM-overeenkomst
gebonden was - vóór 1 augustus 2007 bij de notaris ingediend te
worden
1.5. Varde heeft bij brief van 10 januari 200S
aan [X] medegedeeld dat Dexia de in deze procedure door Varde ingestelde
vordering heeft gecedeerd aan Varde.
2.
Vordering
2.1. Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad, [X] te veroordelen tot betaling van:
- een hoofdsom van €
7.781.20;
- de wettelijke rente berekend over de hoofdsom tot 10 januari 2008
ad € 616,52;
- buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.167,17;
- de
wettelijke rente berekend over de hoofdsom vanaf 10 januari 2008;
- de kosten
van deze procedure en nakosten.
2.2. Daaraan legt zij - kort en zakelijk
weergegeven - het volgende ten grondslag. Aangezien [X] niet tijdig een opt-out
verklaring heeft ingediend, is hij gebonden aan de WCAM-overeenkomst. [X] is op
grond van die WCAM-overeenkomst aan Dexia het bedrag van de bovengenoemde
hoofdsom verschuldigd. Deze vordering is door Dexia gecedeerd aan Varde. Ondanks
aanmaning en sommatie heeft [X] niet betaald, waardoor [X] tevens aansprakelijk
is voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en de
rente.
3.
Verweer
3.1 [X] heeft ter zitting mondeling
verweer gevoerd tegen de vorderingen van Varde en
Varde heeft daarop
gereageerd. Voor zover nodig wordt hieronder op dit verweer
ingegaan.
4.
Beoordeling
4.1 Waar nodig zal hierna nader worden
ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als
volgt.
4.2 In de hiervoor reeds genoemde zaak
met rolnummer DX 08-2514, bij deze rechtbank aanhangig gemaakt door [X] en zijn
echtgenote, is bij vonnis van heden vastgesteld dat het door Dexia ontvangen
poststuk niet is aan te merken als een rechtsgeldig afgelegde opt-out
verklaring. De kantonrechter gaat er daarom ook in deze procedure van uit dat
geen rechtsgeldige opt-out verklaring is ingediend.
4.2 De vordering van Varde is
gebaseerd op de WCAM-overeenkomst, waarin is vastgelegd hoe effecten
lease-overeenkomsten als door [X] gesloten moeten worden afgewikkeld. Gesteld
noch gebleken is dat op [X] één van de in de artikelen 2.2 of 2.3 van de
WCAM-overeenkomst bepaalde uitzonderingen van toepassing is. [X] is daarom
overeenkomstig de hoofregel van artikel 2.1 van de WCAM-overeenkomst aan te
merken als een gerechtigde bij die overeenkomst.
4.3 [X] heeft ter zitting met
overlegging van stukken aangevoerd dat zijn echtgenote, met wie hij ten tijde
van het aangaan van de lease-overeenkomsten reeds gehuwd was, de
lease-overeenkomsten bij brief van 25 maait 2003 (hiema: de vemietigingsbrief)
wegens het ontbreken van haar toestemming tot het aangaan daarvan heeft
vernietigd met een beroep op de artikelen 1:88 en 1:89 BW. Varde heeft hiertegen
geen inhoudelijk verweer gevoerd.
4.4 De WCAM-overeenkomst bepaalt in
artikel 4.2. voor lease-overeenkomsten als de onderhavige die voor 1 mei 2005
voortijdig zijn beëindigd, dat de Duisenbergvergoeding gelijk is aan 100% van de
restschuld in het geval dat Dexia binnen driejaar en zes maanden na de
aanvangsdatum van de lease-overeenkomst een zogenaamde 'eega-brief' heeft
ontvangen. De vemietigingsbrief die de echtgenote van [X] binnen die termijn
verzonden heeft is zo'n brief. Hiermee is vast komen te staan dat Dexia ten
tijde van de cessie aan Varde geen vordering had op [X]. De vordering van Varde
wordt daarom afgewezen.
4.5 De overige stellingen van partijen
behoeven geen behandeling meer.
4.6 Gelet op de uitkomst van de
procedure dient Varde te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De
gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke
liquidatietarief.
Beslissing
De kantonrechter:
I. wijst de vordering
af;
II. veroordeelt Varde in de kosten van
de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 250,- aan
salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
III. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr A.M.I. van der Does,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2009
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL