GERECHTSHOF
TE ARNHEM
Arrest
in de zaak van:
[X],
wonende te [woonplaats],
appellant
procureur mr. AO.C.A. van Schravendijk,
tegen
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
procureur mr. A.T. Bolt.
1 Het
verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor het verloop
van het geding in hoger beroep verwijst het hof naar de rolbeschikkingen van 11
april 2006 an 11 juli 2006 en hei tussenarrest van 1 april 2008.
1.2 Het hof heeft bij rol
beschikking van 20 mei 2008 het verzoek van partijen, gedaan bij brief van 25
april 2008 van mr. J.M.K.P. Comegoor, advocaat van Dexia, om verlof te verlenen
voor het instellen van beroep in cassatie tegen het tussenarrest
afgewezen.
1.3 Vervolgens heeft [X] op 17 juni 2008 een akte genomen.
1.4 Ten slotte hebben
partijen wederom hun stukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van
arrest
2 De
motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Blijkens
voomoemd tussenanest moet nog beslist worden over de vordering genoemd in
rechtsoverweging 1.2 onder D) van het tussenarrest.
2.2 [X] heeft
gesteld dat hij geen schuld heeft aan Dexia en dat derhalve zijn BKR-reglstratie
ongegrond is. Hij heeft gevorderd, zakelijk weergegeven, Dexia te gebieden aan
de Stichting Buro Kredietregistratie (BKR) schriftelijk te melden dat geen
betalingsachterstanden bestaan op basis van genoemde overeenkomst, op straffe
van verbeurte van een dwangsom. In voornoemd tussenarrest heeft het hof onder
3."/5 overwogen dat [X] in de gelegenheid zal worden gesteld zich bij akte
uit te laten omtrent de stelling van Dexia dat zij op 27 september 2004 reeds
aan het BKR heeft gemeld dat er geen achterstanden meer waren.
2.3 In de akte van 17 juni 2008 heeft [X]
erkend dat Dexia op 27 september 2004 aan het BKR heeft gemeld dat geen
betalingsachterstanden bestaan op basis van de overeenkomst.
2.4 De vordering genoemd
in rechtsoverweging 1.2 onder D) in het tussenarrest van 1 april 2008.
strekkende tot een gebod schriftelijk aan het BKR te melden dat geen
betalingsachterstanden op basis van de overeenkomst bestaan, zal derhalve worden
afgewezen.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank
Zwolle, sector kanton, locatie Lelystad] van 11 augustus 2004 voor zover [X] daarbij in conventie is veroordeeld tot betaling van een geldsom,
bekrachtigt dit vonnis voor het overige en
opnieuw recht doende:
veroordeelt [X} om aan Dexia 20% van de restschuld
(zijnde € 1.703,37) te voldoen. derhalve een bedrag van € 340.61, te
vermeerderen met de contractuele rente over 20% van € 1.431,07 (zijnde € 286.21)
van 18 oktober 2003 tot de dag der voldoening;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat
iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. Makkink. R.A.
van der Pol en W. Duitemeijer en in tegenwoordigheid van de griffier
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli
2003.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL