Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM

Kenmerk: CV 05-9577
Datum   : 22 november 2006
438
 
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
 
[X]
wonende te [woonplaats] eiseres in conventie, verweerster in reconventie nader te noemen [X]
gemachtigde: mr. I.E.M. Carlier
 
tegen:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw
 

VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
De volgende processtukken zijn ingediend;
 
-     de dagvaarding van 9 april 2005 inhoudende de vordering van [X]
Bij rolmededeling van 26 april 2005 is deze procedure ambtshalve aangehouden tot 6 december 2005. Vervolgens is ingediend:
-     de conclusie van antwoord - met eis in reconventie - van Dexïa met bewijsstukken.
 
Bij tussenvonnis van 30 januari 2006 is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend:
 
-     de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie van [X] met bewijsstukken;
-     de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie van Dexia met bewijsstukken;
-     de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte houdende uitlating producties in conventie van
 
Daarna is vonnis bepaald.
 

GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
In conventie en reconventie
 
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2. Op of omstreeks 12 december 2000 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend (hierna: de lease-overeenkomst) waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst draagt de naam "Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging" en is aangegaan onder nummer [nummer]. De bepalingen daarvan luiden conform het afschrift van die overeenkomst dat aan dit vonnis is gehecht.
 
1.3. Voorafgaande aan de ondertekening door [X] van de lease­overeenkomst is er contact geweest tussen [X] en een medewerker van 'Spaar Select Leerdam' (hierna: Spaar Select), die tijdens een huisbezoek aan [X] de overeenkomst heeft aanbevolen. Voorts heeft [X] door tussenkomst van Spaar Select een depot gestort van € 23.823,4b in het Labouchere Global Aandelenfonds ter financiering van op grond van de lease-overeenkomst verschuldigde toekomstige termijnen.
 
1.4. In juli 2003 heeft [X] schriftelijk aan Spaar Select medegedeeld dat zij van mening was foutief en onvolledig te zijn ingelicht bij het aangaan van de overeenkomst(en). Vanaf omstreeks dat tijdstip heeft zij de termijnen van de lease­overeenkomst niet meer voldaan.
 
1.5. Op 28 april 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke
nog verschuldigd is € 24.774,88 waarvan € 3.249,81 achterstallige termijnbetalingen uit de lease-overeenkomst. Daarop staat een opbrengst verkoop van de effecten vermeld € 25.327,33.
 
1.6. Bij ingevuld formulier d.d. 14 maart 2005 heeft de echtgenoot van [X] jegens Dexia een beroep gedaan op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 1:89 BW, waarbij hij tevens verzocht om terugbetaling van de reeds door [X] betaalde termijnen.
 

Standpunt
 
2.   [X] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 
primair
 
te verklaren voor recht dat de bovengenoemde lease-overeenkomst is vernietigd, althans deze lease-overeenkomst te vernietigen, met veroordeling van Dexia tot betaling aan [X] van de betalingen die [X] wegens de vernietiging onverschuldigd aan Dexia heeft verricht, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van die betalingen;
 
subsidiair
 
te verklaren voor recht dat de bovengenoemde lease-overeenkomst is ontbonden, althans deze lease-overeenkomst te ontbinden, met veroordeling van Dexia tot betaling aan van de betalingen die [X] wegens de vernietiging onverschuldigd aan Dexia heeft verricht, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van die betalingen;
 
meer subsidiair:
 
te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] en Dexia te veroordelen tot vergoeding van de schade die [X] heeft geleden en deze schade te begroten op het totaal van de bedragen die [X] aan Dexia heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van die betalingen;
 
en voorts:
 
Dexia te veroordelen binnen 10 dagen na dit vonnis de registratie bij de BKR te Tiel ongedaan te maken op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft;
Dexia te veroordelen tot betaling van € 3.500,00 terzake van buitengerechtelijke kosten;
 
3.   Volgens [X] dient de lease-overeenkomst te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling.
 
4.   [X] stelt dat de lease-overeenkomst nietig is wegens het ontbreken van de
toestemming van haar echtgenoot als bedoeld in artikel 1:88 BW. Volgens [X] is de lease-overeenkomst tijdig vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid daarvan. De verjaringstermijn is volgens [X] pas gaan lopen nadat haar echtgenoot op de hoogte raakte van de aard van de overeenkomst.
 
5.   Voorts stelt [X] dat de lease-overeenkomst nietig, althans vernietigbaar is
omdat Dexia niet beschikte over een vergunning krachtens de Wet Consumenten Krediet (WCK).
 
6.   [X] legt aan haar vorderingen mede ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden, dat er sprake is geweest van misleidende reclame, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, waarbij' mede verwijst naar haar persoonlijke omstandigheden.
 
7.   Daartoe stelt [X] - kort gezegd - dat Dexia niet aan haar verplichting uit (onder meer) de Nadere Regeling heeft voldaan om een cliëntenprofiel op te stellen althans om onderzoek te doen naar haar beleggingservaring en doelstellingen, en dat Dexia haar voorts onvoldoende heeft gewezen op de aard en omvang van de risico's die de overeenkomst met zich meebracht. Volgens [X] zijn de teksten in de brochures waar Dexia zich op beroept misleidend. De contractsvoorwaarden zijn volgens [X] , onredelijk bezwarend. [X] verwijst naar overgelegde beslissingen en andere stukken, waaronder vonnissen, beslissingen van de AFM en de klachtencommissie DSI en andere publicaties.
 
8.   [X] vordert uitdrukkelijk slechts terugbetaling van hetgeen zij in verband met de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald, en niet (ook) van het onder 1.3 bedoelde depot. Omdat [X] kosten heeft moeten maken om buiten rechte (terug)betaling te verkrijgen maakt [X] tevens aanspraak op buitengerechtelijke kosten.
 
9.   Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de
onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd. Voorts betwist zij de verschuldigdheid van de door Dexia gevorderde rente.
 
10.  Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de
voorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen van Dexia. Artikel 6:278 BW is volgens [X] in dit geval niet van toepassing.
 
Standpunt Dexia
 
11.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
 
12.  Volgens Dexia is de WCK niet van toepassing, onder meer omdat het kredietbedrag de daarvoor geldende grenzen overschrijdt.
 
13.  Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, en er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Subsidiair voert Dexia aan dat het onderhavige beroep op nietigheid inmiddels is verjaard. Ook betwist Dexia - bij gebrek aan wetenschap - dat [X] bij het aanqaan van de lease-overeenkomst was gehuwd. Tenslotte stelt Dexia dat de echtgenoot van [X] van aanvang aan op de hoogte was van de lease-overeenkomst, onder meer doordat de betalingen plaatsvonden van een ook op diens naam staande en/of-rekening.
 
14.  Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling, misbruik van omstandigheden en/of misleidende reclame tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Dexia voert aan wel financiële informatie te hebben ingewonnen, namelijk via navraag bij het BKR. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Volgens Dexia zijn de contractsvoorwaarden niet onredelijk bezwarend. Dexia wijst er op dat [X] de lease-overeenkomst na vijfjaar kosteloos had kunnen beëindigen.
 
15.  Dexia betwist de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn. Ook betwist Dexia de buitengerechtelijke kosten.
 
16.  Tenslotte voert Dexia aan dat een BKR-melding verplicht was, en dat zij een registratie bij het BKR niet zelf ongedaan kan maken omdat dit door de BKR zelf geschiedt (Dexia kan daartoe slechts een melding doen).
 
17.  In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 7.764,13, zijnde het op de Coulanceregeling Depotzaken gebaseerde bedrag tot waar Dexia het saldo van de onder 1.6 bedoelde eindafrekening heeft beperkt, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
 
18.  In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding van de lease-overeenkomst {geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleaste effecten, en de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging van de lease-overeenkomst. Dexia doet een beroep op artikel 6:278 BW.
 

Beoordeling in conventie en in reconventie
 
19.  De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 

Huurkoop
 
20.  Met betrekking tot de vraag of de lease-overeenkomst is aan te merken als een huurkoopovereenkomst (en dus een overeenkomst van koop op afbetaling) wordt overwogen dat deze lease-overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april 2004, NJF 2004,409, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten. Voorts voldoet de lease-overeenkomst aan de essentialia van huurkoop, althans heeft zij deze strekking. Dexia heeft zich verbonden om de effecten te leveren en die - onder opschortende voorwaarde van volledige betaling - in eigendom over te dragen. Voorts voorzag de lease-overeenkomst in betaling in twee of meer termijnen, waarbij niet relevant is of dat aflossingen of rentebetalingen betreft. In het bijzonder is daarbij nog van belang dat krachtens de Bijzondere Voorwaarden behorende bij de lease­overeenkomst de (dividend)baten van de effecten gedurende de looptijd van die lease­overeenkomst toekomen aan [X]. Dat betekent dat [X] het genot heeft van de vruchten van de effecten zoals bedoeld in artikel 7A:1576n BW.
 
1:88 BW
 
21.  De echtgenoot van [X] heeft voor het eerst in de onder 1.7 bedoelde brief een beroep gedaan op de in artikel 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid. De overeenkomst is méér dan drie jaar daarvóór tot stand gekomen. Voldoende is komen vast te staan dat de echtgenoot van . ¦ i vanaf het aangaan daarvan kennis heeft gehad van het bestaan van de lease-overeenkomst. Dit mede gelet op het - door Dexia onbetwist gestelde -feit dat betalingen hebben plaatspevonden vanaf de en/of-rekening die mede op naam van de echtgenoot van i stond. Met ingang van de ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld moet de echtgenoot geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de lease- overeenkomst. Onder deze omstandigheden heeft [X] haar stelling dat haar echtgenoot pas op een later tijdstip kennis kreeg van de lease-overeenkomst niet, althans onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. De bevoegdheid om op deze grond een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst is verjaard. Of [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst gehuwd was kan derhalve in het midden blijven.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
22.  Er is aanleiding bij beantwoording van de vraag of een effecteninstelling aansprakelijk is voor gedragingen van een tussenpersoon, die zij heeft ingeschakeld bij het tot stand komen van overeenkomsten als de onderhavige, aansluiting te zoeken bij het bepaalde in art. 6:76 BW, te weten dat de schuldenaar die bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze aansprakelijk is als voor eigen gedragingen. Er is geen reden hierover anders te oordelen indien de tussenpersoon zich alleen heeft bezig gehouden met het voorbereidingstraject en dit traject geleid heeft tot een overeenkomst met de effecteninstelling. Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan niet kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de effecteninstelling. Het gaat erom dat de tussenpersoon gehandeld heeft ten voordele van de effecteninstefling; nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon behoren dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij, maar dienen voor risico te komen van de effecteninstelling. Dexia is derhalve aansprakelijk voor het handelen en nalaten van de tussenpersoon bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomsten. Daar kan nog aan worden toegevoegd dat het een eigen verantwoordelijkheid is van Dexia als bank en effecteninstelling om er zorg voor te dragen dat de afnemers van haar producten de informatie ontvangen die behoort bij haar zorgplicht.
Dexia dient er op toe te zien dat tussenpersonen zoals Spaar Select die voorlichting naar behoren geven en dient bij gebreke daarvan zelf voor de noodzakelijke informatie zorg te dragen.
 
Dwaling
 
23.  In het voetspoor van het vonnis van 7 juli 2004 van de rechtbank Amsterdam (NJF 2004,411) en van de beslissing van de Beroepscommissie DSI van 27 januari 2005 (JOR 2005, 67), welke oordeien in dit vonnis worden overgenomen, kan de reclame van Dexia voor het onderhavige product niet als misleidend worden aangemerkt. Uit de inhoud van de lease­overeenkomst en van de daarbij gevoegde "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease", heeft [X] kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag vermeerderd met rente en kosten. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Het beroep op dwaling wordt daarom afgewezen.
 
WCK
 
24,  Nu reeds uit de lease-overeenkomst blijkt dat het daarin vermelde krediet (aankoopbedrag effecten) de (toenmalige) in de WCK opgenomen grens overschreed was de WCK in elk geval om die reden niet van toepassing.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling. Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
25,  Partijen verschillen van mening omtrent de toepasselijkheid van de NR zoals deze van kracht was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst. In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 30 juni 2004, NJF 2004,410 en van de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI d.d. 5 februari 2004, NJF 2004, 446 is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden was aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood. Voor zover Dexia heeft bedoeld te stellen dat de NR onverbindend is treft dit geen doel, reeds omdat de daarin neergelegde regels ook volgen uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgpficht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."

Nakoming zorgplicht
 
26.  Geoordeeld wordt dat Dexia zich tenminste rekenschap had behoren te geven van de vraag of haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit het contract voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Dexia had erop bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die omstandigheid mocht van een deskundige als Dexia worden verwacht dat potentiële afnemers van het effectenleaseproduct op voor de betreffende afnemer passende wijze werden gewezen op de daaraan verbonden risico's, ook al heerste onder vele betrokkenen de verwachting dat de aandelenkoersen een aanhoudende en min of meer beiangrijke stijging zouden blijven vertonen. Daartoe noopte tevens de aard van dat product. Dexia heeft zowel met betrekking tot haar waarschuwingsplicht als met betrekking tot het onderzoek naar de bij haar wederpartij te verwachten bestedingsruimte ontoereikende zorg betracht, omdat zij slechts heeft onderzocht of (en hoe) de afnemer geregistreerd stond bij het BKR.
 

Toerekening nadeel naar redelijkheid en billijkheid
 
27.  Het niet nakomen door Dexia van haar zorgplicht brengt met zich mee dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door de belegger ondervonden negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel. Het in art.6:98 BW vereiste causaal verband met het door [X] geleden nadeel is in beginsel aanwezig omdat onaannemelijk is dat dit nadeel zou zijn opgetreden indien Dexia zich in afdoende mate van haar zorgplicht had gekweten.
 
28.  Er dient in elk geval rekening gehouden te worden met de specifieke omstandigheden van het geval, daaronder begrepen de persoonlijke en financiële situatie van en de kennis en ervaring die bij, [X] op beleggingsgebied verondersteld mogen worden op het moment dat hij de lease-overeenkomst aanging. Ook de door Dexia gebruikte verkoopmethode en andere voor het aangaan van het contract relevante omstandigheden, dienen, voor zover van belang, in de beoordeling te worden betrokken. In het algemeen zal de ook een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen van zijn keuze tot het aangaan van de lease-overeenkomst.
 
29.  Voor een goede beoordeling van bovenbedoelde aspecten ontbreken van
de volgende gegevens zoals deze waren bij het aangaan van de lease-overeenkomst:
- leeftijd,
- beroep (eventueel voormalig beroep) van [X] en van haar echtgenoot,
- vooropleiding van [X] en van haar echtgenoot,
- bruto gezinsinkomen,
- vrij besteedbaar vermogen van het gezin (exclusief waarde eigen woning en hypotheekschulden) en de samenstelling daarvan,
- gemiddeld bedrag waarvoor [X] (eventueef) in de twee voorafgaande jaren in effecten heeft belegd;
- ervaring met financiële producten anders dan de voor een consument gebruikelijke verzekeringen.
 
30.  Het lijkt zinvol een verschijning van partijen te gelasten, teneinde nadere inlichtingen te verkrijgen en een schikking te beproeven. Daarbij zal met name aan de orde komen hetgeen hiervoor onder 28 en 29 is overwogen. [X] wordt verzocht om schriftelijke stukken over te leggen (vooraf, vóór het hierna bedoelde tijdstip te zenden aan zowel de kantonrechter als wederpartij) waaruit de onder 29 bedoelde gegevens blijken.
 
31.  Op de rolzitting over 14 dagen na heden zal een datum voor de comparitie worden bepaald, nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest om tot uiterlijk twee werkdagen voor die zitting hun verhinderdata (in een periode van 2 tot 8 weken daaropvolgend) schriftelijk op te geven aan het Bureau Teamplanner-E per e-mail (TeamplannerE@amsarr.drp.minjus.nl), fax (020-5412990) of per post. Partijen dienen daarbij zittingsdatum en rolnummer te vermelden.
Indien een partij niet of niet tijdig haar verhinderdata opgeeft, zal haar - behoudens in geval van calamiteiten - na vaststelling van de zittingdatum geen uitstel meer worden verleend.
Eventueel ter gelegenheid van de comparitie over te leggen stukken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de datum van de comparitie ter griffie te zijn ingediend - waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van eerder genoemd e-mailadres - onder gelijktijdige verzending van een afschrift aan (de gemachtigde van) de wederpartij.
 
32.  Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
 

BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.   bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter rolzitting van maandag 6 december 2006 te 10.00 uur voor dagbepaling verschijning van partijen;
 
II.  wijst er op dat de verhinderdata kunnen worden opgegeven zoals hiervoor vermeld; lil. houdt iedere verdere beslissing aan.
 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL