Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 858047 DX EXPL 07-1021
Vonnis van: 24 september 2008
F.no.: 621
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. F. Klemann,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.R.H, van der Leeuw.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-    de dagvaarding van 11 maart 2005, met producties.
 
Bij rolmededeling van 3 mei 2005 heeft de sector kanton van de rechtbank de zaak ambtshalve aangehouden tot 6 december 2005, in afwachting van de aangekondigde schikkingsonderhandelingen door de heer Duisenberg en ontwikkelingen in hogere jurisprudentie. Bij akte uitlating aanhouding van 5 juli 2005 heeft [X] de sector kanton van de rechtbank gemotiveerd verzocht de procedure voort te zetten. Bij akte van antwoord heeft Dexia gemotiveerd verzocht de zaak niet op de rol te plaatsen. Bij rolbeschikking van 23 augustus 2005 is bepaald dat zal worden voortgeprocedeerd.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 31 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van een brief van notaris Kielstra waaruit blijkt dat [X] hem een opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft gezonden, waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is bij rolmededeling op 4 december 2007 beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-    de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 23 april 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2008. Verschenen zijn [X], in persoon, bijgestaan door mr. C. Geffroy en vergezeld door haar echtgenoot, de heer [Y] (hierna: [Y]), en namens Dexia de heer P.M. Walenkamp, bijgestaan door mr. M. Kemmers. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] bij brief van 13 augustus 2008 en bij e-mail van 25 augustus 2008 en door Dexia bij fax van 15 augustus 2008 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de gedingstukken behoren. Ter comparitie heeft [X] een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. en Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere en Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
1.2.   [X] was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde leaseovereenkomst gehuwd met [Y]. Zij verkeerden voorts in de volgende omstandigheden:
                                                        [X]                           [Y]
Geboortejaar:                                      1967                         1964
Beroep:                                              Interieurverzorgster     Bedrijfsleider
                                                                                        houthandel
Opleiding:                                            Huishoudschool           Basisschool
Netto (gezins)inkomen per maand (circa):  1999: € 2.100,00
Vermogen (na aftrek van schulden, circa): Geen
Relevante beleggings- of beroepservaring: Geen
Beleggingsdoelstelling:                            Sparen, onder andere voor de kinderen
 
1.3.   [X] heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop zij als lessee staat vernield, met als wederpartij Labouchere dan wel Legio Lease (hierna: de lease-overeenkomst). De lease-overeenkomst hieronder aangeduid als I.ve wordt hierna, voor zover van belang, de verlengingsovereenkomst genoemd.
 
Nr.   Contractnr.   Datum       Naam overeenkomst     Leasesom      Looptijd    Termijnbedrag
I.     74380331     14/6/1999  WinstVerDriedubbelaar  € 16.992,10   36 mnd     n.v.t., zie 1.4
I.ve. 74380331     5/6/2002   WinstVerDriedubbelaar  € 17.294,64    36 mnd     € 83,38
 
1.4.   [X] heeft op of omstreeks 27 juni 1999 uit hoofde van de leaseovereenkomst een bedrag van € 2.699,14 vooruitbetaald. Deze betaling is verricht ten laste van een en/of rekening die op naam van [Y] en [X] stond.
 
1.5.   Op de lease-overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
 
1.6.   Dexia heeft een eindafrekening opgesteld met de volgende resultaten:
 
Nr.         Datum eindafrekening    Resultaat   Aan Dexia voldaan:
I.+ I.ve.  5/10/2004                   -€5.971,46 Nee
 
1.7.   Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.8.   Op of omstreeks 25 april 1997 is op naam van [Y] en [X] bij Legio-Lease een WinstVerdubbelaar met contractnummer 73000835 gesloten, die is ondertekend door [Y]. Deze lease-overeenkomst heeft geresulteerd in een uitkering ten bedrage van € 14.566,11 op of omstreeks 24 april 2002.
 
1.9.   [Y] heeft zelfde hierna volgende lease-overeenkomsten gesloten met Dexia:
 
Nr.  Contractnr.  Datum        Naam overeenkomst      Leasesom    Looptijd  Termijnbedrag
I.    38003088    29/3/1999   SpaArEXtra                  € 4.084,02  180 mnd   € 22,69
II.   38081722    2/4/1999    SpaArEXtra                   € 8.168,04  180 mnd   € 45,38
III.  25500380    19/4/1999   Direct Rendement Effect € 19.427,46 180 mnd   € 68,32
IV.  29492259    22/2/2001   WinstVerDriedubbelaar    € 46.252,80 36 mnd    n.v.t.
 
1.10.  [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst en de verlengingsovereenkomst.
 
1.11.  Bij brief van 9 maart 2005 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van veertien dagen.
 
2.     Conventie
 
Vordering
 
2.1.   [X] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
I.   Te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst is gesloten zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste schriftelijke toestemming, althans de vereiste toestemming van [Y] en dat [Y] met recht en reden een beroep op vernietiging ex artikel 1:89 lid 1 BW heeft gedaan, zodat de lease-overeenkomst thans vernietigd is en Dexia verplicht is alle door [X] aan haar betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling door [X] tot die der algehele terugbetaling door Dexia.
II.   primair
a.     Te verklaren voor recht dat de met [X] gesloten leaseovereenkomst nietig is wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet (hiema: Wek);
subsidiair
b.     te verklaren voor recht dat de met [X] gesloten leaseovereenkomst is aangegaan onder dwaling door [X], misbruik van omstandigheden door Dexia en door of namens [X] met recht en reden vernietigd is, althans deze te vernietigen, subsidiair de lease-overeenkomst te wijzigen zodanig dat het nadeel voor [X] zal zijn opgeheven;
c.     waar de lease-overeenkomst niet nietig wordt geacht te zijn wegens strijd met de Wek althans vernietigd is wegens dwaling, misbruik van omstandigheden of ex artikel 1:89 lid 1 BW: te verklaren voor recht dat Dexia wanprestatie gepleegd heeft en dat de lease-overeenkomst op die grond door [X] met recht en reden ontbonden is, althans de lease-overeenkomst te ontbinden;
d.     te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen zij in het kader van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald wegens de vernietiging wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden, althans de ontbinding wegens wanprestatie, met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over alle betalingen vanaf de dag van die betalingen tot de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
e.     voor zover niet de nietigheid of ontbinding van de lease-overeenkomst wordt uitgesproken, te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig gehandeld heeft jegens [X] en/of tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en billijkheid als uit de wet (in het bijzonder de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995)) als uit contract jegens [X] had moeten betrachten en dat Dexia daarom geen aanspraak kan maken op de restantschuld van [X] en gehouden is alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen terug te betalen, met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot die der algehele voldoening;
f.     Dexia te veroordelen tot betaling van de proceskosten, door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen, althans te begroten conform het gebruikelijke tarief;
g.     Dexia te gelasten binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te bewerkstellingen dat de registratie van [X] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel (hierna: BKR), althans de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke zou blijven, zulks met een maximum van € 25.000,00.
III.  Dexia te veroordelen tot betaling van:
- € 5.398,30 als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag der algehele voldoening, op het moment van dagvaarding in totaal bedragend € 5.578,71.
 
Verweer
 
2.2.   Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [X].
 
3.     Reconventie
 
Vordering
 
3.1.   In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 5.807,64, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de contractuele, althans wettelijke rente vanaf 15 oktober 2004, althans 11 maart 2005 tot aan de dag van algehele voldoening en de kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst.
 
Verweer
 
3.2.   [X] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie onder verwijzing naar de stellingen in conventie.
 
4.     Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
 
4.1.   Voor zover voor de beoordeling van belang zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
4.2.   In het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN: BC2837 is voor een soortgelijk geschil geoordeeld dat een lease-overeenkomst als de onderhavige moet worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
4.3.   Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven. Aangezien deze schriftelijke toestemming ten aanzien van de lease-overeenkomst ontbreekt, had [Y] ten aanzien van deze lease-overeenkomst de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
4.4.   De verjaringstermijn voor dit beroep is driejaar en vangt aan op het moment dat de niet-handelend echtgenoot bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst. Bij de beoordeling van de vraag of het beroep op het vernietigingsrecht in het onderhavige geval is verjaard dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds de lease-overeenkomst en anderzijds de verlengingsovereenkomst, waarbij wordt opgemerkt dat de schriftelijke toestemming ontbreekt voor zowel de lease-overeenkomst als de verlengingsovereenkomst. Ter comparitie hebben [Y] en [X] verklaard dat zij over en weer van het bestaan van eikaars lease-overeenkomsten op de hoogte waren. Dit betekent dat het beroep op vernietiging ten aanzien van de lease-overeenkomst reeds op grond hiervan niet opgaat. Immers, het beroep in de hiervoor onder 1.11 genoemde brief van 9 maart 2005 is niet binnen de daartoe geldende termijn van driejaar na het aangaan van de leaseovereenkomst gedaan. Ten aanzien van de lease-overeenkomst wordt de daarop gebaseerde vordering dan ook afgewezen. Dit geldt evenwel niet voor zover het betreft de verlengingsovereenkomst. Het beroep op vernietiging van de verlengingsovereenkomst heeft wel tijdig plaatsgevonden.
Nu ten aanzien van deze overeenkomst wel sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de verlengingsovereenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder 'betaald', 'ontvangen dividenden' en 'te ontvangen'.
 
4.5.   Ten aanzien van de lease-overeenkomst heeft het volgende te gelden. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN: BA3914 is voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-    De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [X] genoemde
wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou
hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van
partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst, dan
zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
-    Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.
-    Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.
-    Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR 1999 gecodificeerde zorgplichten.
 
4.6.   Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
 
4.7.   Voorts heeft Dexia niet in voldoende mate voldaan aan de zorgplichten voortkomende uit het know your customer-principe. Uit de stellingen van Dexia is niet gebleken dat het uit dat principe voortvloeiende onderzoek naar de persoonlijke (toekomstige en financiële) situatie van eisende partij in voldoende mate is ingesteld. Dat brengt met zich dat de lease-overeenkomst niet tot stand hadden behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door eisende partij geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende nadeelsverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten behandeling zal blijven.
 
4.8.   Dexia heeft in onvoldoende mate voldaan aan haar zorgplicht om [X] op niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomst. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
4.9.   Ten aanzien van hetgeen onder nadeel wordt begrepen overweegt de kantonrechter als volgt. In de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN: BB1855) en 15 november 2007 (LJN: BB7971) alsmede in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN: BC9484) wordt overwogen dat de betaalde rente niet beschouwd kan worden als schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter volgt het standpunt van de hoven op dit punt evenwel niet. Immers, voorop staat dat een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt gekenmerkt door het gegeven dat de afnemer een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering; het staat de afnemer niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden product. Indien de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zou de afnemer dus ook het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of de afnemer het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat de afnemer het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN: BA5684).
 
4.10.  Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk. Het voor rekening van Dexia komende deel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige lease-overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] en de kennis en ervaring van [X] ten tijde van het aangaan van de onderhavige leaseovereenkomst.
 
4.11.  Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 en 1.9 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval 40 % van het nadeel voor rekening van [X] dient te komen en het resterende percentage voor rekening van Dexia. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.
 
4.12.  In het onderhavige geval komt het nadeel van de lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder 'ontvangen + verrekende dividenden' vernielde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden en andere uitkeringen.
 
4.13.  Het totale nadeel van de lease-overeenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient, gelet op het in 4.11 vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
4.14.  Door of ten behoeve van [X] is in het kader van de leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of de afnemer het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat de afnemer het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN: BA5684).
 
4.10.  Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk. Het voor rekening van Dexia komende deel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige lease-overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] en de kennis en ervaring van [X] ten tijde van het aangaan van de onderhavige leaseovereenkomst.
 
4.11.  Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 en 1.9. bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval 40 % van het nadeel voor rekening van [X] dient te komen en het resterende percentage voor rekening van Dexia. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.
 
4.12.  In het onderhavige geval komt het nadeel van de lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder 'ontvangen + verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden en andere uitkeringen.
 
4.13.  Het totale nadeel van de lease-overeenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer onder 'totaal nadeel' staat venneld. Hiervan dient, gelet op het in 4.11 vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
4.14.  Door of ten behoeve van [X] is in het kader van de leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
 
4.15.  De gevorderde wettelijke rente met betrekking tot de verlengingsovereenkomst is toewijsbaar over de door Dexia ter zake van deze overeenkomst te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in zijn onder 1.11 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 23 maart 2005.
 
4.16.  Met betrekking tot de wettelijke rente betreffende de lease-overeenkomst heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane vooruitbetaling, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de datum waarop [X] deze betaling aan Dexia heeft verricht (zie in-deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684).
 
4.17.  De door [X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wegens tekortkoming wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming van de lease-overeenkomst kan worden aangemerkt.
 
4.18.  De vorderingen van [X] gericht op verklaringen voor recht, behoudens die ten aanzien van artikel 1:89 BW, worden afgewezen omdat zij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.
 
4.19.  De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen als na te melden, met matiging en maximering van de dwangsom.
 
4.20.  De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
4.21.  De overige door [X] ingestelde vorderingen worden eveneens afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
4.22.  Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
4.23.  Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie, zullen de kosten van dit geding in reconventie worden gesteld op nihil.
 
4.24.  Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.     verklaart voor recht dat verlengingsovereenkomst op grond van artikel 1:89 BW buitengerechtelijk is vernietigd;
 
II.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen ten aanzien van:.
- de lease-overeenkomst: een bedrag van € 1.216,15, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 juni 1999, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de verlengingsovereenkomst: een bedrag van € 997,90, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 maart 2005;
 
III.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht                   € 192,00
voor salaris van gemachtigde                   € 437,50
totaal                                                  € 629,50
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
IV.    veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
V.     verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst af het meer of anders gevorderde;
 
in reconventie
 
VII.   wijst de vordering af;
 
VIII.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
 

Aldus gewezen door mr. M.E.A. Nijssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL