Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 167594 \ CV EXPL
05-1475
vonnis van de kantonrechter d.d. 18
december 2007
inzake
de eisers:
[A] en [A1],
beiden wonende
te [woonplaats],
[B] en [B1],
beiden wonende te
[woonplaats],
[C],
wonende te
[woonplaats],
[D],
wonende te
[woonplaats],
[E],
wonende te
[woonplaats],
[F] en [F1],
beiden wonende te
[woonplaats],
[G],
wonende te
[woonplaats].
[H],
wonende te
[woonplaats],
[I] en [I1],
beiden wonende te
[woonplaats]
[J] en [J1],
beiden wonende te
[woonplaats],
[K],
wonende te
[woonplaats],
[L],
wonende te
[woonplaats]
[M],
wonende te [woonplaats].
[N]
en [N1],
beiden wonende te
[woonplaats]
[O],
wonende te [woonplaats],
[P]
en [P1],
beiden wonende te
[woonplaats].
[Q],
wonende te
[woonplaats],
[R],
wonende te
[woonplaats],
[S],
wonende te
[woonplaats],
[T] en [T1],
beiden wonende te
[woonplaats]
gemachtigde: mr. K.V.A.J.M.M. Schobben,
en
[U] en
[U1],
beiden wonende te [woonplaats]
gemachtigde: aanvankelijk
mr. K.V.A.J.M.M. Schobben, vervolgens mr. R.H.J.M. Silvertand
en thans mr.
M.J. Meijer.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen:
Aegon,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigden: mr. B.W.G van
der Velden en mr. D.M.A. Gerdes.
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 3
april 2007 (en de herstelvonnissen van 24 april
2007 en 15 mei 2007) hebben
eisers een akte uitlating tevens akte overlegging producties genomen. Na een
antwoordakte tussenvonnis tevens uitlating royement is wederom vonnis
bepaald.
Ten aanzien van de eisers NN1, NN2 en NN3 NN4 en
NN5, NN6 en NN7 is de procedure na voormelde vonnissen geroyeerd.
Motivering
2. De kantonrechter neemt hier over
hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij meergenoemd tussenvonnis van 3 april
2007 (en de herstelvonnissen van 24 april 2007 en 15 mei 2007).
Hierna zal buiten beschouwing worden gelaten
hetgeen is overwogen en beslist met betrekking tot de eisers ten aanzien waarvan
de procedure thans is geroyeerd.
3. [N] c.s. is in de gelegenheid
gesteld alsnog een afschrift van de huwelijksakte als bedoeld in artikel 1: 78
BW in het geding te brengen en om nadere informatie te verschaffen met
betrekking tot de door [N1] uitgebrachte buitengerechtelijke
vernietigingsverklaring.
Per abuis is [T1] eveneens in de gelegenheid
gesteld de buitengerechtelijke
vernietigingsverklaring in het geding te
brengen. Dit had, gelet op de rechtsoverwegingen 8.1. en 8.6. van het
tussenvonnis van 3 april 2007, [J1] dienen te zijn.
4.1. [N] en [N1] hebben heeft een afschrift van
de huwelijksakte in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij op 20 december
1966 in het huwelijk zijn getreden. [N] c.s. hebben tevens een bankafschrift
overgelegd d.d. 11 april 2002 waaruit blijkt dat de rentebetaling ad € 42.000,--
(2 x € 21.000,-) in april 2002 werd voldaan. Hieruit blijkt, aldus [N] c.s., dat
de dagvaarding binnen driejaar na betaling werd uitgebracht.
5. Aegon heeft betwist dat uit de
huwelijksakte blijkt dat [N] en [N1] ten tijde van het aangaan van de
overeenkomsten gehuwd waren. Daarnaast hebben [N] en [N1] niet aangetoond dat de
overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd. Gerechtelijke vernietiging is
niet gevorderd.
De verdere beoordeling
6.1. Eisers hebben - samengevat - bij dagvaarding
gevorderd te verklaren voor recht dat Aegon (primair) wegens vernietiging,
(subsidiair) wegens ontbinding danwel (meer subsidiair) wegens misleidende
reclame en/of onrechtmatig handelen aan eisers verschuldigd is alle door eisers
in het kader van de overeenkomsten aan Aegon, althans diens
rechtsvoorgangster(s), althans diens ingeschakelde hulppersonen, zoals
incassobureaus en/of gerechtsdeurwaarders, betaalde bedragen, vermeerderd met de
wettelijke rente over deze bedragen vanaf de respectievelijke data van betaling,
althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele
voldoening.
6.2. Indien en voorzover de kantonrechter tot het
oordeel mocht komen dat er sprake is van een rechtsgeldige vernietiging of
ontbinding danwel van een onrechtmatig handelen van Aegon, geldt het navolgende.
Eisers vorderen een verklaring voor recht zoals hiervoor vermeld. Voor zover
deze vordering betrekking heeft op "althans diens rechtsvoorgangster(s), althans
diens ingeschakelde hulppersonen, zoals incassobureaus en/of
gerechtsdeurwaarders" zal de kantonrechter deze vordering afwijzen, nu niet is
gesteld of gebleken wat de grondslag hiervan is, noch dat er daadwerkelijk
bedragen zijn voldaan aan voormelde personen.
6.3. Hierna zal de kantonrechter de afzonderlijke
vorderingen beoordelen en waar nodig de door Aegon aangehaalde verweren
bespreken.
[J] en [J1]
7. Uit de overgelegde stukken blijkt
dat [J] en [J1] ten
tijde van het afsluiten van de overeenkomst waren
gehuwd.
Bij meergenoemd tussenvonnis is [J1] per abuis
niet in de gelegenheid
gesteld de buitengerechtelijke vernietigingsverklaring
in het geding te brengen.
De onderhavige procedure staat echter niet op zich.
Gelijktijdig met de zaak [A] c.s. is
door de gemachtigde van eisers nog een
zaak tegen Aegon aanhangig gemaakt (XXXX
c.s.), waarbij [J] en [J1] eveneens
eisers zijn. Als productie 1
bij de dagvaarding bevindt zich een afschrift
van de dagvaarding in de zaak XXXX c.s.
tegen Aegon.
In laatstgenoemde
zaak is [J1] wel in de gelegenheid gesteld de
buitengerechtelijke
vemietigingsverklaring in het geding te brengen. Die verklaring heeft [J1]
echter niet overgelegd, zodat die overeenkomst kennelijk niet buitengerechtelijk
is vernietigd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [J1] de onderhavige
overeenkomst ook niet buitengerechtelijk heeft vernietigd.
Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake
kan zijn van rechterlijke vernietiging. Artikel 3: 51 lid 1 BW bepaalt dat een
rechterlijke uitspraak een rechtshandeling vernietigt, doordat de rechter een
beroep in rechte op een vemietigingsgrond aanvaardt. Aan dit beroep zijn geen
vormvereisten gesteld. Niet noodzakelijk is dat dit beroep wordt herhaald in het
petitum van de dagvaarding.
Aegon heeft ten aanzien van het door [J1] gedane
beroep op de vemietigingsgrond van artikel 1: 89 BW aangevoerd dat deze
vordering is verjaard. Zij baseert zich hierbij op het feit dat de verschuldigde
maandtermijnen zijn afgeschreven van een en/of-rekening.
De kantonrechter is van oordeel dat het enkele
feit dat de maandbedragen zouden zijn afgeschreven van een en/of-rekening, niet
aantoont dat [J1] reeds eerder dan 15 februari 2002 (zijnde driejaar voor de dag
der dagvaarding) op de hoogte was van de overeenkomst. Het door Aegon gedane
beroep op verjaring dient naar het oordeel van de kantonrechter dan ook te
falen.
Ten aanzien van [J] en [J1] zal de kantonrechter
derhalve de gevorderde verklaring voor recht dat Aegon wegens vernietiging van
de overeenkomsten aan [J] verschuldigd is alle door [J] in het kader van de
overeenkomsten aan Aegon betaalde bedragen toewijzen. De gevorderde wettelijke
rente daarover zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, nu niet is
gesteld of gebleken dat [J] en [J1] Aegon voorafgaand aan deze procedure in
gebreke hebben gesteld.
[N] en [N1]
8. Ten aanzien van [N] c.s. overweegt
de kantonrechter thans als volgt.
[N] en [N1] hebben aangetoond dat zij ten
tijde van het sluiten van de overeenkomsten gehuwd waren. De stelling van Aegon
dat uit de overgelegde akte niet blijkt dat [N] en [N1] ten tijde van het
sluiten nog steeds gehuwd waren, gaat niet op. Feiten die betrekking hebben op
de huwelijkssituatie, dienen op de huwelijksakte te worden toegevoegd. Nu dit
niet is gebeurd, levert de akte bewijs op van het feit dat de huwelijkssituatie
niet is gewijzigd en derhalve dat [N] en [N1] ten tijde van het aangaan van de
overeenkomsten waren gehuwd.
Dit betekent dat [N1] de overeenkomsten had
kunnen vernietigen wegens het ontbreken van haar toestemming. De gevraagde
buitengerechtelijke vemietigingsverklaring heeft [N1] echter niet overgelegd,
zodat de kantonrechter er vanuit dient te gaan dat [N1] de overeenkomst niet
buitengerechtelijk heeft vernietigd. Vervolgens is de vraag aan de orde of er
sprake kan zijn van rechterlijke vernietiging. Artikel 3: 51 lid 1 BW bepaalt
dat een rechterlijke uitspraak een rechtshandeling vernietigt, doordat de
rechter een beroep in rechte op een vemietigingsgrond aanvaardt. Aan dit beroep
zijn geen vormvereisten gesteld. Niet noodzakelijk is dat dit beroep wordt
herhaald in het petitum van de dagvaarding.
Nu Aegon geen beroep heeft gedaan
op verjaring, zal de kantonrechter ten aanzien van [N] c.s. de gevorderde
verklaring voor recht dat Aegon wegens vernietiging van de overeenkomsten aan
[N] verschuldigd is alle door [N] in het kader van de overeenkomsten aan Aegon
betaalde bedragen toewijzen. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden
toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, nu niet is gesteld of gebleken dat [N]
c.s. Aegon voorafgaand aan deze procedure in gebreke hebben
gesteld.
De overige eisen (behalve [U] en
[U1])
Zoals reeds in het tussenvonnis van 3 april 2007
is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat Aegon niet (voldoende) heeft
gewaarschuwd tegen het aan de Vliegwielproducten verbonden specifieke risico en
heeft Aegon zich er niet van vergewist dat eisers zich van dit risico bewust
waren. Hierdoor heeft Aegon jegens eisers niet de bijzondere zorg betracht
waartoe zij als professioneel en op het terrein van aandelenlease als bij
uitstek deskundige was gehouden. Deze schending heeft plaatsgevonden in de
precontractuele fase, zodat geoordeeld moet worden dat Aegon onrechtmatig jegens
eisers heeft gehandeld.
Het voorgaande leidt tot de vraag of er schade is
geleden en zo ja, of deze in causaal verband staat tot het onrechtmatig
handelen.
Vast staat dat er door eisers rente is betaald en dat er een
restschuld is of (mogelijk) zal zijn. Het totaal van deze betaalde inleg en een
(eventueel) verschuldigde restsom is het nadeel als gevolg van het aangaan van
de overeenkomsten.
De vraag of de overeenkomsten ook zouden zijn aangegaan,
en het nadeel zou zijn geleden, indien Aegon wèl aan haar zorgplicht had
voldaan, kan achteraf niet meer met zekerheid worden beantwoord. Derhalve zal
moeten worden vastgesteld wat de kans is dat de onderhavige lease-overeenkomsten
ook bij afdoende nakoming van de zorgplicht door Aegon tot stand zouden zijn
gekomen. Indien die kans als zeer groot moet worden aangemerkt, zal Aegon niet
aansprakelijk gehouden kunnen worden voor het door de cliënt geleden nadeel.
Indien die kans als zeer klein moet worden aangemerkt, zal Aegon het door de
cliënt geleden nadeel dienen te vergoeden. Ten aanzien van tussen beide
uitersten gelegen gevallen is het, mede gelet op de aan de artikelen 6:99, 101
en 248 BW ten grondslag liggende uitgangspunten, naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid -onaanvaardbaar om Aegon onverkort alle
nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Aegon komende nadeel te
worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting
berustende, mate waarin aan de cliënt toe te rekenen omstandigheden tot diens
nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist
in haar arrest van HR 31 maart 2006, RvdW 2006, 328. Een en ander zal tot
uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven
van redelijkheid en -billijkheid.
Zoals reeds in rechtsoverweging 11.1 van het
tussenvonnis van 3 april 2007 is overwogen is de door eisers geleden schade mede
het gevolg van een omstandigheid die henzelf kan worden toegerekend. Eisers
hebben positief gereageerd door het insturen van het aanmeldingsformulier. Aegon
heeft daarop een overeenkomst ter tekening aan eisers toegestuurd. Die
toezending verplichtte eisers nog tot niets en in ieder geval hadden zij nog
tijd om de documentatie te bestuderen en om Aegon eventueel om opheldering te
vragen in geval van onduidelijkheden. Eisers hebben vervolgens zelf de
overeenkomst, die hen onder meer verplichtte om ineens of in maandelijkse
termijnen de rente aan Aegon te voldoen, getekend aan Aegon geretourneerd. De
omstandigheid dat beleggingen risico's met zich meebrengen dient als een
algemeen erkend feit te worden beschouwd. Dit feit had ook eisers bekend moeten
zijn. Voor zover deze wetenschap niet aanwezig was of werd verdrongen door de
behoefte om winst te maken, dient dit voor rekening en risico van eisers te
blijven.
Alles afwegende komt de kantonrechter tot de
volgende verdeling van het totale nadeel.
De door eisers betaalde bedragen
ter zake rente dienen naar het oordeel van de kantonrechter
geheel voor
rekening en risico van eisers te blijven.
Dit brengt met zich mee dat de
vorderingen van eisers om te verklaren voor recht dat Aegon
aan eisers
verschuldigd is alle door eisers in het kader van de overeenkomsten aan
Aegon
betaalde bedragen, zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de (mogelijke) restschuld, dient
een onderscheid te worden gemaakt tussen [L] en de overige eisers.
Ten aanzien van [L] overweegt de kantonrechter
dat de restschuld voor 25% voor rekening van [L] dient te komen en voor 75% voor
risico en rekening van Aegon te blijven. Hierbij acht de kantonrechter met name
van belang dat [L] in het verleden aandelenleaseovereenkomsten is aangegaan en
na tussentijdse beëindiging met winst heeft beëindigd, zodat hij in zekere mate
bekend kon zijn met de constructie van de
aandelenleaseovereenkomst.
Voor de overige eisers geldt dat de (eventuele)
restschuld - die in een aantal gevallen pas vast komt te staan bij het
beëindigen van de overeenkomst - als zijnde schade veroorzaakt door het
onrechtmatig handelen van Aegon volledig voor risico en rekening van Aegon dient
te blijven.
Aangezien [E] en [S] hun restschuld reeds hebben voldaan, zal
voor recht worden verklaard dat Aegon deze bedragen aan [E] en [S] dient terug
te betalen.
Proceskosten
10. Nu beide partijen deels in het
(on)gelijk zullen worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd,
in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
[U] en [U1]
11. Zoals reeds in het tussenvonnis is
overwogen zal Aegon worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [U] en
[U1].
Beslissing
De
kantonrechter:
verklaart voor recht dat Aegon wegens
vernietiging van de Rendements Vliegwielovereenkomst tussen Aegon en [J] aan [J]
verschuldigd is alle door [J] in het kader van deze overeenkomst aan Aegon
betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 15
februari 2005, zijnde de dag der dagvaarding:
verklaart voor recht dat Aegon wegens
vernietiging van de Optimum Koopsom Vliegwielovereenkomsten tussen Aegon en [N]
aan [N] verschuldigd is alle door [N] in het kader van deze overeenkomst aan
Aegon betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 15
februari 2005, zijnde de dag der dagvaarding;
verklaart voor recht dat Aegon wegens
onrechtmatig handelen jegens [E] bij het tot stand komen van de Koopsom
Vliegwielovereenkomst aan [E] verschuldigd is de door [E] aan Aegon betaalde
restschuld, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van
voldoening;
verklaart voor recht dat Aegon wegens
onrechtmatig handelen jegens [S] bij het tot stand komen van de Koopsom
Vliegwielovereenkomst aan [S] verschuldigd is de door [S] aan Aegon betaalde
restschuld, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van
voldoening;
verstaat dat ten aanzien van [L] 75% van de
restschuld voortvloeiend uit de in het geding zijnde overeenkomst voor rekening
van Aegon dient te blijven;
verstaat dat ten aanzien van de overige eisers de
(eventuele) restschuld voortvloeiend uit de in het geding zijnde overeenkomsten
- welke restschuld in een aantal gevallen pas vast komt te staan bij het
beëindigen van de overeenkomst - volledig voor rekening van Aegon dient te
blijven.
compenseert de proceskosten tussen voornoemde
eisers en Aegon in die zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt;
veroordeelt Aegon in de proceskosten aan de zijde
van [U] en [U1], tot op heden begroot op € 600.-- wegens salaris
gemachtigde.
wijst af het meer of anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2007
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL