Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 846613 DX EXPL 07-281
Vonnis van:
23 april 2008
F.no.: 580
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
nader te noemen
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. G. van
Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: dw. P. Swier.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 16 november
2005, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 20 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst. [X] heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing
op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft
Dexia bij akte gereageerd. Bij vonnis in het incident van 16 juni 2006 is
beslist dat de procedure geschorst zal blijven.
Na de zogenoemde
WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X]
een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908
lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de
verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist
dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord, van Dexia,
met producties.
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 26 maart 2008. Voorafgaand aan
deze comparitie is door [X] een akte uitlating na tussenvonnis met producties en
door Dexia per fax van 14 maart 2008 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Legio Lease B. V. (hierna: Legio Lease). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
1.2. [X] verkeerde ten tijde van het
aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten in de volgende
omstandigheden:
Leeftijd: 29
Burgerlijke staat: gehuwd
Beroep: Software
engineer
Opleiding: HBO
Netto (gezins)inkomen per maand: circa €
3.300
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
1.3. [X] heeft de volgende
leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Legio Lease (hierna: de leaseovereenkomsten):
Nr. Contractnr. Datum
Naam van de
overeenkomst
Leasesom
1 59203663
12-07-2001 Korting
Kado
€ 9.430,96
2 24301196 06-11-2001 AEX
Plus Effect Maandbetaling 20 jaar € 16.336,80
Overeenkomst 1 is door de echtgenote van [X] mede
ondertekend. Beide overeenkomsten zijn nog niet beëindigd.
1.4. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan
dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
1. Te verklaren voor recht dat
[X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij in het kader van de
onderhavige contracten aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging
wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet en/of dwaling en/of misbruik
van omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens
wanprestatie;
2. Voor het geval de nietigheid
of ontbinding van de contracten niet wordt uitgesproken: te verklaren voor recht
dat Dexia onrechtmatig jegens [X] gehandeld heeft en/of tekort is geschoten in
de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en billijkheid
als uit de wet als uit de leaseovereenkomsten jegens [X] had moeten betrachten
en dat zij daarom geen aanspraak kan maken op betaling door Van [X] van de door
hem gevorderde restschuld en dat zij gehouden is alle door Van [X] aan haar
betaalde bedragen te restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente over die
betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele
terugbetaling door Dexia;
3. Dexia te veroordelen tot
terugbetaling aan Van [X] van € 5.296,08 te vermeerderen met de wettelijke rente
over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
4. Dexia te bevelen om binnen
twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen
dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie
gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een
dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een
maximum van € 20.000,-;
5. Dexia te veroordelen tot
betaling van [X] werkelijke proceskosten, te weten een bedrag van € 895,-
alsmede 15% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15% over de
door Dexia gevorderde bedragen die eiser na de uitspraak in deze zaak niet meer
zal hoeven te betalen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede
justitie vast te stellen
proceskosten.
3. Standpunten van
[X]
3.1. [X] legt aan zijn vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat
Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of misbruik
van omstandigheden heeft gemaakt althans dat sprake is van misleidende reclame
in de zin van 6:194 BW. Daarnaast beroept [X] zich erop dat Dexia gehandeld
heeft in strijd met de Wet op het consumentenkrediet (verder: WCK) en de Nadere
Regeling Toezicht Effectenverkeer en/of met een aantal voor Dexia geldende
normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig,
althans vernietigbaar zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig
jegens hem heeft gehandeld.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem
gevorderde bedragen.
4. Standpunten
Dexia
Dexia betwist dat de leaseovereenkomsten door
dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming
van haar zorgplicht(en) of dat zij misbruik van omstandigheden zou hebben
gemaakt. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten
over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor
zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in
acht zou hebben genomen.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In het arrest van de Hoge Raad van 28
van maart 08, LJN: BC 2837, alsmede in het vonnis van deze rechtbank van 27
april 2007, LJN: BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met
WCK (rov 8.3)
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov
8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov
8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet
wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
Huurkoop; bevoegdheid
5.2. Leaseovereenkomsten als de onderhavige
worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
Strijd met WCK
5.3. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de nietigheid van de
leaseovereenkomsten is bepleit.
5.4. De toepasselijkheid van de WCK kan in
het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regeling zou beroepen,
zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende leaseovereenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Misleidende reclame
5.5. Maatstaf bij de vraag of sprake is van
misleidende reclame is - kort gezegd -hetgeen kon worden begrepen door een
gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij
kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000,
374). [X] beklaagt zich - kort gezegd - erover dat de benaming van de
leaseovereenkomsten en de termen effectenlease en aandelenlease misleidend
zijn.
5.6. In het reclamemateriaal waarop [X]
zich heeft beroepen, worden bij de oplettende lezing door een consument zoals
hiervoor bedoeld, de wezenlijke kenmerken van het aangeboden product vermeld,
zodat van misleidende reclame geen sprake is. Dit laat onverlet dat Dexia in het
kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna
omschreven.
Dwaling
5.7. Uit de inhoud van de
leaseovereenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had
[X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van
het
aankoopbedrag. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in
rekening wordt gebracht en wat de totale leasesommen zijn. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst
is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van
die overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht van Dexia
overigens onverlet.
Misbruik van omstandigheden
5.8. Het beroep van [X] op misbruik van
omstandigheden wordt eveneens verworpen. Uit hetgeen gesteld is, blijkt niet dat
Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden
(zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand
of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de leaseovereenkomsten, het
tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest
begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.9. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
5.10. [X] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
5.11. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn
gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesommen en op de overige verplichtingen uit de onderhavige
rechtsverhoudingen met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de
financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële
risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de
beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel
ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het
aangaan van de overeenkomsten. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen,
voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed
zijn geweest op de beslissing van [X] om de leaseovereenkomsten aan te
gaan.
5.12. Voorts heeft Dexia niet, althans niet in
voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het
"know-your-customer -beginsel. Op die grond moet worden geconcludeerd dat de
leaseovereenkomsten nimmer tot stand hadden behoren te komen, waardoor er een
direct causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [X] geleden
schade. De omstandigheden van het geval brengen (ook hier) met zich mee dat een
deel van die schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [X] behoort
te blijven. Daarbij dienen dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid
in acht te worden genomen als bij de hierna volgende verdeling van de nadelige
gevolgen van de leaseovereenkomsten zullen worden toegepast. De schending van de
hier bedoelde zorgplichten zal hierna buiten beschouwing blijven omdat het
uiteindelijke resultaat daarvan niet anders is dan het resultaat van de hierna
toe te passen nadeelsverdeling.
5.13. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 3 van toepassing. Dit betekent dat
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 65 % van het nadeel voor
rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van
[X] komt. Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met
het fiscaal voordeel en de te verrekenen dividendbelasting.
5.14. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten
- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet
aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die
eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden
gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel per leaseovereenkomst neer op
het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende
overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te
vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de
hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder
'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten alsmede
met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die
overeenkomst in de eerste 60 maanden ontvangen en (eventueel) verrekende
dividenden.
5.15. Het totale nadeel per leaseovereenkomst
bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient,
gelet op het in 5.13. vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te
blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
5.16. Door [X] is in het kader van de
leaseovereenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen
in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder
'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van
[X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per
overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag, zijnde in totaal
€
3.932,44.
Wettelijke rente
5.17. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia
heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór
de
totstandkoming van de leaseovereenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684).
Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in
aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen,
maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit
brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente
niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking
te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat
[X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van
de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van
de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage achter de betreffende overeenkomst onder'% rente' vermelde percentage
van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
5.18. De door [X] gevorderde verklaring voor
recht met betrekking tot de ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt
afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de
precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid,
zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing
daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor
weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen
belang.
BKR-registratie
5.19. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van dit vonnis.
Overige stellingen
5.20. De overige stellingen van partijen behoeven
geen behandeling meer. Proceskosten
5.21. Gelet op de uitslag van de procedure dient
Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.22. Er is bij afweging van de belangen van
beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis
niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
5.23. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om aan [X] te
betalen € 3.932,44, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over het in
bijlage achter de betreffende leaseovereenkomst vermelde percentage van de
termijnbetalingen telkens vanaf de betaaldata tot aan de dag der algehele
voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd griffierecht
€ 192,00
voor salaris van
gemachtigde
€
500,00
totaal
€ 692,00
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat
[X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft, op straffe van
een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer en anders
gevorderde;
Aldus gewezen door mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL