Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
arrest
 
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
 
Sector handel
 
Zaaknummer             : 
105.005,769/01
Rolnummer (oud)        : 
06/1558
Rolnummer rechtbank  : 505150/RL EXPL 05-13148
 
arrest van de tweede civiele kamer d.d. 
10 februari 2009
 
inzake
 
[X],
wonende te 
[woonplaats],
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in 
het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [X],
advocaat: mr. E. 
Grabandt te 's-Gravenhage,
 
tegen
 
AEGON FINANCIËLE DIENSTEN 
B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde in het principaal 
hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna te 
noemen: Aegon,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 
's-Gravenhage.
 
Het geding
 
Bij exploot van 23 oktober 2006 is [X] in hoger 
beroep gekomen van het vonnis van 15 september 2006 (bedoeld is 13 september 
2006), door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, 
tussen partijen gewezen.
 
Bij memorie van grieven heeft [X] onder 
overlegging van twee producties twee grieven in het principaal hoger beroep 
aangevoerd.
 
Aegon heeft onder overlegging van vier producties 
een memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in 
incidenteel appel genomen. Daarbij heeft zij de grieven in het principaal hoger 
beroep bestreden en-in het incidenteel hoger beroep één grief 
aangevoerd.
 
Bij memorie van antwoord heeft [X] de grief in 
het incidenteel hoger beroep bestreden.
 
Ten slotte hebben partijen de processtukken 
gefourneerd en arrest gevraagd.
 
Beoordeling van het hoger 
beroep
 
1.   Het hof gaat uit van de feiten 
zoals die onder "Feiten" in rechtsoverweging 2 in het bestreden vonnis zijn 
vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden 
bestreden.
 
2.   Het gaat om het 
volgende,
2.1  [X] is sedert 21 december 1971 gehuwd met [Y], hierna te 
noemen: [Y],
 
2.2  Tussen [Y] en Aegon zijn op 31 juli 
2001 twee effectenlease-overeenkomsten gesloten met de naam "Vermogens 
Vliegwiel-Extra" onder de nummers 16007527 en 16007528, hierna te noemen; de 
overeenkomsten.
 
2.3  Op de overeenkomsten zijn van 
toepassing de Bijzondere Voorwaarden Aegon Vermogens Vliegwiel Extra, hierna te 
noemen; de Bijzondere Voorwaarden.
 
2.4  De overeenkomsten betreffen het 
beleggen met geleend geld en hebben een looptijd van 240 maanden.
 
2.5  De overeenkomsten houden in dat de 
belegger een bedrag leent van Aegon tegen een rente van 11,25 % per jaar 
(effectief 11,85 % per jaar), waarvoor door Aegon aandelen worden gekocht, die 
door haar in lease aan de belegger worden verstrekt. Gedurende de looptijd van 
de overeenkomst betaalt de belegger aan Aegon een maandelijks bedrag dat bestaat 
in een aflossingsgedeelte, rente en administratiekosten. Indien de belegger aan 
zijn betalingsverplichtingen voldoet, is aan het einde van de looptijd de 
hoofdsom geheel afgelost, De belegger wordt dan van rechtswege eigenaar van de 
aandelen.
 
2.6  De belegger heeft na 90 maanden het 
recht om de overeenkomst zonder dat boeterente verschuldigd is, met 
onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen, onder betaling of verrekening 
van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom.
 
2.7  In geval van tussentijdse beëindiging 
van de overeenkomst voordat de periode van 90 maanden is verstreken» is de 
belegger een boeterente verschuldigd ter grootte van 30 % van de nog niet 
vervallen maandtermijnen tot en met de negentigste maandtermijn.
 
2.8  [Y] heeft ingevolge de overeenkomsten 
van Aegon 157 aandelen geleased in elk van de volgende fondsen: ABN AMRO, Ahold, 
Koninklijke Olie en ING. De totale leasesom bedraagt € 65.448,- en is opgebouwd 
uit het aankoopbedrag van voornoemde aandelen ad € 25.124,71, rente ad € 
38.145,05 en èen bedrag van € 2,179,20 aan administratiekosten. De leasesom 
dient door [Y] te worden afbetaald in maandelijkse termijnen van (voor beide 
overeenkomsten tezamen) € 272,70, de eerste maal verschuldigd per de eerste van 
de maand volgend op de aankoopdatum van de aandelen en nadien telkens op de 
eerste van de volgende maand.
 
2.9  [Y] heeft met betrekking tot beide 
overeenkomsten gebruik gemaakt van de mogelijkheid een deel van de leasesom 
ineens te voldoen, waarbij hij aanspraak kon maken op een korting van 20 % op de 
desbetreffende termijnen. Hij heeft in dat kader op 7 september 2001 60 
termijnen vooruit betaald, zijnde een bedrag van € 13.089,60, inclusief de 
korting.
 
2.10 Laatstgenoemd bedrag is voldaan vanaf een 
zogenoemde en/of-rekening op naam van [Y] en [X] gezamenlijk.
 
2.11 Aan [Y] is een bedrag van € 2.153,51 aan 
dividend betaald (stand per 1 februari 2006) op de door hem geleasede 
aandelen.
 
2.12 Bij brief van 8 juni 2005 aan Aegon heeft 
[X] de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen en 
aanspraak gemaakt op terugbetaling van hetgeen [Y] reeds aan Aegon heeft 
betaald, onder aftrek van het uitgekeerde dividend.
 
2.13 [X] heeft in eerste aanleg een aantal 
vorderingen ingesteld. Daarvan heeft de rechtbank een verklaring voor recht dat 
de overeenkomsten dienen te worden aangemerkt als overeenkomsten van huurkoop 
toegewezen. De overige vorderingen van [X] heeft de rechtbank afgewezen. Tegen 
de afwijzing van deze overige vorderingen is het principaal hoger beroep 
gericht. Tegen de toegewezen verklaring voor recht is het incidenteel hoger 
beroep gericht.
 
3.1  Het hof zal eerst het incidenteel hoger 
beroep behandelen. In de grief in het incidenteel hoger beroep bepleit Aegon, 
dat er geen sprake is van huurkoop. De toelichting op de grief valt in een 
aantal onderdelen uiteen.
 
3.2  Aegon stelt dat er geen sprake is van 
huurkoop en geen sprake is van koop op afbetaling. In punt A van de toelichting 
stelt Aegon, dat er van gespreide betaling geen sprake is. Volgens Aegon is de 
koopprijs van de ten behoeve van [Y] gekochte aandelen voorgefinancierd met 
een lening, verstrekt door Aegon, en is hierdoor de koopprijs bij het sluiten 
van de overeenkomst in één keer voldaan en niet in twee of meer termijnen. Aegon 
stelt dat de door de belegger te betalen termijnen uitsluitend dienen ter 
betaling van rente en aflossing van de lening en niet tot afbetaling van de 
ineens betaalde koopprijs.
 
3.3  Het hof overweegt dat het niet gaat om 
de overeenkomsten tussen Aegon en de verkoper van wie Aegon de aandelen heeft 
gekocht, maar om de overeenkomsten tussen Aegon en [Y]. Ten aanzien van die 
overeenkomsten geldt niet, dat de prijs in één keer is betaald. In punt 6 van de 
beide overeenkomsten staat, dat als alle verschuldigde bedragen betaald zijn, de 
cliënt van rechtswege eigenaar wordt van de aandelen. Dit betekent, dat de 
situatie dat er alleen sprake is van een lening, zich niet voordoet. De onder A 
genoemde argumenten gaan dan ook niet op.
 
3.4  In punt B van de toelichting stelt 
Aegon dat er geen sprake is van aflevering van de verkochte zaak. Volgens Aegon 
blijven de aandelen tijdens de looptijd van de overeenkomst in eigendom en bezit 
van Aegon en worden zij dus niet direct bij het aangaan van de overeenkomst aan 
de belegger (af)geleverd. De aandelen zijn op naam van Aegon bijgeschreven in de 
administratie van de aangesloten instelling. [Y] kon niet over de aandelen 
beschikken. [Y] kon geen stemrecht op de aandelen uitoefenen. Evenmin had hij 
recht op het bijwonen van aandeelhoudersvergaderingen, het recht daar het woord 
te voeren, het recht op inzage in de jaarstukken en een voorkeursrecht op andere 
aandelen en andere mogelijk in de statuten toegekende rechten. Aegon droeg het 
risico van het verloren gaan van de aandelen.
 
3.5  Het hof overweegt het volgende. Volgens 
artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden komen alle baten en waardeveranderingen 
van de aandelen, waaronder dividenden, direct aan de cliënt toe en komt ingeval 
van een keuzedividend aan hem het recht toe die keuze te maken. Naar het oordeel 
van het hof heeft Aegon door het verschaffen van alle baten en 
waardeveranderingen van de aandelen aan [Y] het genot van de aandelen verschaft 
en daarmee de aandelen afgeleverd in de zin van art. 7A: 1576 lid 1 BW. Het feit 
dat de aandelen bij de aangesloten instelling op naam van Aegon geadministreerd 
blijven staan (waartegenover volgens art. 8 van de overeenkomsten tot zekerheid 
voor nakoming van de verplichtingen van Aegon ten behoeve van [Y] een eerste 
pandrecht wordt gevestigd) en het feit dat [Y] de in 3.4 genoemde rechten niet 
heeft, leidt niet tot een ander oordeel. Ook het feit dat volgens artikel 1 van 
de Bijzondere Voorwaarden Aegon "het risico van het verloren gaan van de 
aandelen" draagt (wat deze bepaling ook moge betekenen; Aegon legt niet uit wat 
deze bepaling betekent), leidt niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat bij 
het verstrekken van het genot op de aandelen aflevering van de gekochte aandelen 
aan [Y] heeft plaatsgevonden.
 
3.6  In punt C van de toelichting voert 
Aegon aan dat koop op afbetaling naar tekst en strekking van art, 7A; 1576 BW 
alleen op zaken betrekking kan hebben. Het hof verwerpt dit standpunt en 
verwijst voor de motivering naar rechtsoverweging 4.2 van het arrest van de Hoge 
Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837.
 
3.7  In punt D van de toelichting voert 
Aegon aan, dat het kwalificeren van aandelen lease als koop op afbetaling haaks 
zou staan op de strekking van een effectenleaseovereenkomst en de bedoeling van 
partijen. Aegon wijst erop, dat op de einddatum de aandelen niet automatisch 
worden overgedragen, maar dat nog een leveringshandeling nodig is. Volgens Aegon 
is de strekking van het beleggingsproduct dat de belegger na afloop van de 
looptijd aanspraak kan maken op de verkoopopbrengst van de aandelen en is de 
primaire doelstelling dat de belegger kan profiteren van de 
koerswinst,
 
3.8  Hieromtrent overweegt het hof het 
volgende. In artikel 6 van de overeenkomsten staat dat als de cliënt al het 
verschuldigde heeft betaald, hij van rechtswege eigenaar wordt van de aandelen. 
Hier leidt het hof af, dat het de strekking van de overeenkomsten is, dat op de 
einddatum de cliënt eigenaar wordt van de aandelen. Dat nog een 
leveringshandeling nodig is, maakt dat niet anders. In punt 9 van de Bijzondere 
voorwaarden staat dat aan het eind Aegon de aandelen zal leveren aan de cliënt 
tenzij de ciiënt alsdan schriftelijk meedeelt de voorkeur te geven aan de 
verkoop van de aandelen. Ook hieruit leidt het hof af dat de hoofdregel is dat 
de aandelen op de einddatum aan de cliënt worden geleverd, en dat de cliënt, als 
hij het anders wil, dat schriftelijk moet aangeven. Naar het oordeel van het hof 
staat het kwalificeren van aandeienlease als koop op afbetaling niet haaks op de 
strekking van een effectenleaseovereenkomst of de bedoeling van partijen. De in 
punt D van de toelichting door Aegon aangevoerde argumenten gaan niet 
op.
 
3.9  Verder voert Aegon aan, dat zelfs ais 
de overeenkomsten zouden kwalificeren als koop op afbetaling in de zin van art. 
7A; 1576 BW, zij nog niet vallen onder art. 1; 88 lid 1 onder d BW, omdat dit 
onderdeel van dit artikel slechts betrekking zou hebben op zaken. Het hof 
verwerpt dit standpunt. Voor de motivering van dit oordeel verwijst het hof naar 
rechtsoverweging 4.6 van het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN 
BC2837.
 
3.10 Uit het bovenstaande volgt, dat de grief in 
het incidenteel hoger beroep faalt. Het hof zal Aegon als de in het ongelijk 
gestelde partij in de kosten van het incidenteel hoger beroep 
veroordelen.
 
3.11 In grief 1 in het principaal hoger beroep 
stelt [X] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vordering van [X] 
tot vernietiging van de overeenkomsten wegens het ontbreken van de ingevolge 
art. 1; 88 BW vereiste toestemming voor het aangaan van die overeenkomsten 
verjaard is.
 
3.12 Naar aanleiding van deze grief overweegt het 
hof het volgende. In haar memorie van antwoord stelt Aegon zich op het standpunt 
dat [X] bij het formuleren van haar grief niet aan haar stel- en 
motiveringsplicht heeft voldaan. Bij de beoordeling van dit verweer stelt het 
hof voorop dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant 
aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, 
waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn 
gebracht zodat zij voor de rechter en de wederpartij, die immers moet weten 
waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn. Mede bezien in het 
licht van het debat tussen partijen in eerste aanleg en gelet op hetgeen [X] in 
de toelichting op deze grief en in haar bewijsaanbod heeft gesteld, oordeelt het 
hof dat het voor Aegon voldoende kenbaar is dat [X] meent dat het bestreden 
vonnis moet worden vernietigd omdat zij wel tijdig een beroep op vernietiging 
heeft gedaan.
 
3.13 In rechtsoverweging 13 van het bestreden 
vonnis staat, dat bij beantwoording van de vraag op welk moment [X] wist of 
geacht moet worden geweten te hebben dat [Y] de overeenkomsten met Aegon had 
gesloten, voorop moet worden gesteld dat het op de weg ligt van degene die een 
beroep doet op de vernietigingsgrond om concrete feiten te stellen en zonodig te 
bewijzen, die de conclusie rechtvaardigen dat het beroep op de 
vernietigingsgrond tijdig is geschied. Deze overweging is onjuist. Degene die 
een beroep doet op verjaring van het recht de vernietiging in te roepen, dient 
feiten te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit blijkt dat het recht de 
vernietiging in te roepen, is verjaard. Het is niet zo, dat degene die het recht 
op vernietiging heeft, moet aantonen dat dit recht niet is verjaard. Er is 
onvoldoende reden om in dit geval de stelplicht en bewijslast om te 
draaien.
 
3.14 Aegon heeft gesteld dat [X] in de 
processtukken zou hebben erkend dat zij en [Y] gezamenlijk belastingaangifte 
deden. Deze stelling is onjuist. [X] heeft nergens in de processtukken erkend 
dat zij en [Y] gezamenlijk belastingaangifte deden. Integendeel, [X] heeft 
steeds in de processtukken gesteld dat zij geen eigen belastingaangifte deed. 
Aegon heeft verder niet onderbouwd waar zij haar stelling op baseert dat [X] en 
[Y] gezamenlijk belastingaangifte deden.
 
3.15 Aegon heeft beschouwingen gewijd aan de 
normale verhoudingen binnen een huwelijk. Deze beschouwingen zijn echter niet 
relevant. Het gaat in deze zaak niet om normale verhoudingen in andere 
huwelijken, maar om de situatie in het gezin van [X] en [Y].
 
3.16 Aegon heeft aangeboden door het horen van 
werknemers van de tussenpersoon Zorgen voor Morgen als getuigen te bewijzen, dat 
[X] meer dan drie jaar vóór de dag van vernietiging van het bestaan van de 
overeenkomsten wist. Het hof zal Aegon tot dit bewijs toelaten, Het hof zal 
verder iedere beslissing aanhouden.
 
Beslissing
 
Het hof:
 
Laat Aegon toe te bewijzen, dat [X] meer dan 
drie jaar vóór de dag van vernietiging van het bestaan van de overeenkomsten 
wist;
 
bepaalt dat Aegon hiertoe getuigen kan 
voorbrengen voor te dezen benoemde raadsheercommissaris mr. A.A, Schuering in 
een der zalen van het Paleis van Justitie. Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage, 
op woensdag 22 april 2009 om 13.30 uur, dan wel voor het geval een der partijen 
uiterlijk veertien dagen na heden opgeeft dan verhinderd te zijn onder 
gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de weken 17 tot 
en met 22 van 2009, op een door de raadsheer-commissaris nader te bepalen datum 
en tijdstip;
 
houdt verder iedere beslissing aan.
 
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. 
Schuering, J.A. van Kempen en R. van der Vlist en is uitgesproken ter openbare 
terechtzitting van 10 februari 2009 in aanwezigheid van de 
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL