Zaak/rolnummer240201/ CV EXPL 04-3436
Datum vonnis: 20 januari 2005
 

Rechtbank Haarlem
sector kanton, locatie Zaandam
 

VONNIS in de zaak:van:
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: C.Th. Snijder,
 

--tegen--
 

[X],
wonende te Zaandam, gemeente Zaanstad,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. [Y].
 
Partijen worden hierna als volgt aangeduid:
 
-  eiseres in conventie, verwerende partij in reconventie: Dexia,
-  gedaagde in conventie, eiseres in reconventie: [X].
 

1. Het verloop van de procedure
 
Daartoe wordt verwezen naar de volgende gedingstukken:
-      de dagvaarding van 11 mei 2004, met producties,
-      de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
       tevens voorwaardelijke eis in reconventie,
-      de conclusie van repliek in conventie; tevens conclusie van antwoord in reconventie
       en voorwaardelijke reconventie, tevens houdende voorwaardelijke akte
       voorwaardelijke wijziging van eis in conventie, met producties,
-      de conclusie van dupliek in conventie,tevens conclusie van repliek in reconventie en
       voorwaardelijke reconventie;tevens akte wijziging grondslag conventie/reconventie,
       met producties,
-      de conclusie van dupliek in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie; met
       productie.
 
Uitspraak is (nader) bepaald op vandaag:
 
2.   De feiten
 
De volgende feiten zijn komen vast te staan omdat deze zijn erkend, dan wel omdat deze niet,
althans onvoldoende, zijn betwist. .
 
2.1  Dexia is rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., die op
      haar beurt rechtsopvolgster is van Legio Lease B.V. De kantonrechter zal hierna steeds
      spreken over "Dexia", waarmee dan Dexia en/of haar rechtsvoorgangsters worden
      bedoeld.
 
2.2  [X] en Dexia hebben op of omstreeks 22 mei 2000 een overeenkomst
      (contractnummer 744----) gesloten (hierna ook: "de overeenkomst") welke door
      Dexia WinstVerDriedubbelaar werd genoemd.
 
2.3  In de overeenkomst is - ondermeer - opgenomen:
      "ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
      Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan Lessee verleast, de hierna te noemen
      aandelen/effecten, verder ook te noemen de "waarden" (...)
      totaal aankoopbedragen                                                                 € 7.873,59 (...)
      totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze lease-overeenkomst € 1.652,04 (...)
      totaal overeengekomen leasesom                                                     € 9.525,63 (...)
      2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden (...)
      3. De lease-som bedraagt:
      a. Het totaal van 36 gelijke maandterniijnen van zegge: f 101,13 (€ 45,89)
      b. Een bedrag van f 100,-- (...) op of omstreeks de 35e maand.
      c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: f 17.251,11 (€ 7.828,21)
         Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
      (...)
      10. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere
      Voorwaarden Effecten Lease vanLegioLease (...) alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze
      lease-overeenkomst te aanvaarden."
 
2.4  De looptijd van de overeenkomstis op 22 mei 2003 verstreken. Dexia heeft
      vervolgens een eindafrekening aan [X] gezonden. Hierin staat dat de
      verkoopopbrengst van de door [X] geleasde effecten € 3.265,08 bedroeg en een
      bedrag ten laste van [X] van € 4.654,40 resteert. [X] heeft dit bedrag
      ondanks sommatie niet aan Dexia voldaan.
 
2.5  Bij brief van 7 februari 2003 aan Dexia heeft de echtgenoot van [X] zich
      beroepen op de vernietigingsgrond ex artikel 1:89 BW en Dexia - tevergeefs -
      gemaand tot terugbetaling van de door [X] betaalde rentetermijnen.
 
3.   De vorderingen in conventie en reconventie
 
3.1  Dexia vordert in conventie veroordeling van [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij
      voorraad, tot betaling van € 5.585,86, vermeerderd met de contractuele rente ad
      0,96 % per maand, althans de wettelijke rente, over € 4.654,40 vanaf 11 september
      2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [X] in de
      proceskosten. Dexia stelt daartoe (samengevat) dat dit het restant is van de door
      [X] geleende hoofdsom (na aftrekvan de verkoopopbrengst van de door
      [X] geleasde effecten), vermeerderd met de contractuele rente van 0.96 % per
      maand en de buitengerechtelijke incassokosten.
 
3.2  Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in reconventie geheel of ten dele mocht
      worden toegewezen, vordert Dexia veroordeling van [X] tot betaling van een
      bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de
      overeenkomst genoemde effecten minus de waarde daarvan op de datum van verkoop
      van de aandelen, althans de datum van vernietiging van de overeenkomst. Dexia
      baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
 
3.3  In onvoorwaardelijke reconventie heeft [X] gevorderd:
      A.    vernietiging van de overeenkomst op grond van:
             (a) primair: het ontbrekenvan de handtekening van de echtgenote,
             (b) subsidiair: bedrog,
             (c) meer subsidiair:misbruik van omstandigheden,
             (d) meest subsidiair: dwaling,
             (e) waaraan bij repliek in reconventie is toegevoegd: strijd met de Wet op het
             consumentenkrediet;
      B.    veroordeling van Dexia tot betaling aan [X] van een schadevergoeding
             op grond van eentoerekenbare tekortkoming in de nakoming die gelijk is aan
             de door [X] ingelegde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente
             hierover vanaf een door de rechtbank te bepalen datum;
      A en B:
      veroordeling van Dexia tot betaling aan [X] van € 1.697,45,te vermeerderen
      met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, met
      veroordeling van Dexia in de proceskosten in reconventie. .
 
3.4  Voorts heeft [X] in voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het geval Dexia
      weigert om de bandopnames te overleggen van de telefoongesprekken tussen haar en
      medewerkers van Legio Lease, gevorderd om Dexia op verbeurte van een dwangsom
      van € 1.000,- per dag te verplichten die bandopnames in het geding te brengen.
 
4.   De verweren in conventie en reconventie
 
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voorzover van
belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan:
 
5.   De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie
 
5.1  De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamelijke
      behandeling.
 
5.2  Het meest verstrekkende verweer van [X] is dat haar echtgenoot de
      overeenkomst bij brief van 7 februari 2004 buiten rechte heeft vernietigd op grond van
      artikel 1:88 jo 1:89 BW, hetgeen uitmond in het in reconventie primair gevorderde.
      Ter onderbouwing stelt [X] het volgende. De overeenkomst is aan te merken als
      koop op afbetaling/huurkoop, zodat de handtekening van beide echtelieden op grond
      van artikel 1:88 BW is vereist. Nu haar echtgenoot niet op de hoogte was van het
      sluiten van de overeenkomst en de overeenkomst niet heeft mee-ondertekend, is de
      overeenkomst terecht door hem vernietigd.
 
5.3  Dexia stelt zich op het standpunt dat zij niet berust in de buitengerechtelijke
      vernietiging en dat slechts de echtgenoot van [X] - en derhalve niet [X]
      zelf - gerechtigd is zich op artikel 1:88 BW te beroepen. De opmerking van
      [X] daaromtrent zouden daarom buiten beschouwing moeten worden gelaten,
      aldus Dexia . Subsidiair stelt Dexia dat geen grond van artikel 1:88 lid
      1 sub d BW is vereist, omdat (i) er geen sprake is van huurkoop en (ii)artikel 1:88 lid
      1 sub d BW uitsluitend betrekking heeft op zaken (stoffelijke objecten) en niet op
      vermogensrechten.
 
5.4  Met betrekking tot de vraag of de overeenkomstis aan te merken als een
      huurkoopovereenkomst overweegt de kantonrechter dat deze voldoet aan de wettelijke
      definitie van huurkoop in art. 7A:1576h juncto 1576 BW. Huurkoop op de voet van de
      art. 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW kan betrekking hebben op vermogensrechten. De
      overeenkomst voldoet aan de essentialia van huurkoop, althans hij heeft deze
      strekking. Dexia heeft zich verbonde nom de aandelen te leveren en die - onder
      opschortende voorwaarde van volledige betaling - in eigendom over te dragen. Voorts
      voorzag de overeenkomst in betaling in twee of meer termijnen, waarbij niet relevant
      is of het aflossingen of rentebetalingen betreft.
 
5.5  De vraag of artikel 1:88 lid 1 sub d BW op de onderhavige overeenkomst van
      toepassing is beantwoordt de kantonrechter eveneens bevestigend, en wel op grond
      van dezelfde (hierna te citeren) overwegingenvan de kantonrechter te Amsterdam in
      het vonnis van 25 augustus 2004 (JOR 2004,303):
      "Anders dan Dexia betoogt dient ( )geen doorslaggevende betekenis te worden toegekend aan de
      letterlijke tekst van deze bepaling, waarin het woord "vermogensrechten" niet voorkomt. In de
      wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op
      afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te
      zonderen. De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak van kleur is verschoten, is tot stand
      gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de
      parlementaire geschiedenis van artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van
      de wettelijke regeIing van de koop op afbetaling die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer
      betrekking kon hebben op vermogensrechten beoogde en dat de minister in het kader van de
      behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekstvan artikel 1576-
      oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Dexia zou
      derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke
      systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de
      beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn
      vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1
      sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in.
      artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW."
 
5.6  Ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW was toestemming van de echtgenoot van
      [X] voor het aangaan van de overeenkomst derhalve vereist. Bij gebrek aan
      enige betwisting van de kant van Dexia daaromtrent houdt de kantonrechter het ervoor
      dat [X], overeenkomstig haar stellingen, een echtgenoot heeft en dat deze -
      tijdig - de overeenkomst buiten rechte heeft vernietigd. Het standpunt van Dexia dat
      [X] zich in deze procedure niet op deze vernietiging zou kunnen beroepen is
      onjuist.Uit het bepaalde in artikel 3:51 lid 3 BW kan worden afgeleid dat bij wijze van
      verweer in rechte door een ieder te allen tijde een beroep kan worden gedaan op het
      reeds vernietigd zijn van de overeenkomst waarop de rechtvordering is gebaseerd.
 
5.7  De omstandigheid dat Dexia niet heeft berust in de buitengerechtelijke vernietiging
      van de overeenkomst door de echtgenoot van [X] impliceert dat in deze
      procedure. dient te worden vastgesteld of deze vernietiging in rechte. stand houdt.
      Dexia heeft echter - los van haar reeds verworpen stelling dat het geen huurkóop
      betreft, er geen toestemming van de echtgenoot noodzakelijk was en de overeenkomst
      derhalve niet op deze voet vernietigd kan worden - geen argumenten opgeworpen op
      grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat het geen rechtsgeldige
      vernietiging betreft. Consequentie van het bovenstaande is derhalve dat de
      overeenkomst rechtsgeldig door de echtgenootvan [X] is vernietigd.
 
5.8  De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is welke gevolgen deze vernietiging
      voor het overige heeft. Het uitgangspuntbij een dergelijke vernietiging is dat voor
      zover reeds gepresteerd is, dezeprestatie ongedaan gemaakt moet worden. In dat licht
      dient Dexia in ieder geval de door [X]betaalde rentetennijnen terugte betalen.
      Op grond Varlhaar voorwaardelijkewijziging van eis in conventie heeft Dexia
      aangevoerd dat - zo er al vernietigdis - op grond van het bepaaldeip. artikel 6:278
      BW het waardeverschil tussen de over en weer overeengekomen prestaties dient te
      worden opgeheven door middelvan bijbetaling door [X] van het verschil in
      waarde van de aandelen bij aankoop en bij verkoop. [X] heeft zich tegen
      toepassing van dit artikel verzet.
 
5.9  De kantonrechter is van oordeel dat artikel 6:278 BW in dit geval van toepassing is.
      Dit artikel vormt een correctie op het ongedaanmakingsstelsel, dat beoogt te
      voorkomen dat degene die ongedaanmaking afdwingt profiteert van wijziging in de
      waardeverhouding van de reeds verrichte prestaties. Vast staat dat het door Dexia ten
      behoeve van [X] aangekochte aandelenpakket flink in waarde is gedaald. De
      aankoopwaarde bedroeg immers € 7.873,59, terwijl de verkoopwaarde slechts
      € 3.265,08 bedroeg. Dexia heeft gesteld dat de vernietiging buiten rechte slechts is
      ingeroepen vanwege deze koersdaling. De kantonrechter acht dit aannemelijk, temeer
      nu dit niet gemotiveerd betwist wordt door [X], die immers niet stelt welke
      andere reden er achter de buitengerechtelijkevernietiging steekt.
 
5.10 Resumerend leidt de vernietiging van de overeenkomst ertoe dat in de conventie
     [X] zal worden veroordeeld de waardevermindering van het aandelenpakket aan
     Dexia te betalen. [X] is over het door haar te betalen bedrag wettelijke rente
     verschuldigd vanaf 22 mei 2003,het moment dat het waardeverschil zich feitelijk
     heeft gerealiseerd.
 
5.11 In deze conventie zal Dexia worden veroordeeld de door [X] betaalde
     rentebedragen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente.
     De ingangsdatum van die rente wordt (eenvoudshalve)bepaald op de "gemiddelde"
     datum van de looptijd van de overeenkomst, zijnde 22 november 2002.
 
5.12 De gevorderde buitengerechtelijkeincassokosten zijn niet toewijsbaar, nu niet is
     gebleken dat het door Dexia ingeschakeldeincassobureau meer heeft gedaan dan het
     versturen van (herhaalde) standaardaanmaningenen een eventuele
     proceskostenveroordeling daarvoorreeds een vergoeding pleegt in te sluiten.
 
5.13 De kantonrechter houdt het ervoordat [X] haar voorwaardelijke vordering in
     reconventie met betrekking tot de afgifte van bandopnamen niet heeft gehandhaafd,nu
     zij - nadat Dexia zich daartegen inhoudelijk heeft verweerd - hierop niet nader is
     teruggekomen.
 
5.14 Al hetgeen partijen overigens hebben opgeworpen behoeft gezien het bovenstaande
     geen nadere bespreking.
 
5.15 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds, en anderzijds de
     omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de
     proceskosten worden gecompenseerd,in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten
     draagt.
 

Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie:
 
veroordeelt [X] tot betaling aan Dexia van € 4.608,51, te vermeerderen met de
wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2003 tot aan de dag van de algehele
voldoening;
 
in reconventie:
 
verklaart voor recht dat de echtgenote van [X] de overeenkomst rechtsgeldig
buitengerechtelijk heeft vernietigd;
 
veroordeelt Dexia tot betaling aan [X] van € 1.697,45, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 22 november 2002 tot aan de dag van algehele terugbetaling;
 
in conventie en in reconventie:
 
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
 
compenseert de proceskosten aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
 

Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
bovengenoemde terechtzitting, in tegenwoordigheidvan de griffier.