Vonnis in de zaak
van:
1. [X],
wonende te [woonplaats], Gemeente [gemeente],
hierna te noemen:
[X],
2.
[X-1],
wonende te [woonplaatst],
hierna te noemen:
[X-1],
3.
[X-2],
wonende te [woonplaats], Gemeente [gemeente],
hierna te noemen: [X-2],
4.
[X-3],
wonende te [woonplaats], Gemeente
[gemeente],
hierna te noemen:[X-3],
5.
[X-4],
wonende te [woonplaats], Gemeente
[gemeente],
hierna te noemen: [X-4],
eisende partijen,
hierna
tezamen ook te noemen: [X] c.s.,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, werkzaam
bij Leaseproces B.V. te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap Aegon Financiële
Diensten B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij in de
hoofdzaak,
eisende partij in na te melden incident,
hierna te noemen:
Aegon,
gemachtigden: mrs B.W.G. van der Velden en M.J. van Cleef-Metsaars,
advocaten te
Amsterdam.
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis
genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken,
waaruit tevens het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding van 6 maart
2006;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens
houdende vermeerdering van eis;
- de conclusie van dupliek;
- de door
partijen in het geding gebrachte producties.
Feiten
2. Op grond van hetgeen door partijen
over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voor
zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden
uitgegaan:
a. Met betrekking tot
[X]:
1. Op 22 november 1999 heeft [X]
met Aegon een effectenleaseovereen-komst gesloten met de naam "Vermogens
Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de
Bijzondere Voorwaarden Vermogens Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die
mede ondertekend is door de echtgenote van [X], betreft het beleggen met
geleend geld en heeft een looptijd van 180 maanden, te rekenen vanaf 22 november
1999.
2. Op 7 maart 2000 heeft [X] met Aegon
een effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "Koopsom Vliegwiel" met
nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere
Voorwaarden Koopsom Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die eveneens mede
ondertekend is door de echtgenote van [X], en eveneens betrekking heeft op
beleggen met geleend geld, heeft een looptijd van 60 maanden, te rekenen vanaf 7
maart 2000.
3. Beide overeenkomsten zijn tot stand gekomen
door bemiddeling van A.N.N. Financiële Adviezen te Nunspeet als
tussenpersoon.
4. Ingevolge de Vermogens
Vliegwiel-overeenkomst heeft [X] van Aegon 183 aandelen geleased in elk
van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, DORDT. PETR. en ING. De totale
leasesom bedraagt € 61.219,80 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de
aandelen ad € 30.357,87, een bedrag aan rente ad € 30.045,09 en een bedrag aan
administratiekosten € 817,20.
De leasesom dient door [X] te worden
terugbetaald in 180 maandelijkse termijnen van € 340,11 waarna [X]
eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening
worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
[X] heeft na
90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te
beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening
van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere
tussentijdse beëindiging van de overeenkomst dan na 90 maanden is [X] een
boeterente verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet
vervallen rente tot en met de negentigste maand. In totaal heeft [X]
volgens de administratie van Aegon uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon
betaald een bedrag ad € 19.386,27 (volgens [X] een bedrag ad € 20.746,71)
en heeft hij een bedrag ad € 1.002,62 aan dividenden
ontvangen.
5. Ingevolge de Koopsom
Vliegwiel-overeenkomst heeft [X] van Aegon 466 aandelen AHOLD, 205
aandelen KON. OLIE, 443 aandelen TPG, 221 aandelen ING en 300 aandelen WOLT.
KLUW. geleased. De totale leasesom bedraagt € 78.893,43 en is opgebouwd uit het
aankoopbedrag van de aandelen ad € 56.068,23 en een bedrag aan rente ad €
22.825,20. Bij aanvang van de overeenkomst is het rentebedrag door [X] in
een keer betaald. De hoofdsom van de geldlening dient te worden terugbetaald in
twee termijnen: een bedrag ad € 45,38 (ƒ 100,-) op de 15de dag van 59ste maand
en het restant ad € 56.022,85 bij het einde van de overeenkomst waarna [X]
eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening
worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
In geval van
tussentijdse beëindiging van de overeenkomst heeft [X] recht op teruggave
van de helft van de op dat moment nog niet vervallen renteverplichting. Deze
teruggave wordt verrekend met het saldo van de verkoopopbrengst van de
onderliggende aandelen en de restant hoofdsom van de geldlening. Indien de
uitkomst hiervan negatief is, dient [X] het tekort aan Aegon te
betalen.
In totaal heeft [X] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon
betaald een bedrag ad € 22.852,20 en heeft hij een bedrag ad € 5.355,79 aan
dividenden ontvangen.
6. Bij brief van 28 december 2004
heeft de echtgenote van [X] de nietigheid ingeroepen van de Koopsom
Vliegwiel-overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming ex artikel 1:88
BW.
7. Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 30 januari 2006
heeft [X] de beide overeenkomsten vernietigd, althans ontbonden, althans
opgezegd.
8. Volgens een pro-forma berekening van Aegon zou
[X] bij tussentijdse beëindiging van de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst
per 21 juni 2006 na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen en de
achterstallige termijnen nog een bedrag ad € 4.016,45 aan haar verschuldigd
zijn.
9. Volgens een berekening van Aegon bedroeg de
restschuld van [X] op de expiratiedatum van de Koopsom
Vliegwiel-overeenkomst (7 maart 2005) na verrekening van de verkoopopbrengst van
de aandelen een bedrag ad € 18.154,39. Bij toepassing van de zogenaamde
Duisenbergregeling wordt dit bedrag verminderd tot € 5.785,35.
Met betrekking tot
[X-1]:
1. Op 31 augustus 2000 heeft [X-1] met
Aegon een effectenleaseover-eenkomst gesloten met de naam "Rendements Vliegwiel"
met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere
Voorwaarden Rendements Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die niet mede
ondertekend is door de echtgenote van [X-1], betreft het beleggen met
geleend geld en heeft een looptijd van 120 maanden, te rekenen vanaf 31 augustus
2000.
2. De overeenkomst is tot stand gekomen door
bemiddeling van ALL Finance B.V. als tussenpersoon.
3.
Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-1] van Aegon 64 aandelen ge-leased
in elk van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, GETRONICS, ING en NUMICO. De
totale leasesom bedraagt € 26.825,92 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van
de aandelen ad € 13.141,12, een bedrag aan rente ad
€ 13.140,24 en een bedrag
aan administratiekosten ad € 544,80. Van de leasesom dienen het rentedeel en de
administratiekosten door [X-1] te worden terugbetaald in 120
maandelijkse termijnen van € 114,04. De hoofdsom van de geldlening dient te
worden terugbetaald in twee termijnen: een bedrag ad € 45,38 (ƒ 100,—) op de 15
e dag van 119de maand en het restant ad € 13.095,74 bij het einde van de
overeenkomst waarna [X-1] eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst
kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van
de aandelen.
4. [X-1] heeft na 60 maanden het
recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen
zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog
niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere tussentijdse
beëindiging van de overeenkomst dan na 60 maanden is [X-1] een
boeterente verschuldigd ter grootte van tweevijfde deel van de nog niet
vervallen rente tot en met de zestigste maand.
5. In totaal
heeft [X-1] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een
bedrag ad € 7.184,52 en heeft hij een bedrag ad € 918,25 aan dividenden
ontvangen.
6. Bij brief van 1 april 2005 heeft de
echtgenote van [X-1] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst
wegens het ontbreken van haar toestemming ex artikel 1:88
BW.
7. Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 9 november 2005
heeft [X-1] de overeenkomst vernietigd, althans ontbonden, althans
opgezegd.
8. Volgens een pro-forma berekening van Aegon zou
[X-1] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per 21 juni 2006
en na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen nog een bedrag ad €
5.263,20 aan haar verschuldigd zijn. Bij toepassing van de zogenaamde
Duisenbergregeling wordt dit bedrag verminderd tot € 1.736,86.
c. Met betrekking tot
[X-2]:
1. Op 19 februari 2002 heeft [X-2] met
Aegon een effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "RenteRetour Vliegwiel"
met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere
Voorwaarden RenteRetour Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die niet mede
ondertekend is door de echtgenote van [X-2], betreft het beleggen met geleend
geld en heeft een looptijd van 180 maanden, te rekenen vanaf 19 februari
2002.
2. De overeenkomst is tot stand gekomen door
bemiddeling van Spaar Select Heerlen B.V. als
tussenpersoon.
3. Ingevolge deze overeenkomst heeft
[X-2] van Aegon 1166,7562 participaties AEGON Optimum Wereld Aandelen Fonds
geleased. De totale leasesom bedraagt € 19.800,— en is opgebouwd uit het
aankoopbedrag van de participaties ad € 9.544,07, een bedrag aan rente ad €
9.445,93 en een bedrag aan administratiekosten € 810,--.
4.
De leasesom dient door [X-2] te worden terugbetaald in 180 maandelijkse
termijnen van € 110,— waarna [X-2] eigenaar van de deelnamerechten wordt.
Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de
verkoopopbrengst van de aandelen.
[X-2] heeft na 90 maanden het recht om
de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen zonder dat
boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog niet
terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere tussentijdse
beëindiging van de overeenkomst dan na 90 maanden is [X-2] een boeterente
verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet vervallen rente tot
en met de negentigste maand.
5. In totaal heeft [X-2]
uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 4.400,— en
heeft hij een bedrag ad € 61,26 aan dividenden
ontvangen.
6. Bij brief van 8 juli 2005 heeft de echtgenote
van [X-2] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het ontbreken
van haar toestemming ex artikel 1:88 BW.
7. Bij brief van
zijn gemachtigde d.d. 7 juli 2005 heeft [X-2] de overeenkomst vernietigd,
althans ontbonden, althans opgezegd.
8. Volgens een
pro-forma berekening van Aegon zou [X-2] bij tussentijdse beëindiging van de
overeenkomst per 21 juni 2006 na verrekening van de verkoopopbrengst van de
participaties en de achterstallige termijnen nog een bedrag ad € 675,52 aan haar
verschuldigd zijn.
d. Met betrekking tot [X-3]:
1. Op 26 september 2000 heeft [X-3] met Aegon een effecten-leaseovereenkomst gesloten met de naam "Koopsom
Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de
Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die niet
mede ondertekend is door de echtgenoot van [X-3], en betrekking
heeft op beleggen met geleend geld, heeft een looptijd van 60 maanden, te
rekenen vanaf 26 september 2000.
2. De overeenkomst is tot stand
gekomen door bemiddeling van Hoebert Assurantiën B.V. te Voorburg als
tussenpersoon.
3. Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-3] van Aegon 176 aandelen AHOLD, 82 aandelen KON. OLIE, 205 aandelen TPG,
77 aandelen ING en 240 aandelen WOLT. KLUW. geleased. De totale leasesom
bedraagt € 39.083,-- en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen
ad € 27.776,— en een bedrag aan rente ad € 11.307,--. Bij aanvang van de
overeenkomst is het rentebedrag door [X-3] in een keer betaald.
De hoofdsom van de geldlening dient te worden terugbetaald in twee termijnen:
een bedrag ad € 45,38 (ƒ 100,-) op de 15de dag van 59ste maand en het restant ad
€ 27.730,62 bij het einde van de overeenkomst waarna [X-3]
eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening
worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
4. In
geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst heeft [X-3] recht op teruggave van de helft van de op dat moment nog niet
vervallen renteverplichting. Deze teruggave wordt verrekend met het saldo van de
verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen en de restant hoofdsom van de
geldlening. Indien de uitkomst hiervan negatief is, dient [X-3]
het tekort aan Aegon te betalen.
5. In totaal heeft [X-3] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad €
11.307,—. en heeft zij een bedrag ad € 5.355,79 aan dividenden
ontvangen.
6. Bij brief van 10 juni 2005 heeft de echtgenoot van
[X-3] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het
ontbreken van zijn toestemming ex artikel 1:88 BW.
7. Bij brief
van haar gemachtigde d.d. 10 november 2005 heeft [X-3] de
overeenkomst vernietigd, althans ontbonden, althans opgezegd.
8.
Volgens een berekening van Aegon bedroeg de restschuld van [X-3] op de expiratiedatum van de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst (26
september 2005) na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen een
bedrag ad € 10.595,88. Bij toepassing van de zogenaamde Duisenbergregeling wordt
dit bedrag verminderd tot € 3.496,64.
e. Met betrekking tot
[X-4]:
1. Op 14 september 2001 heeft [X-4] met Aegon een
effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "Vermogens Vliegwiel-extra" met
nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere
Voorwaarden Vermogens
Vliegwiel-extra van Aegon. Deze overeenkomst, die niet
mede ondertekend is door de echtgenote van [X-4], betreft het beleggen met
geleend geld en heeft een looptijd van 240 maanden, te rekenen vanaf 14
september 2001.
2. De overeenkomst is tot stand gekomen door
bemiddeling van EPB Verzekering B.V. als tussenpersoon.
3.
Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-4] van Aegon 109 aandelen geleased in elk
van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, KON. OLIE. en ING. De totale leasesom
bedraagt € 37.934,40 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad €
14.631,07, een bedrag aan rente ad € 22.214,21 en een bedrag aan
administratiekosten € 1.089,60.
4. De leasesom dient door [X-4]
te worden terugbetaald in 240 maandelijkse termijnen van € 158,06, waarna [X-4]
eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening
worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
De eerste 60
termijnen zijn door [X-4] vooruitbetaald met een korting van 20%. [X-4] heeft
na 90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds
te beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of
verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van
eerdere tussentijdse beëindiging van de overeenkomst dan na 90 maanden is [X-4]
een boeterente verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet
vervallen rente tot en met de negentigste maand.
5. In totaal
heeft [X-4] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad €
7.270,76 en heeft hij een bedrag ad € 1.344,38 aan dividenden
ontvangen.
6. Bij brief van 11 juli 2005 heeft de echtgenote van
[X-4] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het ontbreken van
haar toestemming ex artikel 1:88 BW.
7. Bij brief van zijn
gemachtigde d.d. 11 juli 2005 heeft [X-4] de overeenkomst vernietigd, althans
ontbonden, althans opgezegd.
8. Volgens een pro-forma berekening
van Aegon zou [X-4] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per 21
juni 2006 en na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen nog een
bedrag ad € 2.784,64 aan haar verschuldigd zijn.
Vorderingen
3. [X] c.s. vorderen bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor
recht dat de onderhavige overeenkomsten gesloten zijn zonder de door artikel
1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van hun echtgenoten of geregistreerde
partners en dat door en/of namens die partners terecht een beroep op
vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat deze
overeenkomsten nietig zijn en Aegon verplicht is om alle door eisers aan haar
betaalde bedragen aan hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele
terugbetaling;
II. te verklaren voor recht dat de
onderhavige overeenkomsten zijn aangegaan onder invloed van dwaling door eisers
en/of misbruik van omstandigheden door Aegon, althans nietig zijn wegens strijd
met de Wet op het consumentenkrediet (Wck), en op die gronden terecht door of
namens eisers vernietigd zijn, althans deze te vernietigen, subsidiair de
overeenkomsten zodanig te wijzigen dat het nadeel voor eisers zal zijn
opgeheven;
III. voor zover de overeenkomsten niet vernietigd zijn
op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of misbruik van
omstandigheden, althans nietig zijn wegens strijd met de Wck, te verklaren voor
recht dat Aegon wanprestatie heeft gepleegd en dat de overeenkomsten op die
grond terecht door eisers zijn ontbonden, althans de overeenkomsten te ontbinden
en daarbij te verklaren voor recht dat eisers recht hebben op terugbetaling van
de door hen in het kader van deze overeenkomsten aan Aegon betaalde bedragen,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van
algehele terugbetaling;
IV. voor zover de nietigheid of
ontbinding van de onderhavige overeenkomsten niet wordt uitgesproken, te
verklaren voor recht dat Aegon onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld en/of
tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit de
redelijkheid en billijkheid als uit de wet als uit contract jegens eisers had
moeten betrachten en gehouden is om alle door eisers aan haar betaalde bedragen
aan hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van
betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling, waarbij Aegon geen aanspraak
kan maken op betaling door eisers van enige restschuld;
V.
voor zover de onderhavige overeenkomsten vernietigd of ontbonden zijn, althans
de verklaring voor recht is uitgesproken dat Aegon jegens eisers onrechtmatig
heeft gehandeld, tevens te verklaren voor recht dat Aegon jegens eisers
onrechtmatig heeft gehandeld en/of wanprestatie heeft gepleegd met betrekking
tot het deel van de overeenkomst betreffende de leenconstructies, op grond
waarvan Aegon gehouden is de gehele door [X] c.s. geleden vermogensschade
te vergoeden bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de leningen en
alle verdere schade die hiermee verband houdt;
VI. Aegon te
veroordelen om de volledige kosten van rechtsbijstand van eisers te betalen,
althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen
vergoeding;
VII. Aegon te gelasten om binnen twee weken na de
betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisers bij
het Bureau Kredietregistratie te Tiel wordt doorgehaald en dat in de betreffende
gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt
gemaakt, op straffe van een dwangsom per eiser van € 500,— voor iedere dag dat
Aegon daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,-- per
eiser;
VIII. (van) de in de dagvaarding onder 8 vermelde producten de
ontbrekende folders over te leggen, voor zover deze door Aegon niet bij
conclusie van antwoord worden overgelegd;
IX. de in de
dagvaarding onder 15.1 bedoelde aankoopbewijzen van de door Aegon voor eisers
gekochte aandelen over te leggen alsmede opgave te doen van de datum en koersen
van aankoop en de datum en koersen van verkoop van de betreffende
aandelen;
X. ten aanzien van de individuele eisers, Aegon
te veroordelen tot betaling van de bedragen zoals die aan de hand van de
contracten, welke per individuele eiser zijn vermeld en omschreven in deel II
van de dagvaarding, nader berekend dienen te worden.
4. Aan deze vorderingen leggen zij
kort zakelijk samengevat ten grondslag:
De overeenkomsten kwalificeren als
huurkoopovereenkomsten, voor het aangaan waarvan ingevolge artikel 1:88 BW de
toestemming van de andere echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner nodig is.
Die toestemming ontbreekt. Op grond daarvan van is door of namens hun
echtgenoten/geregistreerde partners de nietigheid van de overeenkomsten
ingeroepen. Dientengevolge zijn de overeenkomsten vernietigd en geldt dat
hetgeen ter uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt moet
worden.
- Zij hadden geen enkele ervaring met beleggen en hadden geen
verstand van gecompliceerde financiële producten als de onderhavige. (De
tussenpersoon van) Aegon heeft misbruik gemaakt van hun onervarenheid en gebrek
aan inzicht. Op grond daarvan hebben zij de overeenkomsten vernietigd en geldt
dat hetgeen ter uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt
moet worden.
- Zij zijn door (de tussenpersoon van) Aegon onvoldoende en
onjuist geïnformeerd over de aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan
verbonden risico's. Ook hebben zij de op de overeenkomsten betrekking hebbende
brochures niet ontvangen. Zij hadden geen ervaring met beleggen. Zij hebben zich
daardoor niet gerealiseerd dat zij het risico liepen dat zij niet alleen hun
inleg zouden kunnen verliezen, maar ook nog met een aanzienlijke restschuld
zouden kunnen blijven zitten. Zij dachten, afgaande op de hun door (de
tussenpersoon van) Aegon verstrekte informatie, dat het ging om een soort
spaarsysteem waarbij zij geen risico's liepen. Aldus hebben zij door toedoen van
(de tussenpersoon van) Aegon een onjuiste voorstelling van zaken gehad en
gedwaald omtrent de werkelijk aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan
verbonden risico's. Zouden zij een juiste voorstelling van zaken hebben gehad,
dan zouden zij de overeenkomsten niet zijn aangegaan. Op grond hiervan hebben
zij de overeenkomsten vernietigd en moet hetgeen ter uitvoering van die
overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt worden.
- De overeenkomsten
voldoen niet aan het bepaalde in de artikelen 9, 33, 30 lid 3 van de Wet op het
consumenten krediet (hierna: Wck). Op grond daarvan zijn de overeenkomsten
nietig. Zij hebben daarop een beroep gedaan. Derhalve geldt dat hetgeen ter
uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt moet
worden.
- Het op de overeenkomsten betrekking hebbende reclamemateriaal, met
name de brochures, is misleidend doordat daarin een onjuist, althans veel te
rooskleurig beeld wordt gegeven van de aan de overeenkomsten verbonden
winstkansen, terwijl niet of nauwelijks gewezen wordt op de grote risico's die
verbonden zijn aan beleggen met geleend geld. Het gebruikmaken van dergelijk
reclamemateriaal is onrechtmatig ingevolge artikel 6:194 BW. Derhalve heeft
Aegon jegens hen onrechtmatig gehandeld en is zij gehouden hen de schade te
vergoeden.
- In strijd met de op haar rustende zorgplicht zoals
voortvloeiende uit de artikelen 28 en 33 NR. 1999 heeft Aegon voorafgaande aan
het aangaan van de overeenkomsten geen informatie bij hen ingewonnen over hun
financiële positie en hun beleggingsdoelstelling, noch onderzocht of zij bereid
en in staat waren om de aan de overeenkomsten verbonden risico's te dragen.
Aldus heeft Aegon jegens hen onrechtmatig gehandeld en is zij gehouden de schade
aan hen te vergoeden.
- Gedurende de overeenkomst heeft Aegon niet voldaan
aan haar plicht tot saldobewaking. Zij heeft nooit gewaarschuwd toen er zodanig
koersverlies ontstond dat te verwachten was dat het eindresultaat van de
overeenkomsten negatief zou zijn. Hierdoor is zij toerekenbaar tekortgeschoten
in haar verplichtingen. Op grond hiervan hebben zij de overeenkomsten
buitengerechtelijk ontbonden en is Aegon gehouden hen de schade te
vergoeden.
- De schade bestaat uit hetgeen zij uit hoofde van de
overeenkomsten aan Aegon hebben betaald, alsmede de restschuld waarmee zij zijn
blijven zitten.
- Een beroep van Aegon op artikel 6:278 BW moet worden
afgewezen, althans moet hun voorwaardelijk beroep op artikel 6:230 lid 2 BW
worden gehonoreerd;
- Zij zijn op enig moment opgehouden met aan Aegon te
betalen. Ook zijn zij niet bereid om de volgens Aegon bestaande restschuld te
betalen. Op grond hiervan heeft Aegon bij het BKR te Tiel melding gemaakt van
hun niet-betaling. Dit is echter ten onrechte geschied, zodat Aegon de BKR
registratie ongedaan dient te maken.
5. In deel II van dagvaarding hebben
[X] c.s. ieder voor zich ook nog vorderingen geformuleerd. Welbeschouwd
zijn dat herhalingen van de in deel I van de dagvaarding geformuleerde
gemeenschappelijke vorderingen, met enige verbijzondering naar ieders
individuele geval. De kern van die individuele vorderingen is dat zij elk
terugbetaling vorderen van hetgeen zij aan Aegon hebben betaald, vermeerderd met
de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling aan Aegon tot de dag van
terugbetaling door Aegon, ongedaanmaking van de BKR registratie op straffe van
een dwangsom en betaling van de werkelijke proceskosten zoals nader in de
dagvaarding gespecificeerd.
Verweer
6. Aegon voert gemotiveerd verweer en
concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [X]
c.s. in de proceskosten. Hetgeen Aegon daartoe aanvoert wordt hierna
besproken.
Beoordeling
Inleidende opmerkingen
7. [X] c.s. treden in de
onderhavige zaak gezamenlijk op als eisers en formuleren in deel I van de
inleidende dagvaarding ook een gezamenlijke eis, terwijl zij daarnaast in deel
II van de dagvaarding ook ieder voor zich een individuele eis formuleren. Ter
onderbouwing van hun vorderingen voeren zij in deel I van de dagvaarding een
aantal algemene klachten aan, die zij vervolgens in deel II van de dagvaarding
nader uitwerken tot ieders individuele geval. Aegon heeft in haar conclusie van
antwoord deze opzet gevolgd en in de verdere processtukken is deze methodiek
voortgezet.
8. Het gaat in deze zaak echter om de
beoordeling van de overeenkomst(en) die elk van de eisers individueel met Aegon
heeft gesloten. Deze overeenkomsten vertonen onderling aanzienlijke verschillen,
terwijl uit de processtukken voorts blijkt dat ook de wijze van totstandkoming
van die overeenkomsten en de individuele omstandigheden van elk van de eisers
onderling verschillen.
9. Het komt de kantonrechter
daarom geraden voor de onderhavige zaak aldus te behandelen, dat
achtereenvolgens de individuele vorderingen van elk van de eisers worden
beoordeeld op basis van hetgeen met betrekking tot elk van die individuele
vorderingen is aangevoerd. Hetgeen in de processtukken meer in het algemeen is
aangevoerd zal dan waar nodig in die individuele beoordeling worden
betrokken.
10. Overigens heeft de kantonrechter uit de
omvang en de inhoud van de processtukken zij-dens Aegon niet bepaald de indruk
gekregen dat zij door de wijze waarop [X] c.s. de onderhavige zaak hebben
opgezet daadwerkelijk in haar verdediging is geschaad. Haar verweer
dienaangaande wordt derhalve verworpen.
De vorderingen van [X]
Kwalificatie van de overeenkomsten
11. In het geval van [X] gaat het om een
tweetal overeenkomsten: een Vermogens Vliegwiel-overeenkomst en een Koopsom
Vliegwiel-overeenkomst.
12. Met betrekking tot de vraag of deze
overeenkomsten aan te merken zijn als huurkoopovereenkomsten overweegt de
kantonrechter dat de overeenkomsten voldoen aan de wettelijke definitie van
huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel
verwijst de kantonrechter mede naar het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14
april 2004, NJF 2004, 409, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en
tot de zijne maakt.
13. Kort samengevat is de kantonrechter van
oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW
betrekking kan hebben op vermogensrechten. De stelling van Aegon, dat de
onderhavige overeenkomsten geen huurkoopovereenkomst zijn omdat deze betrekking
hebben op vermogensrechten, wordt derhalve verworpen.
De overeenkomsten
voldoen voorts aan de essentialia van huurkoop, althans hebben deze strekking.
Zoals blijkt uit de bepalingen van de overeenkomsten en van de Bijzondere
Voorwaarden wordt [X] eerst nadat hij aan zijn verplichtingen uit de
overeenkomsten voldaan heeft, van rechtswege eigenaar van de onderliggende
aandelen en is Aegon gehouden om die alsdan aan hem te leveren. Daaraan doet
niet af dat [X] bij het einde van de overeenkomsten kan kiezen voor
verkoop van de aandelen. Uit de bepalingen van de Bijzondere Voorwaarden blijkt
verder dat alle baten en waardeveranderingen gedurende de looptijd van
overeenkomsten aan [X] toekomen. Daarmede is voldaan aan het vereiste van
aflevering (in de zin van het feitelijk verschaffen van het genot) van de
aandelen aan [X] bij aanvang van de overeenkomsten. Tenslotte blijkt uit
de overeenkomsten dat de leasesommen (waarvan de koopsommen deel uitmaken) in
twee of meer termijnen betaald moet worden, zodat ook aan het vereiste van twee
of meer termijnen is voldaan.
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89
BW
14. Nu blijkens het voorgaande de overeenkomsten
als een huurkoopovereenkomsten dienen te worden aangemerkt, was op grond van het
bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X]
de toestemming van zijn echtgenote vereist. Aanvankelijk heeft [X] gesteld
dat de toestemming van zijn echtgenote voor het aangaan van de Koopsom
Vliegwiel-overeenkomst ontbrak en heeft hij zich erop beroepen dat zijn
echtgenote op grond daarvan de vernietiging van die overeenkomst had
ingeroepen.
15. Uit de door Aegon in het geding gebrachte
stukken blijkt echter dat zowel de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst als de
Koopsom Vliegwiel-overeenkomst mede door de echtgenote van [X] zijn
ondertekend. Derhalve kan van vernietiging van die overeenkomst op grond van het
ontbreken van de toestemming van de echtgenote van [X] geen sprake
zijn.
Misleidende reclame
16. Anders dan [X] heeft betoogd is de
kantonrechter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de overeenkomsten, de
daarop betrekking hebbende Bijzondere Voorwaarden en/of de op de overeenkomsten
betrekking hebbende brochures als misleidend moeten worden aangemerkt. Overwogen
wordt dat de inhoud van de overeenkomsten en de daarop betrekking hebbende
Bijzondere Voorwaarden en brochures voor de gemiddelde oplettende lezer
voldoende informatie bevatten omtrent de aard van de overeenkomsten en de
eventuele daaraan verbonden financiële risico's. In de brochures wordt herhaalde
malen gewezen op de risico's die aan het beleggen in aandelen verbonden zijn.
Voorts blijkt zowel uit de brochures, als uit de (concept)overeenkomsten, als
uit de Bijzondere Voorwaarden duidelijk dat er sprake is van een geldlening
waarmee aandelen worden gekocht en waarvoor in twee of meer termijnen bedragen
betaald moeten worden die betrekking hebben op aflossing, rente en
administratiekosten. Voor zover de overeenkomsten het risico van een restschuld
inhouden, wordt ook daarop in voldoende duidelijke bewoordingen gewezen. Noch de
brochures van Aegon, noch de toegezonden (con-cept)overeenkomsten, noch de
Bijzondere Voorwaarden kunnen daarom als misleidend worden
aangemerkt.
Positie van de tussenpersoon
17. Anders dan Aegon is de kantonrechter van
oordeel dat de gedragingen van de tussenpersoon ANN Financiële Adviezen bij de
totstandkoming van de overqenkomsten op grond van het bepaalde in artikel 6:76
BW aan Aegon dienen te worden toegerekend. Waar het om gaat is dat de
bemiddeling door de tussenpersoon is geschied ten voordele van Aegon. De
nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon in het kader van die
bemiddeling dienen dan ook voor risico van Aegon te komen en behoren niet te
worden afgewenteld op [X]. Dit klemt temeer nu niet in geschil is dat de
tussenpersoon niet uitsluitend opgetreden is als adviseur van [X], maar
tevens als tussenpersoon van Aegon (vgl. de uitspraak van de Commissie van
Beroep DSI d.d. 27 januari 2005, JOR 2005, 67).
18. Het argument van Aegon, dat de bepaling van
artikel 6:76 BW blijkens de parlementaire geschiedenis slechts van toepassing is
indien de tussenpersoon betrokken is bij de uitvoering van een verbintenis van
degene voor wie hij optreedt (in casu Aegon), en dat daarvan in het onderhavige
geval geen spreke is, kan haar niet baten. Ook in de precontractuele fase kan er
immers sprake zijn van verbintenissen voortvloeiende uit de eisen van
redelijkheid en billijkheid die partijen ook in die fase jegens elkaar in acht
hebben te nemen. Schending van zulk een verbintenis door een tussenpersoon, die
(mede) ten behoeve van de principaal bemiddelt bij het tot stand komen van een
door de principaal te sluiten overeenkomst, kan derhalve zeer wel leiden tot
aansprakelijkheid van de principaal jegens de wederpartij.
Misbruik van omstandigheden en
dwaling
19. [X] heeft aangevoerd dat hij de op de
overeenkomsten betrekking hebbende brochures nimmer ontvangen heeft en deze dus
ook niet heeft kunnen bestuderen voordat hij de overeenkomsten aanging. Voorts
heeft hij aangevoerd dat de tussenpersoon met de
beide
(concept)overeenkomsten bij hem thuis gekomen is en dat hij deze dadelijk moest
ondertekenen, zodat hij niet de gelegenheid heeft gehad om de inhoud van de
overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden aandachtig te lezen en
tot zich door te laten dringen, maar moest afgaan op de hem door de
tussenpersoon mondeling verstrekte informatie. Verder heeft hij aangevoerd dat
hij geen enkele ervaring had met beleggen en beleggingsconstructies, dat hij
afgaande op de door de tussenpersoon verstrekte informatie dacht dat het om een
soort spaarregelingen ging waaraan geen noemenswaardige risico's verbonden
waren, en dat hem eerst naderhand duidelijk is geworden dat hij door de
tussenpersoon volstrekt onjuist is geïnformeerd omtrent de aard en inhoud van de
overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's. In zijn optiek heeft (de
tussenpersoon van) Aegon misbruik gemaakt van zijn onervarenheid en onkunde op
beleggingsgebied en heeft hij gedwaald omtrent de aard en inhoud van de
overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's.
20. Aegon heeft deze stellingen van [X]
gemotiveerd weersproken en voorts aangevoerd dat de bevoegdheid van [X] om
de overeenkomsten op grond van misbruik van omstandigheden en/of dwaling te
vernietigen reeds verjaard was toen een beroep op die vernietigingsgronden werd
gedaan. Volgens Aegon was de invloed van het gestelde, door haar betwiste
misbruik van omstandigheden uitgewerkt toen de overeenkomsten waren gesloten,
zodat toen de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub b BW aangevangen is.
Voorts voert Aegon aan dat [X] in september 2000 dividendbetalingen
ontvangen heeft en dat hem in ieder geval daaruit duidelijk zijn geweest wat de
overeenkomsten behelsden.
[X] heeft daar tegenover gesteld dat hij zich
bij het ontvangen van die dividenduitkeringen door gebrek aan kennis en ervaring
op beleggingsgebied niet gerealiseerd heeft dat de overeenkomsten betrekking
hadden op beleggen met geleend geld en dat hij uit het enkele feit dat hij
dividend ontving ook niet kon afleiden dat aan de overeenkomsten grote risico's
verbonden waren.
21. De kantonrechter deelt het standpunt van Aegon
dat de bevoegdheid van [X] om op grond van misbruik van omstandigheden de
overeenkomsten te vernietigen verjaard is. Zoals Aegon terecht aanvoert, zijn
voor de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden
enkel de omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst van belang. Gesteld
noch gebleken is dat het door [X] gestelde misbruik van omstandigheden
door Aegon ook nog na het sluiten van de overeenkomsten heeft voortgeduurd.
Derhalve moet ervan uitgegaan worden dat de verjaringstermijn met betrekking tot
de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst op 22 november 1999 aangevangen is en dat de
verjaringstermijn met betrekking tot de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst op 7
maart 2000 aangevangen is, zodat de verjaringstermijn reeds verstreken was toen
op 28 december 2004 een beroep op deze vernietigingsgrond werd
gedaan.
22. Wat het beroep op dwaling betreft deelt de
kantonrechter het standpunt van [X] dat het enkele feit dat hij in
september 2000 een dividendbetaling ontving niet noodzakelijkerwijs meebrengt
dat hem toen duidelijk was de precieze aard en inhoud van de overeenkomsten was
en wat de daaraan verbonden risico's waren. Derhalve kan niet gezegd worden dat
toen reeds de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub c BW is
aangevangen.
23. Daarmede is echter niet gezegd dat het beroep
van [X] op dwaling slaagt. Veronderstellenderwijs uitgaande van de
juistheid van de stelling van [X], dat hij
voorafgaand aan de
ondertekening van de overeenkomsten geen kennis heeft kunnen nemen van de op de
overeenkomsten betrekking hebbende brochures en ook de niet van de
(concept)overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden, maar afgaande
op de hem door de tussenpersoon verstrekte informatie de overeenkomsten "blind"
ondertekend heeft, moet geoordeeld worden dat [X] aldus zelf het risico
heeft genomen dat de aard en inhoud van de overeenkomsten niet overeenkwam met
zijn wensen en bedoelingen. Daar komt bij dat in dat geval eens te meer van hem
verwacht mogen worden dat hij na ondertekening en nadat hij daarvan een
exemplaar had behouden de overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere
Voorwaarden alsnog nauwgezet bestudeerd had en zonodig daarover nadere uitleg
had gevraagd indien hij de inhoud van die documenten niet begreep of daarover
vragen had. Gesteld noch gebleken is dat hij dat gedaan heeft. Had hij dat wel
gedaan, dan had hem daaruit duidelijk moeten zijn geworden dat de overeenkomsten
betrekking hadden op het verstrekken van een geldlening en dat met de geleende
geldsommen aandelen werden gekocht. De overeenkomsten spreken immers over het
aankopen van aandelen, aankoopsom, te betalen rente, terugbetaling van de
leasesom in termijnen en boeterente bij voortijdige beëindiging (anders dan op
het tijdstip waarop contractueel boetevrij tussentijds beëindigd kon worden).
Verder is uit de bij de overeenkomsten behorende Bijzondere Voorwaarden
duidelijk dat indien bij het einde van de overeenkomsten (door tussentijdse
beëindiging of na het verstrijken van de looptijd) de verkoopopbrengst van de
aandelen lager is dan de eventuele resterende schuld van de cliënt aan Aegon, de
cliënt het verschil aan Aegon moet betalen. Dit een en ander in aanmerking
genomen is de kantonrechter van oordeel dat indien er aan de zijde van [X]
al sprake mocht zijn geweest van dwaling omtrent de aard van de overeenkomsten
en de daaraan verbonden risico's, deze op grond van het vorenstaande voor zijn
rekening en risico dient te blijven.
Toepasselijkheid Wck
24. De stelling van Aegon dat de Wck niet op de
overeenkomsten van toepassing is, omdat de kredietsom bij elk van die
overeenkomsten bij het aangaan ervan meer bedroeg dan de voor de
toepasselijkheid van de Wck geldende limiet van ƒ 50.000,— (€ 22.698,23), treft
doel. Immers de voor de aankoop van de aandelen door Aegon aan [X]
beschikbaar gestelde geldsom was bij elk van de beide overeenkomsten
aanmerkelijk hoger dan die limiet. Ingevolge artikel 3 Wck, zoals geldend ten
tijde van het aangaan van de overeenkomsten, is de Wck dus niet op die
overeenkomsten van toepassing.
Aankoop aandelen
25. Met Aegon is de kantonrechter van oordeel dat
dit geschilpunt voor de onderhavige procedure niet van belang is, omdat de
vorderingen van [X] niet gericht zijn op nakoming van de overeenkomsten en
verkrijging van de aandelen, maar daarentegen juist op het ongedaan maken van de
overeenkomsten en hun gevolgen.
Zorgplicht
26. Met betrekking tot het beroep van [X] op
schending door Aegon van de op haar rustende zorgplicht wordt het volgende
overwogen.
27. Juist is dat volgens vaste jurisprudentie van
de Hoge Raad (23 mei 1997, NJ 1998 nr. 192 en 9 januari 1998, NJ 1999 nr. 285)
banken, gelet op hun maatschappelijke functie, een
bijzondere zorgplicht
hebben jegens onder meer hun (potentiële) cliënten. Hoewel Aegon geen bank is,
heeft deze zorgplicht ook voor haar als financiële instelling te gelden.
Weliswaar zagen deze arresten niet op aandelenleaseconstructies, maar gelet op
de aan dergelijke overeenkomsten dikwijls verbonden risico's bestaat er geen
aanleiding om bij overeenkomsten als de onderhavige, die het beleggen met
geleend geld betreffen, anders te oordelen.
28. In het voetspoor van het vonnis van de
rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004, NJF 2004, 410 en van de daaromtrent gedane
uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI d.d. 5 februari 2004, NJF 2004,
446 is de kantonrechter voorts van oordeel dat Aegon bij het aanbieden van de
onderhavige overeenkomsten gehouden was aan de in de NR 1999 gecodificeerde
zorgplicht. Daaraan doet niet af dat het bij deze overeenkomsten gaat om - zoals
Aegon heeft betoogd - kant-en-klare effectenproducten bestemd voor een breed
publiek. De stelling van Aegon dat de NR 1999 niet van toepassing is, treft geen
doel, reeds omdat de daarin neergelegde regels ook volgen uit de bijzondere
zorgplicht, die ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 1999 (NJ
1999, 285) gezien hun de maatschappelijke functie op banken rust in de relatie
met hun cliënten. Weliswaar is Aegon geen bank, maar niet valt in te zien waarom
een dergelijke zorgplicht niet op haar als financiële instelling zou
rusten.
29. Het inwinnen van informatie betreffende de
financiële situatie, de beleggingsdoelstelling en de beleggingservaring van de
belegger wordt op grond van artikel 28 NR 1999 echter slechts gevergd "voor
zover die informatie redelijkerwijs relevant is bij de uitvoering van de te
verlenen effectendiensten ".
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden
tussen de door [X] met Aegon gesloten Vermogens Vliegwiel-overeenkomst
enerzijds en de door hem met Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst
anderzijds, omdat de aan die overeenkomsten verbonden risico's en met name het
risico van een forse restschuld aanmerkelijk van elkaar
verschillen.
30. Wat betreft de door [X] met Aegon
gesloten Vermogens Vliegwiel-overeenkomst wordt dat verband het volgende
overwogen.
1.) Ten aanzien van deze overeenkomst is geen sprake van
grote risico's. Immers, blijkens die overeenkomst is het risico voor [X]
ertoe beperkt dat hij aan het einde van de looptijd, op welk moment de leasesom
geheel is afgelost en dus van een restschuld geen sprake is, blijft zitten met
aandelen waarvan de waarde lager is dan de gedurende de looptijd van de
overeenkomsten betaalde leasesom, zodat hij van de overeenkomsten geen geldelijk
gewin zal ondervinden. Of dit risico zich zal voltrekken, kan echter pas in 2014
worden beoordeeld. Slechts in geval van tussentijdse beëindiging van deze
overeenkomst bestaat voor [X] het risico van een restschuld. Indien
tussentijdse beëindiging achterwege blijft, is aan het einde van de looptijd
immers de gehele leasesom afgelost en resteert geen schuld. Een restschuld,
gebaseerd op de beurskoersen ten tijde van de beëindiging, kan dan ook
uitsluitend ontstaan als gevolg van een beslissing van [X] om de
overeenkomst tussentijds te beëindigen en is in dat geval het directe gevolg van
zijn eigen keuze om de overeenkomst tussentijds te beëindigen. Van enig ander
risico is bij nakoming van de overeenkomst geen sprake.
2.) Blijkens de
overeenkomst - waarin de beleggingsdoelstelling van [X] besloten ligt -
had Aegon bij het verlenen van effectendiensten geen enkele vrijheid; zij was
gehouden om met de hoofdsom de met name genoemde aandelen aan te kopen en kon
derhalve op geen enkel moment in de uitvoering van haar opdracht rekening houden
met de in artikel 28 NR 1999 bedoelde informatie. Daarnaast is van belang dat
gedurende de looptijd van de overeenkomst ten aanzien van de verplichtingen van
[X] geldt dat deze ertoe beperkt zijn de maandelijkse termijnen tijdig te
voldoen en dat in deze verplichtingen gedurende de looptijd geen wijzigingen
optreden. Hiertoe is ervaring met beleggen in aandelen dan ook niet vereist. Een
verplichting om bij een waardedaling van de aandelen na afloop van de
contractstermijn het verschil tussen de aan- en verkoopwaarde aan Aegon te
moeten betalen, is dus niet aan de orde. De ingevolge artikel 28 NR 1999 te
vergaren (extra) informatie zou in de uitvoering door Aegon van de onderhavige
overeenkomst dan ook niet relevant zijn geweest, zodat geoordeeld wordt dat deze
bepaling Aegon niet noopte tot het inwinnen van deze informatie en dat het
opmaken van een cli-entenprofiel achterwege kon blijven.
3.) Ten slotte
wordt nog overwogen dat het in de precontractuele fase slechts ging om de vraag
of [X] in staat was de overeengekomen maandtermijnen, die gedurende de
looptijd steeds gelijk zouden blijven, te voldoen.
Geoordeeld wordt dat het
aan [X] zelfwas om te beoordelen of zijn draagkracht voldoende was om die
termijnen te betalen. Indien [X] zijn (toekomstige) draagkracht heeft
overschat - hetgeen overigens gesteld noch gebleken is - valt dit buiten de
reikwijdte van de door Aegon in acht te nemen zorgplicht in de precontractuele
fase. Daarbij komt dat [X], naar hij bij conclusie van repliek heeft
gesteld, bij aanvang van de overeenkomst weliswaar een bescheiden inkomen had,
maar daarnaast beschikte over een vermogen van ongeveer € 53.000,--. Tegen die
achtergrond is niet aannemelijk dat zijn financiële situatie ten tijde van het
aangaan van de overeenkomst zodanig was dat Aegon hem had behoren te ontraden de
overeenkomst aan te gaan.
31. Geheel anders ligt dit evenwel met betrekking tot de
door [X] met Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst.
1.)
Anders dan bij de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst, kleeft aan de Koopsom
Vliegwiel-overeenkomst wel het risico van een forse restschuld; in het slechtste
geval tot een bedrag van € 56.022,85 als de opbrengst van de onderliggende
aandelen op de einddatum nihil mocht zijn (naast het verlies van de reeds
betaalde inleg). Gelet op de aard en de omvang van dit risico is de
kantonrechter van oordeel dat Aegon op de voet van art. 28 NR had behoren na te
gaan of [X] als haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting
over voldoende financiële middelen zou beschikken om aan de uit de overeenkomst
voortvloeiende verplichtingen te voldoen en bereid en in staat was om het eerder
genoemde risico van een forse restschuld te dragen.
2.) Aegon
heeft zich echter, zo volgt uit haar stellingen, voorafgaand aan het sluiten van
de overeenkomsten in het geheel niet verdiept in de financiële situatie van
[X] en diens bereidheid om een aanzienlijk financieel risico te lopen. Zij
heeft zich er niet van vergewist of deze overeenkomst wel paste in de financiële
situatie en doelstellingen van [X] en of deze bereid en in staat was om
een eventuele aanzienlijke restschuld te betalen. Daar komt bij dat Aegon ook
nadien niet ingegrepen of gewaarschuwd heeft toen de aandelenkoersen zodanig
daalden dat er (anders dan de in de brochure vooral voorgespiegelde winsten) een
negatief saldo dreigde te ontstaan. De omstandigheid dat de overeenkomst een
vaste looptijd had en betrekking had op daarin met name genoemde
aandelenpakketten doet daaraan niet af. Het is immers duidelijk dat de schade
beperkt had kunnen worden wanneer tussentijds was ingegrepen door verkoop van de
aandelen. 3.) Door de hiervoor omschreven nalatigheden is Aegon naar het
oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [X]
in de fase die voorafging aan de totstandkoming van de overeenkomst. Aldus heeft
Aegon jegens [X] onrechtmatig gehandeld en is zij aansprakelijk voor het
als gevolg daarvan door [X]
ondervonden nadeel. Daarbij dient echter
tevens in aanmerking te worden genomen dat [X] ook een eigen
verantwoordelijkheid draagt voor de negatieve gevolgen van zijn keuze tot
deelname aan de Koopsom Vliegwiel. Immers heeft [X] in het risico van een
negatieve afloop van de overeenkomst geen aanleiding gezien om van de transactie
af te zien, of tenminste daarover nadere inlichtingen in te winnen. 4.)
Beide partijen hebben aldus bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De
verantwoordelijkheid van Aegon als professionele partij en als financiële
instelling, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke zorgplicht,
weegt naar het oordeel van de kantonrechter echter zwaarder dan die van
[X] als consument. Daaraan doet niet af dat [X] zich bij het aangaan
van de overeenkomst heeft laten adviseren een tussenpersoon, aangezien zulks
Aegon niet ontheft van haar eigen verantwoordelijkheid voor de nakoming van haar
verplichtingen uit de op haar rustende zorgplicht. 5.) Alle omstandigheden
van het geval in aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat Aegon
naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak kan maken op
betaling door [X] van (enig deel van) de restschuld. Voorts dient Aegon in
beginsel de door [X] betaalde inleg ad € 22.825,91 terug te betalen.
Daarbij dient echter in aanmerking genomen te worden dat ervan uitgegaan mag
worden dat [X] bereid was het bedrag van zijn inleg in aandelen te
beleggen en dat hij zich er ook van bewust was dat hij door dit bedrag in
aandelen te beleggen koersrisico zou lopen. Daarom brengt de billijkheid naar
het oordeel van de kantonrechter mee dat de door Aegon aan [X] te betalen
schadevergoeding (de restitutie van het inlegbe-drag) aldus wordt gecorrigeerd,
dat deze beperkt wordt tot 50 % van het inlegbedrag en dat het restant voor
rekening van [X] blijft, zulks onder verrekening van het uit hoofde van de
Koopsom Vliegwiel-overeenkomst door [X] ontvangen dividend. 6.) Het
voorgaande leidt ertoe dat de schade van [X] ten gevolge van het
onrechtmatig handelen van Aegon gesteld moet worden op het bedrag van de
restschuld ad € 18.154,39 vermeerderd met een bedrag ad € 11.414,10 (de helft
van de door hem betaalde inleg) en verminderd met het door [X] uit hoofde
van de overeenkomst ontvangen dividend ad € 5.355,79. Per saldo komt dat erop
neer dat Aegon geen aanspraak heeft op betaling van de restschuld en dat zij aan
[X] een bedrag terug dient te betalen ad (€ 11.414,10 -/- € 5.355,79 =) €
6.058,31.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het verstrijken van de in
de brief van de gemachtigde van [X] d.d. 30 januari 2006 genoemde termijn
van twee weken, derhalve vanaf 13 februari 2006.
Het beroep op artikel 6:278 BW
32. Het beroep van Aegon op artikel 6:278 BW kan
haar - wat daar verder van zij - in het onderhavige geval niet baten. Dat
artikel kan immers slechts aan de orde komen in geval van vernietiging of nietig
verklaring, dan wel van ontbinding van de overeenkomst. Daarvan is in dit geval
echter geen sprake.
BKR registratie
33. Door Aegon is gesteld dat zij [X] niet
heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X]
niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X] zal
derhalve worden afgewezen.
Conclusie
34. Het voorgaande leidt ertoe dat voor
recht verklaard zal worden dat Aegon in de precon-tractuele fase van de door
haar met [X] gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst onrechtmatig jegens
[X] heeft gehandeld en dat aan [X] zal worden toegewezen een bedrag
ad € 6.058,31 als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 13 februari 2006, waarbij Aegon jegens hem geen aanspraak zal kunnen maken
betaling van de restschuld ter zake die overeenkomst.
De vorderingen van [X-1]
Kwalificatie van de overeenkomst
35. In het geval van [X-1] gaat het om
een Rendements Vliegwiel-overeenkomst.
36. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor
in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en
ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze
overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel
7A:1576h juncto 1576 BW.
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89
BW
37. Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als
een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het
bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door
[X-1] de toestemming van zijn echtgenote - mevrouw [X-1]- nnnn
(hierna te noemen: [X-1}- nnnn) - vereist. Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW
moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden
verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke
akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
38. Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de
kantonrechter van oordeel dat de in artikel
1:88 lid 1 sub d vereiste
toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten.
De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging 9 van het
vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer
03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier
overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval
anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van
artikel 1:88 lid 1 sub d BW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke
regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5
bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst
genoemde aandelen.
39. Aegon heeft niet bestreden dat [X-1-nnnn] de
overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-1-nnnn] ingeroepen
vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij -zoals Aegon heeft
gesteld - haar recht daartoe al verjaard was toen zij een beroep op deze
vernietigingsgrond deed.
Verjaring
40. Ingevolge artikel 3:52 lid 1 sub d BW
verjaart de rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling door het
verloop van driejaar nadat "de bevoegdheid om deze vernieti-gingsgrond in te
roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te
staan". Uit de parlementaire geschiedenis (vide Parlementaire Geschiedenis Boek
3, pagina's 235 en 236) blijkt dat van "ten dienste komen te staan" sprake is op
het moment waarop degene, aan wie de bevoegdheid tot het inroepen van de
vernietigings-grond in te roepen, bekend is geworden, of redelijkerwijs geacht
moet worden bekend te zijn geworden met de feiten die de reden vormen voor het
inroepen van de vernietigings-grond; anders gezegd: op het moment waarop de
belanghebbende de feiten kende en op grond daarvan de vernietigingsgrond kon
inroepen (vgl. HR 31 oktober 2003, NJ 2006, 112).
41. Vast staat dat het beroep op deze
vernietigingsgrond door [X-1-nnnn] eerst gedaan is, nadat reeds drie jaren waren
verstreken sedert het aangaan van de overeenkomst door [X-1]. Derhalve
moet onderzocht worden op welk moment [X-1-nnnn] wist of geacht moeten worden
geweten te hebben dat [X-1] de overeenkomst met Aegon gesloten
had.
Bij de beantwoording van deze vraag moet voorop gesteld worden dat het
op de weg ligt van degene die stelt dat de overeenkomst op grond van artikel
1:89 lid 1 BW vernietigd is, om concrete feiten te stellen die de conclusie
kunnen rechtvaardigen dat het beroep op de vernietigingsgrond tijdig is
geschied.
42. [X-1] heeft ter weerlegging van het
beroep van Aegon op verjaring aangevoerd dat hij in het gezin de kostwinner is
en de financiële zaken regelt. [X-1-nnnn] is - zo stelt [X-1] - eerst van
het bestaan van de door hem met Aegon gesloten overeenkomst op de hoogte gekomen
bij het omzetten van de hypotheek op hun woning in het begin van 2005. Voorts
voert hij aan dat hij en [X-1-nnnn] zich er pas in 2005 uit berichten in de media
van bewust zijn geworden dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen met
geleend geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst
toen duidelijk is geworden dat [X-1-nnnn] toestemming had moeten geven voor het
aangaan van de overeenkomst.
43. Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan
uitgegaan moet worden dat [X-1-nnnn] wel degelijk op de hoogte is geweest van het
aangaan van de overeenkomst door [X-1]. Binnen de gebruikelijke
gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot
overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen
voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft. Voorts blijkt
uit de financiële administratie van Aegon dat de betalingen uit hoofde van de
overeenkomst geschiedden ten laste van een gezamenlijke bankrekening van
[X-1] en [X-1-nnnn].
44. Anders dan Aegon acht de kantonrechter de
stellingen van [X-1] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de
kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland
gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van eikaars financiële doen en
laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader
onderbouwd, en de kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk.
Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin
gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander. De enkele
omstandigheid dat de betalingen zijn geschied vanaf een gezamenlijke
bankrekening van [X-1] en [X-1-nnnn] brengt niet noodzakelijkerwijs mee
dat [X-1-nnnn] van die betalingen op de hoogte was,
nog daargelaten de vraag of
haar eventuele wetenschap van die betalingen noodzakelijkerwijs meebrengt dat
zij ook van het bestaan van de overeenkomst en de aard en inhoud daarvan op de
hoogte was. Daarbij komt dat [X-1] concreet heeft aangegeven wanneer en
waardoor [X-1-nnnn] van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte is gekomen,
namelijk bij het omzetten van de hypotheek op hun woning in het begin van 2005.
Ook die stelling komt de kantonrechter niet onaannemelijk voor. Anders dan Aegon
heeft betoogd volgt uit de betrokkenheid van [X-1-nnnn] bij de daarop betrekking
hebbende notariële akte niet noodzakelijkerwijs dat zij ook betrokken was bij
alle andere financiële zaken binnen het gezin en dus al veel eerder van het
bestaan van de overeenkomst op de hoogte was.
Nu overigens geen feiten en
omstandigheden zijn gesteld of gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding
geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van [X-1] op dit punt
in twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen niet
ongeloofwaardig. Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op
veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander
oordeel te komen.
45. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden
dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was
toen de vernietigingsgrond door [X-1-nnnn] werd ingeroepen. Mitsdien faalt het
beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst
door [X-1-nnnn] bij brief van 1 april 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens
het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door
[X-1].
Omvang van de
restitutieverplichting
46. De vernietiging van de overeenkomst brengt mee
dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de
overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van [X-1] ontvangen bedragen aan hem terug te betalen en dat [X-1]
gehouden is om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo
dient Aegon dus een bedrag ad (€ 7.184,52 -/- € 918,25 =) € 6.266,27 aan
[X-1] terug te betalen.
47. Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en
6:248 BW ten betoge dat (volledige) restitutie naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, wordt door de kantonrechter verworpen.
Aegon had het risico van vernietiging van de overeenkomst op grond van de
artikelen 1:88 en 89 BW op eenvoudige wijze kunnen vermijden door de
overeenkomst mede door [X-1-nnnn] te doen ondertekenen. De overeenkomst voorziet
er ook in dat deze mede ondertekend wordt door de andere echtgenoot/partner. Dat
Aegon in het onderhavige geval van die mede ondertekening afgezien heeft, is een
omstandigheid die geheel voor haar risico komt. De kantonrechter ziet geen
enkele grond om de gevolgen van die nalatigheid van Aegon geheel of ten dele af
te wentelen op [X-1] en op die manier de vernietiging van de
overeenkomst feitelijk geheel of ten dele op te heffen. Om dezelfde redenen
bestaat evenmin grond voor toepassing van artikel 6:101 BW (eigen schuld), zodat
ook het beroep van Aegon op die bepaling wordt verworpen.
48. Het beroep van Aegon op toepassing van artikel
6:278 BW wordt eveneens verworpen. Daartoe wordt overwogen dat die bepaling
eerst dan toepassing kan vinden, indien aan een tweetal voorwaarden is voldaan.
In de eerste plaats moet ter uitvoering van de overeenkomst een prestatie zijn
verricht die als gevolg van ontbinding, vernietiging, of nietig-
heid
ongedaan moet worden gemaakt. In de tweede plaats moet blijken dat voor degene
die kiest voor het rechtsmiddel dat restitutie meebrengt, deze keuze door
wijziging van de waarde van de prestatie aantrekkelijker is geworden dan zij
dadelijk na de uitvoering van de overeenkomst was en dat de keuze juist door
deze omstandigheid is ingegeven (zie Toelichting Meijers bij art. 6:278 BW,
Pari. Gesch. Boek 6, p. 1039, tweede volle alinea). Zowel ten aanzien van het
eerste als ten aanzien van het tweede aspect rusten de stelplicht en eventuele
bewijslast op de partij die zich van art. 6:278 BW wenst te bedienen, in casu
Aegon. (vgl. de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005,
JOR 2005, 67). Uit de eigen stellingen van Aegon volgt evenwel dat zij de
litigieuze aandelen nimmer aan [X-1] heeft geleverd, zodat van een
prestatie in de zin van voormelde bepaling geen sprake is.
Voorts is de
kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van toepassing van artikel 6:278 BW
zich niet verdragen met de door de wetgever beoogde, in de artikelen 1:88 en 89
BW vormgegeven bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de
overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven.
49. De wettelijke rente over het per saldo door
Aegon aan [X-1] terug te betalen bedrag is toewijsbaar vanaf het
verstrijken van de in de brief van zijn gemachtigde d.d. 9 november 2005
genoemde termijn van 14 dagen, derhalve vanaf 23 november 2005.
BKR-registratie
50. Door Aegon is gesteld dat zij
[X-1] niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door
[X-1] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van Van
der [X-1] zal derhalve worden afgewezen.
Conclusie
51. Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht
verklaard zal worden dat de door [X-1] met Aegon gesloten Rendements
Vliegwiel-overeenkomst door [X-1-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het
ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan
[X-1] van een bedrag ad € 6.266,27 vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 26 november 2005 tot de dag der voldoening.
De vorderingen van [X-2]
Kwalificatie van de overeenkomst
52. In het geval van [X-2] gaat het om
een RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst.
53. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor
in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en
ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze
overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel
7A:1576hjuncto 1576 BW.
54. Aegon heeft betoogd dat de RenteRetour
Vliegwiel-overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is, waarbij zij verwezen heeft
naar een vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden d.d. 10 oktober 2006. De
kantonrechter deelt dat standpunt niet en is van oordeel dat de RenteRetour
Vliegwiel-overeenkomst wel een huurkoopovereenkomst is, zoals
ook reeds
beslist is in een niet door Aegon vermeld vonnis van deze kantonrechter d.d. 25
oktober 2006. Uit de bepalingen van die overeenkomst en de Bijzondere
Voorwaarden blijkt immers zonneklaar dat de constructie is opgezet als gericht
op en resulterende in de uiteindelijke eigendomsverkrijging door de
cliënt-belegger van het aan hem in lease uitgegeven vorderingsrecht (de
deelnemingsrechten) op Aegon tot betaling van een geldsom. Voorts blijkt uit die
bepalingen alsook uit de door Aegon gegeven toelichting op de constructie dat de
overeenkomst beoogt de cliënt-belegger, mits aan de contractuele
betalingsverplichting geheel is voldaan, aan het einde van de overeenkomst
eigenaar te doen worden van dat vorderingsrecht (de deelnemingsrechten). Dit
vorderingsrecht is aan te merken als een vermogensrecht. Ook overigens voldoet
de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter aan de wettelijke
definitie van huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering
van dit oordeel verwijst de kantonrechter verder naar hetgeen hiervoor in de
alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast
is te beschouwen.
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89
BW
55. Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als
een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het
bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X-2]
de toestemming van zijn echtgenote - mevrouw [X-2-nnnn]
(hierna te noemen: [X-2-nnnn]) - vereist. Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW moet die
toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden verleend,
aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke akte
vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
56. Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de
kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d vereiste
toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten.
De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging 9 van het
vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer
03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier
overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval
anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van
artikel 1:88 lid 1 sub d BW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke
regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5
bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst
genoemde aandelen.
57. Aegon heeft niet bestreden dat [X-2-nnnn] de
overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-2-nnnn] ingeroepen vernietiging
van de overeenkomst treft dus doel, tenzij - zoals Aegon heeft gesteld - haar
recht daartoe al verjaard was toen zij een beroep op deze ver-nietigingsgrond
deed.
Verjaring
58. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in de
alinea's 40 en 41 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast
is te beschouwen.
59. Evenals [X-1] heeft [X-2]
ter weerlegging van het beroep van Aegon op verjaring aangevoerd dat hij in het
gezin de kostwinner is en de financiële zaken regelt en dat [X-2-nnnn] daarmee geen
bemoeienis heeft. Eerst door berichten in de media zijn hij en [X-2-nnnn] zich ervan
bewust geworden dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen
met geleend
geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst toen
duidelijk is geworden dat [X-2-nnnn] toestemming had moeten geven voor het aangaan
van de overeenkomst.
60. Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan
uitgegaan moet worden dat [X-2-nnnn] wel degelijk op de hoogte is geweest van het
aangaan van de overeenkomst [X-2]. Binnen de gebruikelijke gezinsverhoudingen
is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot overeenkomsten worden
aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen voortvloeien, zonder
dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft. Voorts blijkt uit de financiële
administratie van Aegon dat de betalingen uit hoofde van de overeenkomst
geschiedden ten laste van een gezamenlijke bankrekening van [X-2] en
[X-2-nnnn].
61. Anders dan Aegon acht de kantonrechter
de stellingen van [X-2] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de
kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland
gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van eikaars financiële doen en
laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader
onderbouwd, en de kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk.
Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin
gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander. De enkele
omstandigheid dat de betalingen zijn geschied vanaf een gezamenlijke
bankrekening van [X-2] en [X-2-nnnn] brengt niet noodzakelijkerwijs mee dat [X-2-nnnn]
van die betalingen op de hoogte was, nog daargelaten de vraag of haar eventuele
wetenschap van die betalingen noodzakelijkerwijs meebrengt dat zij ook van het
bestaan van de overeenkomst en de aard en inhoud daarvan op de hoogte was. Nu
overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die - mits
zonodig bewezen - aanleiding geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van
[X-2] op dit punt in twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen
niet ongeloofwaardig.
Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op
veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander
oordeel te komen.
62. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden
dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was
toen de vernietigingsgrond door [X-2-nnnn] werd ingeroepen. Mitsdien faalt het beroep
van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst door
[X-2-nnnn] bij brief van 8 juli 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens het
ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-2].
Omvang van de restitutie
verplichting
63. De vernietiging van de overeenkomst brengt mee
dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de
overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van
[X-2] ontvangen bedragen aan hem terug te betalen en dat [X-2] gehouden is
om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo dient Aegon dus
een bedrag ad (€ 4.400,—/- € 61,26 =) € 4.338,74 aan [X-2] terug te
betalen.
64. Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en
6:248 BW, artikel 6:101 BW alsmede haar beroep op toepassing van artikel 6:278
BW faalt om de redenen als hiervoor uiteengezet in de alinea's 48 en 49 die als
hier mutatis mutandis herhaald en ingelast zijn te beschou-
wen.
65. De wettelijke rente over het per saldo
door Aegon aan [X-2] terug te betalen bedrag is toewij sbaar vanaf het
verstrijken van de in de brief van zijn gemachtigde d.d. 7 juli 2005 genoemde
termijn van 14 dagen, derhalve vanaf 21 juli 2005.
BKR-registratie
66. Door Aegon is gesteld dat zij [X-2]
niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X-2]
niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X-2] zal
derhalve worden afgewezen.
Conclusie
67. Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht
verklaard zal worden dat de door [X-2] met Aegon gesloten RenteRetour
Vliegwiel-overeenkomst door [X-2-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het
ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [X-2]
van een bedrag ad € 4.338,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
21 juli 2005 tot de dag der voldoening.
De vorderingen van [X-3]
Kwalificatie van de overeenkomst
68. In het geval van [X-3]
gaat het om een Koopsom Vliegwielovereenkomst.
69. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor
in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en
ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze
overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel
7A:1576hjuncto 1576 BW.
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89
BW
70. Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als
een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het
bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door
[X-3] de toestemming van haar echtgenoot -
[dhr. X-3] (hierna te noemen: [dhr. X-3]) - vereist.
Ingevolge artikel 1:88 lid 3
BW moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk
worden verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of
authentieke akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
71. Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de
kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d vereiste
toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten.
De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging
9 van het
vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer
03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier
overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval
anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van
artikel 1:88 lid 1 sub d BW
dient van toepassing te zijn op de gehele
wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel
7A:1576 lid 5 bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige
overeenkomst genoemde aandelen.
72. Aegon heeft niet bestreden dat [X-3] de
overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-3] ingeroepen
vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij -zoals Aegon heeft
gesteld - zijn recht daartoe al verjaard was toen hij een beroep op deze
vernietigingsgrond deed.
Verjaring
73. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in
de alinea's 40 en 41 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en
ingelast is te beschouwen.
74. [X-3] heeft ter weerlegging
van het beroep van Aegon op verjaring aangevoerd dat [dhr. X-3] geen bemoeienis
heeft gehad met de totstandkoming van de overeenkomst en ook niet op de hoogte
was van het bestaan ervan. Eerst in mei 2005 zijn zij en [X-3] er door een
hypotheekadviseur op gewezen dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen
met geleend geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook
eerst toen duidelijk is geworden dat [X-3] toestemming had moeten geven voor
het aangaan van de overeenkomst.
75. Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan
uitgegaan moet worden dat [X-3] wel degelijk op de hoogte is geweest van het
aangaan van de overeenkomst door [X-3]. Binnen de gebruikelijke
gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot
overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen
voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft. Voorts is het
volgens Aegon onaannemelijk dat [dhr. X-3] niet aanwezig is geweest bij de
gesprekken die de tussenpersoon met [X-3] bij haar thuis over
de overeenkomst heeft gehad.
76. Anders dan Aegon acht de kantonrechter de
stellingen van [X-3] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de
kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland
gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van elkaars financiële doen en
laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader
onderbouwd, en de kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk.
Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin
gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander, of dat
zij ieder hun eigen financiële beheer voeren. Daarbij komt dat [X-3]-Van
Raamsdonk concreet heeft aangegeven wanneer en waardoor [X-3] van het bestaan
van de overeenkomst op de hoogte is gekomen, namelijk in mei 2005 door advies
van een hypotheekadviseur. Ook die stelling komt de kantonrechter niet
onaannemelijk voor. Nu overigens geen feiten en omstandigheden gesteld of
gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding geven om het waarheidsgehalte
van de stellingen van [X-3] op dit punt in twijfel te trekken,
acht de kantonrechter die stellingen niet ongeloofwaardig. Wat Aegon verder
daartegen aangevoerd heeft, berust op veronderstellingen en is onvoldoende
concreet en onderbouwd om tot een ander oordeel te komen.
77. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden
dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was
toen de vernietigingsgrond door [dhr. X-3] werd
ingeroepen. Mitsdien faalt het
beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst
door [dhr. X-3] bij brief van 10 juni 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens
het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-3]
.
Omvang van de
restitutieverplichting
78. De vernietiging van de overeenkomst brengt mee
dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de
overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van
[X-3 ontvangen bedragen aan haar terug te betalen en dat
[X-3] gehouden is om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te
betalen. Per saldo dient Aegon dus een bedrag ad (€ 11.307,- -/-€ 5.355,79 =) €
5.951,21 aan [X-3 terug te betalen.
79. Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en
6:248 BW, artikel 6:101 BW alsmede haar beroep op toepassing van artikel 6:278
BW faalt om de redenen als hiervoor uiteengezet in de alinea's 48 en 49 die als
hier mutatis mutandis herhaald en ingelast zijn te beschouwen.
80. De wettelijke rente over het per saldo door
Aegon aan [X-3] terug te betalen bedrag is toewijsbaar vanaf
het verstrijken van de in zijn de brief d.d. 10 juni 2005 genoemde termijn van
vier weken, derhalve vanaf 8 juli 2005.
BKR-registratie
81. Door Aegon is gesteld dat zij [X-3]
niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is
door [X-3] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende
vordering van [X-3] zal derhalve worden afgewezen.
Conclusie
82. Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht
verklaard zal worden dat de door [X-3] met Aegon gesloten
Koopsom Vliegwiel-overeenkomst door [X-3] buitengerechtelijk vernietigd is
wegens het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW
vereiste toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan
[X-3] van een bedrag ad € 5.951,21 vermeerderd met de
wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2005 tot de dag der
voldoening.
De vorderingen van [X-4]
Kwalificatie van de overeenkomst
83. In het geval van [X-4] gaat het om een
Vermogens Vliegwiel-extra overeenkomst.
84. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor
in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en
ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze
overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in
artikel
7A:1576hjuncto 1576 BW.
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89
BW
85. Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als
een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het
bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X-4] de
toestemming van zijn echtgenote - mevrouw [X-4-nnnn] (hierna te noemen:
[X4-nnnn) - vereist.
Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW moet die toestemming in
geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden verleend, aangezien voor
de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke akte vereist is (artikel
7A:1576i lid 1 BW).
86. Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de
kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d vereiste
toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten.
De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging 9 van het
vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer
03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier
overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval
anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van
artikel 1:88 lid 1 sub d BW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke
regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5
bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst
genoemde aandelen.
87. Aegon heeft niet bestreden dat [X-4-nnnn] de
overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-4-nnnn] ingeroepen
vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij - zoals Aegon heeft
gesteld - haar recht daartoe al verjaard was toen zij een beroep op deze
ver-nietigingsgrond deed.
Verjaring
88. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in
de alinea's 40 en 41 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en
ingelast is te beschouwen.
89. Ter weerlegging van het beroep van Aegon
op verjaring heeft [X-4] aangevoerd dat hij in het gezin de kostwinner is en de
financiële zaken regelt en dat [X-4-nnnn] daarmee geen bemoeienis heeft. Eerst door
berichten in de media zijn hij en [X-4-nnnn] zich ervan bewust geworden dat de
overeenkomst betrekking heeft op beleggen met geleend geld en dient te worden
gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst toen duidelijk is geworden dat
[X-4-nnnn] toestemming had moeten geven voor het aangaan van de
overeenkomst.
90. Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan
uitgegaan moet worden dat [X-4-nnnn] wel degelijk op de hoogte is geweest van het
aangaan van de overeenkomst door [X-4]. Binnen de gebruikelijke
gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot
overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen
voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft.
91. Anders dan Aegon acht de kantonrechter de
stellingen van [X-4] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de kantonrechter
niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland gebruikelijk is dat
beide echtelieden steeds van eikaars financiële doen en laten op de hoogte zijn.
Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader onderbouwd, en de
kantonrechter
acht die stelling niet zonder meer aannemelijk. Het is immers zeer wel denkbaar
dat het financiële beheer binnen een gezin gevoerd wordt door één der
echtelieden zonder bemoeienis van de ander. Nu overigens geen feiten en
omstandigheden zijn gesteld of gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding
geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van [X-4] op dit punt in
twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen niet
ongeloofwaardig.
Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op
veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander
oordeel te komen.
92. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden
dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was
toen de vernietigingsgrond door [X-4-nnnn] werd ingeroepen. Mitsdien faalt het
beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst
door [X-4-nnnn] bij brief van 11 juli 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens
het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-4].
Omvang van de
restitutieverplichting
93. De vernietiging van de overeenkomst brengt mee
dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de
overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van
[X-4] ontvangen bedragen aan hem terug te betalen en dat [X-4] gehouden is om
de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo dient Aegon dus
een bedrag ad (€ 7.270,76 -/- € 1.344,38 =) € 5.926,38 aan [X-4] terug te
betalen.
94. Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en
6:248 BW, artikel 6:101 BW alsmede haar beroep op toepassing van artikel 6:278
BW faalt om de redenen als hiervoor uiteengezet in de alinea's 48 en 49 die als
hier mutatis mutandis herhaald en ingelast zijn te beschouwen.
95. De wettelijke rente over het per saldo door
Aegon aan [X-4] terug te betalen bedrag is toewij sbaar vanaf het verstrijken
van de in de brief van zijn gemachtigde d.d. 11 juli 2005 genoemde termijn van
14 dagen, derhalve vanaf 25 juli 2005.
BKR-registratie
96. Door Aegon is gesteld dat zij [X-4] niet
heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X-4] niet
weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X-4] zal derhalve
worden afgewezen.
Conclusie
97. Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht
verklaard zal worden dat de door [X-4] met Aegon gesloten Vermogens
Vliegwiel-extra overeenkomst door [X-4-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is
wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW
vereiste toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan
[X-2] van een bedrag ad € 5.926,38 vermeerderd met de wettelijke rente
daarover vanaf 25 juli 2005 tot de dag der voldoening.
Slotsom en kosten
98. Op grond van het voren overwogene zal
beslist worden zoals in de alinea's 34, 51, 67, 82 en 97 is vermeld. Hetgeen
partijen verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een andere uitkomst en kan
daarom onbesproken blijven.
99. Als overwegend in het ongelijk gestelde
partij zal Aegon worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van
[X] c.s., zoals hierna vermeld. De kantonrechter ziet geen grond om, zoals
[X] c.s. hebben gevorderd, Aegon te veroordelen tot vergoeding van hun
volledige proceskosten. Bovendien ontbreekt een behoorlijke opgave van die
kosten. Daarom zal volstaan worden met een kostenveroordeling volgens het
gebruikelijke liquidatietarief.
Beslissing
De kantonrechter,
1. ten aanzien van
[X]:
- verklaart voor recht Aegon in de precontractuele fase van de
door haar met [X] gesloten koopsom Vliegwiel-overeenkomst
onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld,
- veroordeelt Aegon om als
schadevergoeding aan [X] te betalen de somma van € 6.058,31 vermeerderd
met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2006 tot de dag der
voldoening,
- bepaalt dat Aegon jegens [X] geen aanspraak zal kunnen
maken betaling van de restschuld ter zake die overeenkomst;
2. ten aanzien van [X-1]:
- verklaart voor recht dat de door [X-1] met Aegon gesloten
Rendements Vliegwiel-overeenkomst door [X-1-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is
wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW
vereiste toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan
[X-1] van een bedrag ad € 6.266,27 vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 26 november 2005 tot de dag der voldoening;
3. ten aanzien van [X-2]:
-
verklaart voor recht dat de door [X-2] met Aegon gesloten Rente-Retour
Vliegwiel-overeenkomst door [X-2-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het
ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [X-2]
van een bedrag ad € 4.338,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
21 juli 2005 tot de dag der voldoening;
4. ten aanzien van [X-3]:
- verklaart voor recht dat de door [X-3 met
Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst door [X-3] buitengerechtelijk
vernietigd is
wegens het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in
artikel 1:88 BW vereiste
toestemming,
- veroordeelt Aegon tot
terugbetaling aan [X-3 van een bedrag
ad € 5.951,21
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2005 tot de
dag der
voldoening;
5. ten aanzien van [X-4]:
-
verklaart voor recht dat de door [X-4] met Aegon gesloten Vermogens
Vliegwielextra overeenkomst door [X-4-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens
het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [X-2]
van een bedrag ad € 5.926,38 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
25 juli 2005 tot de dag der voldoening;
6. veroordeelt Aegon in de
proceskosten aan de zijde van [X] c.s., tot op heden vastgesteld op €
198,87 wegens verschotten en € 800,-- wegens salaris van hun
gemachtigde;
7. verklaart dit vonnis
uitvoerbaar bij voorraad en wijst af wat meer of anders gevorderd
is.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.S. Wiarda,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart
2007.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL