Vonnis in de zaak van;
[X],
wonende te
[woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [X],
gemachtigde: mr.
M.J. Meijer, advocaat te Haarlem,
toevoeging nummer 4G07998 d,d. 18 februari
2008,
tegen
de besloten vennootschap Aegon Financiële
Diensten B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde
partij,
hierna te noemen: Aegon,
gemachtigde: mr. B.W.G. van der Velden,
advocaat te Amsterdam,
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis
genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken,
waaruit tevens het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding van 6 mei
2008;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van
repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de door partijen in het
geding gebrachte producties.
Feiten
2. Op grond van hetgeen door
partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander
voorzover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende
worden uitgegaan:
a. Op of omstreeks 8 augustus 2000 heeft [X] met Aegon een
effectenlease-overeenkomst gesloten met de naam "BeursEffect Plus" met nummer
4400232] (hierna: de overeenkomst).
b. Op de overeenkomst zijn van toepassing
de Bijzondere Voorwaarden BeursEffect Plus.
c. Blijkens de vermelding aan de
voet van de overeenkomst is Nederlandse Verzekeringsgroep N.V. bij de
totstandkoming van de overeenkomst opgetreden als tussenpersoon.
d. De
overeenkomst betreft het beleggen in aandelen met geleend geld en heeft een
looptijd van 120 maanden, te rekenen vanaf 1 september 2000.
e. De
overeenkomst houdt in dat de belegger een bedrag leent van Aegon tegen een rente
van 10 % per jaar, waarvoor door Aegon aandelen worden gekocht, die door haar in
lease aan de belegger worden verstrekt. De over de geldlening verschuldigde
rente wordt gedurende de looptijd van de overeenkomst in maandelijkse termijnen
voldaan. Op de 15e dag van de 119e maand moet een bedrag van ƒ 100,-- (€ 45,38)
worden voldaan in mindering op de hoofdsom van de geldlening. Het restant van de
geldlening moet aan het einde van de looptijd van de overeenkomst worden
voldaan, waarna de belegger eigenaar wordt van de onderliggende aandelen.
Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de
verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen.
f. Na 60 maanden kan de
overeenkomst boetevrij met onmiddellijke ingang beëindigd worden onder betaling
of verrekening van het nog niet betaalde deel van de hoofdsom. Bij eerdere
beëindiging is een boeterente verschuldigd van tweevijfde deel van de nog niet
vervallen maandtermijnen tot en met de zestigste maand,
g. [X] heeft
ingevolge de overeenkomst van Aegon telkens 25 aandelen geleased in de fondsen
ABN AMRO, Ahold, Getronïcs, ING en Numico. De totale leasesom bedroeg €
10.359,35 en was opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 4.907,75,
administratiekosten ad € 544,80 en rente ad € 4.907,04,
h. Het rentebedrag en
de administratiekosten dienden te worden betaald in 120 maandelijkse termijnen
van € 45,43 elk.
i. Per 15 augustus 2007 is de overeenkomst door Aegon
tussentijds beëindigd wegens niet nakoming door [X] van zijn
betalingsverplichtingen. Na verkoop van de onderliggende aandelen en verrekening
van de opbrengst daarvan met het bedrag van de geldlening resteerde een door [X]
aan Aegon te betalen restschuld van € 2.597,71 (inclusief € 1.583,55 wegens
achterstallige termijnbetalingen), Dit bedrag is door [X] onder protest en
voorbehoud van rechten betaald.
j. [X] heeft bij brief van zijn gemachtigde
d.d. 16 januari 2008 aan Aegon de vernietiging dan wel buitengerechtelijke
ontbinding van de overeenkomst ingeroepen wegens (onder meer) dwaling, misbruik
van omstandigheden, onrechtmatige daad, toerekenbare tekortkoming, schending
zorgplicht en strijd met de Wet op het consumentenkrediet (Wck).
k. Aegon
past ten aanzien van effectenlease-overeenkomsten de zogenaamde
Duisenberg-regeling toe. Op grond daarvan wordt door Aegon 67% van de restschuld
kwijtgescholden. Bij brief van 29 november 2005 heeft zij [X] hierover
geïnformeerd en aangeboden de overeenkomst op die basis tussentijds te
beëindigen. [X] heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Met toepassing van de
Duisenberg-regeling wordt de restschuld van [X] verminderd tot € 857,24.
J.
Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft [X] een bedrag ad € 224,72 aan
dividend ontvangen, terwijl een bedrag ad € 346,28 aan dividend is
verrekend,
Vordering en verweer
3. De kantonrechter verstaat de
vordering van [X] aldus dat zij vordert -zakelijk samengevat - dat bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad
I. primair:
a. voor
recht wordt verklaard dat Aegon jegens [X] toerekenbaar tekortgeschoten is, haar
precontractuele zorgplicht heeft geschonden en/of onrechtmatig heeft gehandeld
en aansprakelijk is voor de daardoor opgetreden schade,
b. de overeenkomst
wordt ontbonden en voor recht wordt verklaard dat Aegon jegens [X] aansprakelijk
is yoot de schade die [X] daardoor geleden heeft en nog zal lijden,
c. voor
recht wordt verklaard dat deze schade bestaat uit hetgeen [X] uit hoofde van de
overeenkomst aan Aegon heeft betaald, dan wel een door de rechtbank in goede
justitie te bepalen ander bedrag, vermeerderd met alle door Aegon opgevorderde
kosten en renten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van
dagvaarding tot die der voldoening;
II. subsidiair:
a.
de overeenkomst wordt vernietigd of nietig verklaard, althans wordt ontbonden,
wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden en/of niet naleving van de
verplichtingen op grond van de Wet op het consumentenkrediet (Wck),
b. Aegon
wordt veroordeeld tot terugbetaling aan [X] van al hetgeen zij op grond van de
overeenkomst aan Aegon heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de dag van betaling tot die der terugbetaling;
III. Aegon
wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 250,- vermeerderd met BTW
wegens buitengerechtelijke kosten;
IV. Aegon wordt veroordeeld in
de kosten van de procedure.
4. Ter onderbouwing van zijn
vorderingen heeft [X] - kort zakelijk weergegeven - het volgende
aangevoerd:
De overeenkomst is aan te merken als een overeenkomst van
huurkoop. Bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft Aegon niet of
onvoldoende voldaan aan haar informatieplicht en aan haar zorgplicht. [X] had
geen relevante ervaring met beleggen en heeft niet of onvoldoende beseft dat de
overeenkomst inhield dat hij met geleend geld belegde in aandelen, waardoor hij
het risico liep dat hij bij tussentijdse beëindiging of bij het einde van de
overeenkomst met een aanzienlijke restschuld zou blijven zitten. Het hem
verstrekte informatiemateriaal is daarover onduidelijk en misleidend. In zoverre
is er naar zijn mening sprake van misleiding, Ook heeft Aegon misbruik gemaakt
van omstandigheden door de overeenkomst met [X], die van beleggen geen verstand
had, aan te gaan zonder dat hij naar behoren geïnformeerd was over de aard,
inhoud en risico's van de overeenkomst. Voorts voert [X] aan dat hij bij het
aangaan van de overeenkomst heeft gedwaald omtrent de aard en inhoud van de
overeenkomst, de betekenis daarvan en de aan de overeenkomst verbonden risico's,
doordat Aegon hem daarover niet of onvoldoende heeft geïnformeerd. Verder voert
[X] aan dat Aegon in het kader van de op haar rustende zorgplicht en in strijd
met het bepaalde in artikel 28 lid 2 tot en met 4 van de Nadere Regeling
Toezicht Effectenverkeer (hierna: de NR), alvorens de overeenkomst aan te gaan,
zich op de hoogte had moeten stellen van zijn financiële situatie en dat Aegon
op grond daarvan hem ervan had moeten weerhouden de overeenkomst aan te gaan.
Ook had Aegon hem uitdrukkelijk dienen te waarschuwen voor het risico van een
aanzienlijke restschuld. Deze nalatigheden van Aegon zijn aan te merken als
onrechtmatige daad. Daarnevens voert [X] nog aan dat Aegon ten tijde van het
aangaan van de overeenkomst niet beschikte over een vergunning als bedoeld in
artikel 9 van de Wck en dat de overeenkomst niet voldoet aan diverse bepalingen
van de Wck. Voorts bestrijdt hij dat Aegon de onderliggende aandelen
daadwerkelijk heeft gekocht.
5. Aegon heeft geconcludeerd tot
afwijzing van de vorderingen van [X] en veroordeling van [X], uitvoerbaar bij
voorraad, in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
de achtste dag na het te wijzen vonnis. Kort zakelijk weergegeven komt het
verweer op het volgende neer:
Aegon bestrijdt dat de overeenkomst
gekwalificeerd moet worden als een overeenkomst van huurkoop. Voorts bestrijdt
zij dat zij haar zorgplicht geschonden heeft, dan wel jegens [X] onrechtmatig
heeft gehandeld of misbruik gemaakt heeft van omstandigheden. Zij bestrijdt dat
zij tekortgeschoten is in haar informatieverstrekking over de aard en inhoud van
de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's, waarbij zij er op wijst dat
[X] bij het aangaan van de overeenkomst geadviseerd is door de tussenpersoon.
Verder bestrijdt Aegon het beroep van [X] op dwaling, waarbij zij zich onder
meer beroept op verjaring. De Wck is volgens Aegon niet op de overeenkomst van
toepassing en overigens zijn de bepalingen van de overeenkomst daarmee niet in
strijd, Het ontbreken van een vergunning ex artikel 9 Wck maakt de overeenkomst
volgens Aegon niet nietig. Of de onderliggende aandelen wel of niet zijn
gekocht, is volgens Aegon niet relevant omdat de vorderingen van [X] niet
gericht zijn op verkrijging van die aandelen. Ook bestrijdt Aegon dat er sprake
is van schade en van causaal verband tussen haar handelen en de gestelde schade,
waarbij zij tevens aanvoert dat de verschuldigde rente niet als schade kan
worden aangemerkt. Voor het geval geoordeeld mocht worden dat de overeenkomst
vernietigd of ontbonden is of moet worden, voert zij aan dat terugbetaling van
de inleg aan [X] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en zich niet
verdraagt met het bepaalde in artikel 6:278 BW, Verder beroept zij zich op
matiging van de gevorderde terugbetaling op grond van artikel 6:101 BW en op
verrekening met het uit hoofde van de overeenkomst aan [X] betaalde dividend.
Tenslotte betwist Aegon de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
Beoordeling
Kwalificatie van de overeenkomst
6. Met betrekking tot de vraag
of de onderhavige overeenkomst aan te merken is als overeenkomst van huurkoop
overweegt de kantonrechter dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke
definitie van huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van
dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de hierop betrekking hebbende
overwegingen in het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april 2004, NJF
2004, 409, alsmede in de arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 1 maart
2007, JOR 2007,98 (LJN: AZ9721) en het Gerechtshof Den Bosch van 26 juni 2007
(LJN: BA8070), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de
zijne maakt. Verwezen wordt voorts naar het op 28 maart 2008 door de Hoge Raad
gewezen arrest (LJN: BC2837), in de rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.4
waarvan geoordeeld wordt dat een met de onderhavige overeenkomst
vergelijkbare aandelenlease-overeenkomst met de naam "Korting Kado" van Dexia
N.V. aan te merken is als een overeenkomst van huurkoop.
Misleidende reclame en
wilsgebreken
7. Het beroep van [X] dat hy bij
het aangaan van de overeenkomst omtrent de aard, inhoud en risico's van de
overeenkomst door Aegon misleid is en dat de overeenkomst op grond van een
wilsgebrek tot stand is gekomen wegens - kort gezegd - misleidende, onjuiste,
dan wel niet of onvoldoende informatieverstrekking door Aegon, wordt
verworpen.
8. Overwogen wordt dat [X] -
naar Aegon bij conclusie van antwoord heeft gesteld en [X] bij conclusie van
repliek niet heeft weersproken - voorafgaande aan het sluiten van de
overeenkomst beschikte over de (concept)overeenkomst en de Bijzondere
Voorwaarden, alsmede over de brochure betreffende het Rende-mentsvliegwiel van
Aegon. Niet weersproken is dat de door [X] onder de naam BeursEffeot Plus met
Aegon gesloten overeenkomst dezelfde inhoud heeft als een
Rendementsvüegwiel-overeenkomst van Aegon, Zowel uit de brochure, als uit de
overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden blijkt (voldoende) duidelijk dat er
sprake is van een geldlening waarmee aandelen worden gekocht en waarover
gedurende de looptijd van de overeenkomst in maandelijkse termijnen rente
betaald moet worden. Voorts wordt er in artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden
op gewezen dat er een beleggersrisico is, "het risico van een waardedaling van
de aangekochte aandelen alsmede het uitblijven van opbrengsten daarvan" dat voor
rekening van de cliënt komt. Dit moet ook [X] duidelijk zijn geweest, aangenomen
dat bij - zoals hij gehouden was te doen - deze documenten zorgvuldig gelezen
heeft en zich naar vermogen heeft ingespannen om de betekenis van de
overeenkomst en de bijbehorende voorwaarden te doorgronden en de voor haar
daaruit voortvloeiende verplichtingen en risico's te begrijpen, alvorens de
overeenkomst te ondertekenen. Verwezen wordt naar hetgeen in dit verband
overwogen is in de rechtsoverwegingen 2.16 tot en met 2.20 van het arrest van
het Hof Amsterdam d.d. 1 maart 2007, JOR 2007, 97 (LJN; AZ9722),
rechtsoverweging 4.5 van het arrest van het Hof Amsterdam van 24 mei 2007, NJF
2007, 323 (LJN: BA5684) en de rechtsoverwegingen 4.32 tot en met 4.35 van het
arrest van het Hof Amsterdam van 15 november 2007 (LJN: BB7871). De
kantonreohter onderschrift het in die rechtsoverwegingen neergelegde oordeel en
maakt dat tot het zijne. In de onderhavige zaak zijn geen omstandigheden gesteld
of gebleken die nopen tot een ander oordeel.
Tegen deze achtergrond kunnen
noch de brochure, noch de door Aegon toegezonden (concept)overeenkomst, noch de
Bijzondere Voorwaarden als misleidend worden aangemerkt. Voorzover er aan de
zijde van [X] al sprake mocht zijn geweest van een onjuiste voorstelling omtrent
de aard van de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's, dient deze op
grond van het vorenstaande voor zijn rekening en risico te blijven en kan deze
ingevolge artikel 6:226 lid 2 BW niet tot vernietiging van de overeenkomst
leiden. Het in dit verband door Aegon aangevoerde verjaringsverweer behoeft
derhalve geen bespreking.
9. Van bedrog, in de zin van het
doen van opzettelijke gedane onjuiste mededelingen, opzettelijke verzwijging van
feiten of een andere kunstgreep is niet gebleken. Misbruik van omstandigheden,
hierin bestaande dat misbruik is gemaakt van de onervarenheid en afhankelijkheid
van [X], is in het licht van het bovenstaande evenmin aannemelijk geworden. Wat
[X] voorts nog aangevoerd heeft omtrent misleidende reclame is in het geheel
niet geconcretiseerd, zodat zijn daarop betrekking hebbende stellingen als
onvoldoende onderbouwd dienen te worden gepasseerd.
Toepasselijkheid Wck
10. Onder verwijzing naar hetgeen
dienaangaande is overwogen in de arresten van het Hof Amsterdam d.d. 16 augustus
2007 JOR 2007, 244 (LJN: BB 1855) en 15 november 2007 (LJN: AZ7033), het Hof Den
Bosch d.d. 26 juni 2007 (LJN: BA8070) en het Hof Arnhem d.d. 4 december 2007
(LJN: BB9779) heeft Aegon in een uitvoerig gemotiveerd betoog aangevoerd dat de
Wck niet van toepassing is op effectenlease-overeenkomsten.
11. In eerdere vonnissen met betrekking tot
effectenleaseovereenkomsten heeft deze kantonrechter dit standpunt van Aegon
verworpen, oordelend dat de Wck wel van toepassing is. Gelet echter op hetgeen
hieromtrent overwogen is in voormelde arresten, komt de kantonrechter van dit
oordeel terug en wordt thans geoordeeld dat de Wck op effecten
leaseovereenkomsten als de onderhavige niet van toepassing is. Voor de gronden
waarop dit gewijzigde oordeel berust wordt verwezen naar hetgeen in voormelde
arresten is overwogen, met name in de rechtsoverwegingen 4.8 tot en met 4.14 van
het arrest Hof Amsterdam d.d. 16 augustus 2007 en de rechtsoverwegingen 4.15 tot
en met 4.23 van het arrest Hof Amsterdam d.d. 15 november 2007. Er is geen grond
om met betrekking tot de op grond van de onderhavige overeenkomst door [X]
ge-leasede aandelen anders te oordelen dan in die arresten geoordeeld is met
betrekking tot de daarin bedoelde deelnemingsrechten.
Aankoop van de aandelen
12. Met Aegon is de kantonrechter van
oordeel dat dit geschilpunt voor de onderhavige procedure niet van belang is,
omdat de vorderingen van [X] niet gericht zijn op nakoming van de overeenkomst
en verkrijging van de aandelen, maar daarentegen juist op het ongedaan maken van
de overeenkomst en haar gevolgen.
Zorgplicht
13, Wel doel treffen daarentegen de
stellingen van [X] dat Aegon zich niet naar behoren heeft gekweten van de op
haar rustende zorgplicht.
14. Bij dit oordeel stelt de kantonrechter
voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (23 mei 1997 NJ 1998
nr. 192, 9 januari 1998 NJ 1999 nr. 285 en 11 juli 2003, JOR 2003,199) banken,
gelet op hun maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht hebben jegens
onder meer hun (potentiële) cliënten zoals [X], Hoewel Aegon geen bank is, heeft
deze zorgplicht ook voor haar als financiële instelling te gelden, Weliswaar
zagen deze arresten niet op aandelenleaseconstructies, maar gelet op aard van de
onderhavige overeenkomst en daaraan verbonden risico's bestaat er geen
aanleiding om in dit geval anders te oordelen- Verwezen wordt voorts naar
hetgeen in dit verband is overwogen in de rechtsoverweging 6.9 van de
WCAM-beschikking van het Hof Amsterdam d.d. 25 januari 2007, NJ 2007, 427 (LJN:
AZ7033), alsmede in de rechtsoverwegingen 2.22 tot en met 2.26 van het arrest
van het Hof Amsterdam van 1 maart 2007, JOR 2007, 97 (LJN: AZ9722), de
rechtsoverwegingen 4.7 tot en met 4.15 van het arrest van het Hof Amsterdam van
24 mei 2007, NJF 2007, 427 (LJN: BA5684), de rechtsoverwegingen 4.17 tot en met
4.24 van het arrest van het Hof Amsterdam van 16 augustus 2007, JOR 2007, 244
(LJN; BB 1855), de rechtsoverwegingen 4.39 tot en met 4.49 van het arrest van het
Hof Amsterdam van 15 november 2007, (LJN: BB7871) en de rechtsoverwegingen 4.18
en 4.19 van het arrest van het Hof Amsterdam van 6 december 2007, (LJN:
BB9552),
15. Overeenkomstig de uitspraken van de Rechtbank
Amsterdam d.d. 30 juni 2004, NJF 2004 nr. 410, en de Klachtencommissie DSI d.d,
5 februari 2004, NJF nr. 446, de Commissie van Beroep DSI d.d. 27 januari 2005,
JOR 2005, 97 en de hiervoor in alinea 14 genoemde arresten van het Hof Amsterdam
is de kantonrechter van oordeel dat Aegon bij het aanbieden van de onderhavige
overeenkomst aan [X] tekortgeschoten is in de op haar rustende verplichting om
(i) voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst een onderzoek in te stellen
naar de inkomens- en vermogenspositie van [X] en na te gaan of hij bereid en in
staat was om in geval van een tekortschietende verkoopopbrengst van de aandelen
bij het einde van de overeenkomst aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst te
voldoen, en (ii) [X] uitdrukkelijk en in niet mis te verstane bewoordingen te
waarschuwen voor de mogelijkheid van een restschuld bij het einde van de
overeenkomst of in geval van tussentijdse beëindiging van de
overeenkomst.
Gesteld noch gebleken is immers dat Aegon naar behoren aan deze
verplichtingen heeft voldaan. De enkele BKR-toetsing, die Aegon stelt te hebben
verricht, volstaat daartoe niet
16. Aan de hiervoor omschreven
waarschuwingplicht van Aegon doet niet af dat op [X], zoals hiervoor in alinea 8
is overwogen, de verplichting rustte om zich voorafgaand aan het aangaan van de
overeenkomst redelijke inspanningen te getroosten teneinde de betekenis van de
overeenkomst (met inbegrip van de daartoe behorende Bijzondere Voorwaarden) te
doorgronden, noch dat het risico van een restschuld wel uit de bewoordingen van
de brochure, de overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden had kunnen worden
gekend. De bijzondere zorgplicht van een effecteninstelling strekt immers mede
tot bescherming van personen die de zojuist bedoelde verplichting veronachtzamen
of te licht opvatten, of van wie de inspanningen tot doorgronden van de
betreffende overeenkomst zonder vrucht blijven dan wel tot een onjuist of
onvolledig begrip van hun verplichtingen en risico's uit de overeenkomst leiden.
Daarom staat het niet of onvoldoende nakomen van die verplichting door [X], dat
in de weg staat aan zijn beroep op dwaling, niet in de weg aan het aannemen van
een tekortkoming van Aegon in de nakoming van de uit haar zorgplicht volgende
waarschuwingsplicht en een op deze tekortkoming berustende
aansprakelijkheid.
17. Voor zover [X] zijn vorderingen doet
steunen op de stelling dat de bijzondere zorgplicht van Aegon tegenover hem
verder heeft gereikt dan de hiervoor in alinea 15 besproken punten,
respectievelijk dat Aegon ook op andere punten in de nakoming van die zorgplicht
is tekortgeschoten, moet daaraan worden voorbijgegaan. Die stelling gaat uit van
een uitleg van de bijzondere zorgplicht die geen steun vindt in het recht en kan
daarom niet tot de slotsom leiden dat Aegon in de nakoming van haar zorgplicht
is tekortgeschoten.
18. Door de hiervoor omschreven nalatigheden is Aegon
naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens
[X] in de fase die voorafging aan de totstandkoming van de overeenkomst. Aldus
heeft Aegon jegens [X] onrechtmatig gehandeld. Nu het tegendeel gesteld noch
gebleken is, moet er in het licht van hetgeen [X] dienaangaande heeft aangevoerd
van uitgegaan worden dat, indien Aegon wel aan haar zorgplicht jegens hem had
voldaan, hij de overeenkomst niet, althans niet in dezelfde vorm zou zijn
aangegaan, Het aangaan van de overeenkomst kan Aegon derhalve als gevolg van
haar tekortkoming worden aangerekend, zodat zij aansprakelijk is voor de
dientengevolge door [X] geleden schade.
19. Hierbij dient echter tevens in
aanmerking te worden genomen dat [X] ook zelf een verwijt valt te maken van het
ontstaan van de schade. Zoals hiervoor in alinea 8 is overwogen, mocht van hem
verwacht worden dat hij zich voordat hij de overeenkomst aanging redelijke
inspanningen had getroost om de betekenis van het daarin en in de Bijzondere
Voorwaarden bepaalde te doorgronden en de daaruit voor hem voortvloeiende
verplichtingen en risico's te begrijpen. Uit de overeenkomst en de Bijzondere
Voorwaarden is voldoende kenbaar dat hij met Aegon een geldlening aanging, dat
aan die lening rente- en aflossingsverplichtingen voor hem verbonden waren,
alsmede dat sprake was van het beleggen in effecten met geleend geld en dat
daaraan risioo's verbonden zijn. Dat aan het beleggen in effecten een zeker
risico verbonden is, in het bijzonder in geval van koersdalingen, was reeds ais
feit van algemene bekendheid eveneens te kennen.
Tegen deze achtergrond is
het ontstaan van de door [X] geleden schade, als een gevolg van zijn eigen
beslissing om de overeenkomst met Aegon aan te gaan, mede aan hemzelf toe te
rekenen. Er is daarom grond om de vergoedingsplicht van Aegon op de voet van
artikel 6:101 lid 1 BW te verminderen,
20. Bij de mate waarin de vergoedingsplicht
van Aegon verminderd behoort te worden dient echter tevens in aanmerking te
worden genomen dat de verantwoordelijkheid van Aegon als professionele partij en
als financiële instelling, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke
zorgplicht, aanmerkelijk zwaarder moet wegen dan die van [X] als consument. Dit,
alsmede de overige omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, is de
kantonrechter van oordeel dat Aegon naar de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van (enig deel van) de
restschuld en dat zij tweederde deel van het inlegbedrag (de op grond van de
overeenkomst door [X] betaalde rente) aan [X] terug dient te betalen, onder
verrekening van het uit hoofde van de overeenkomst door [X] ontvangen dividend.
Voor het overige dient de schade voor rekening van [X] zelf te
blijven.
21. Dit leidt ertoe dat Aegon geen aanspraak
kan maken op betaling door [X] van enig deel van de restschuld, Het te dier zake
door [X] aan Aegon betaalde bedrag ad per saldo (€ 2.597,71 -/- € 1.583,55 =) €
1.014,16 dient dus door Aegon aan hem terugbetaald te worden. Voorts dient Aegon
tweederde deel van de door [X] betaalde inleg ad € 4.907,04, derhalve een bedrag
ad € 3.271,36 aan [X] terug te betalen, In mindering daarop komt het door [X]
ontvangen dividend ad € 224,72. Per saldo dient Aegon dus een bedrag ad €
4.0609S0 aan [X] terug te betalen. De wettelijke rente hierover is toewijsbaar
als gevorderd vanaf de dag van dagvaarding tot die der voldoening,
22. Aegon heeft nog aangevoerd dat de door
[X] betaalde rente over de geldlening niet aangemerkt kan worden als schadepost,
omdat deze renteverplichting een uitvloeisel is van de afgesloten geldlening en
niet als schade ten gevolge van het leasen van effecten kan worden aangemerkt.
Zij heeft daarb(j verwezen naar hetgeen overwogen is in rechtsoverweging 6.8 van
de WCAM-beschikking van het Hof Amsterdam van 25 januari 2007, NJ 2007, 427 (LJN:
AZ7033). De kantonrechter deelt dat standpunt niet waar het de onderhavige zaak
betreft. Uit hetgeen hiervoor in alinea 18 overwogen is volgt dat, ais Aegon aan
haar zorgplicht jegens [X] had voldaan, deze de overeenkomst niet of niet in
deze vorm zou zijn aangegaan, In dat geval zou [X] dus ook de uit de
overeenkomst voortvloeiende renteverplichting niet hebben gehad. Die
renteverplichting is derhalve ais schade toe te rekenen aan de tekortkoming van
Aegon in de nakoming van haar sorgplicbt jegens [X].
Het beroep op artikel 6:278 BW
23. Het beroep van Aegon op artikel 6:278 BW
kan haar - wat daar verder van zij - in het onderhavige geval niet baten. Dat
artikel kan immers slechts aan de orde komen in geval van vernietiging of nietig
verklaring, dan wel van ontbinding van de overeenkomst. Daarvan is in dit geval
echter geen sprake.
Slotsom en kosten
24. Het voren overwogene leidt tot de
conclusie dat de vorderingen van [X] in zoverre toewijsbaar z^jn, dat voor recht
verklaard dient te worden dat Aegon jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld
door niet nakoming van de op haar rustende zorgplicht en dat zij op grond
daarvan gehouden is de schade te vergoeden, zoals hiervoor in alinea 21 vermeld.
Wat partijen verder nog hebben aangevoerd leidt niet,tot een ander oordeel en
kan daarom buiten bespreking blijven.
25. Als overwegend in het ongelijk gestelde
partij zal Aegon worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [X]
zoals hierna vermeld, tot op heden vast te stellen op € 85,44 wegens
dagvaardingskosten, € 107,-- wegens griffierecht en € 350,-- wegens salaris van
zijn gemachtigde, derhalve € 542,44 in totaal. Voor toewijzing daarnaast van
enig bedrag aan buitengerechtelijke kosten ziet de kantonrechter geen grond, nu
het ter zake gevorderde bedrag in het geheel niet onderbouwd is.
Beslissing
De kantonrechter;
1. verklaart voor recht dat
Aegon jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld door niet nakoming van de op haar
rustende zorgplicht in de precontractueie fase van de door haar met [X] gesloten
BeursEffect Plus-overeenkomst;
2. veroordeelt Aegon om als
schadevergoeding aan [X] te betalen de som van € 4.060,80 vermeerderd met de
wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot die der
voldoening;
3. stelt de proceskosten aan de
zijde van [X] vast op € 542,44 en veroordeelt Aegon tot betaling daarvan, als
volgt:
a. aan de griffier van de
Rechtbank 's-Gravenhage, Sector Kanton, Locatie 's-Gravenhage:
€ 80,25 voor
in debet gesteld griffierecht;
€ 85,44 voor kosten van de dagvaarding;
€
350,-- voor salaris van de gemachtigde van [X], in totaal derhalve € 515,69, met
welk bedrag de griffier zal handelen overeenkomstig het bepaalde In art. 243
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
b. aan [X]; € 26,75 voor niet
in debet gesteld griffierecht;
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar
bij voorraad en wijst af wat meer of anders gevorderd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.S. Wiarda,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari
2009.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL