Vonnis d. d. 24 augustus 2005
inzake
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP DEXIA BANKNEDERLAND
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde J.L.G. Jeukens te
Heerlen,
tegen
[X],
gedaagde partij in conventie,
eisende partijen in reconventie,
gemachtigde
rolgemachtigde
VERLOOP VAN DE
PROCEDURE:
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 19 januari
2005, bij de inhoud waarvan de
kantonrechter volhardt.
Vervolgens hebben partijen de volgende processtukken
ingediend:
- conclusie van antwoord in conventie/eis in
reconventie
- conclusie van repliek tevens akte voorwaardelijke
wijziging van eis in conventie/
antwoord in
reconventie
- conclusie van dupliek in conventie/repliek in
reconventie
- conclusie van dupliek in reconventie
De inhoud van voormelde stukken en daarbij gevoegde
producties geldt als hier herhaald.
Nadat op een verzoek van Dexia de zaak voor onbepaalde
tijd aan te houden door gedaagde
partijen afwijzend was gereageerd, is vonnis
bepaald waarin de uitspraak is vastgeteld op
heden.
MOTIVERING VAN DE
BESLISSING:
in conventie en
reconventie:
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of
onvoldoende betwist staat tussen partijen; voor
zover hier van belang, het
volgende vast:
Op af omstreeks 18 mei 2000 heeft [X] met de
rechtsvoorgangster van Dexia, Bank
Labouchère NV h.o.d.n. Legio-Lease (hierna
ook: de bank) een schriftelijke overeenkomst
gesloten genaamd
WinstVerDriedubbelaar, genummerd 74......, met betrekking tot door
de bank op
17 mei 2000 gekochte aandelen ABN AMRO, Ahold en ING. De overeenkomst
is
aangegaan voor de duur van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdag van
de
aandelen. Ten tijde van het sluiten van de lease-overeen was [X] al
gehuwd
met zijn echtgenote. Zij heeft noch de overeenkomst (mede)ondertekend
noch hiermee
schriftelijk ingestemd. Bij brief van 11 februari 2003 heeft die
echtgenote buitengerechtelijk
een beroep op de vernietigbaarheid van de
overeenkomst gedaan. Dexia heeft dit beroep niet
aanvaard. Naar aanleiding
van de verkoop van de effecten heeft [X] van Dexia
een eindafrekening
ontvangen, die resulteert in een alsnog door hem te betalen bedrag van
€
11.065,60.
2. Het standpunt van Dexia:
In conventie vordert Dexia veroordeling van [X] bij
vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, tot betaling van de eindafrekening van €
11.065,60,vermeerderd met de
contractuele rente van 0,96% per maand vanaf 19
mei 2003 en incassokosten, vermeerderd
met BTW.
Voor het geval de primaire en/of subsidiaire vordering
in reconventie van [X] wordt
toegewezen vordert Dexia bij wege van
eisvermeerdering tevens diens veroordeling bij
vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen
de
aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten
minus de waarde
van bedoelde effecten op de datum van gehele of gedeeltelijke
vernietiging of ontbinding van
de overeenkomst althans de datum van de
verkoop van deze effecten.
In reconventie concludeert Dexia tot afwijzing van de
door [X] ingestelde
vorderingen.
Voor de gronden van de vorderingen en van de verweren
wordt verwezen naar de inleidende
dagvaarding en de door partijen genomen
conclusies, waarop hierna voor zoveel nodig wordt
teruggekomen.
3. Het standpunt van [X]
In conventie stelt [X] dat hij niet gehouden is de
restschuld te betalen, omdat de
overeenkomst nietig is als gevolg van het bij
brief van 11 februari 2003 door zijn echtgenote
gedane buitengerechtelijk
beroep op de vernietigbaarheid hiervan. Daarnaast heeft die
echtgenote
zelfstandig in deze procedure een vordering ingesteld ter verkrijging van
een
verklaring voor recht inhoudende dat de lease-overeenkomst rechtsgeldig
door haar is
vernietigd.
Toewijzing van de bij wege van eisvermeerdering
ingestelde voorwaardelijke vordering is
naar zijn mening niet aan de
orde.
In reconventie vordert [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad,
- primair op grond van de vernietiging van de overeenkomst
veroordeling van Dexia om
€ 4.105,44 met de wettelijke rente
hierover vanaf 25 februari 2003 aan hem te betalen;
- subsidiair te
verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst nietig is wegens strijd
met
bepalingen van de Wet op bet consumentenkrediet met
veroordeling van Dexia tot
bovenomschreven betaling;
-
voorwaardelijk meer subsidiair de lease-overeenkomst te ontbinden en Dexia
te
veroordelen tot bovenomschreven betaling.
De echtgenote van [X] heeft vergelijkbare vorderingen
ingesteld.
Daarnaast heeft [X] gevorderd Dexia te veroordelen tot
verwijdering van de
meldingen betreffende de lease-overeenkomst bij het
Bureau Krediet Registratie te Tiel
binnen vijf dagen na betekening van het
ten deze te wijzen vonnis, onder verbeurte van een
dwangsom ad € 100,= door
de Bank aan [X] te voldoen voor elke dag dat de
verwijdering van de meldingen
uitblijft na genoemd tijdstip.
Voor de gronden van de vorderingen en de verweren wordt
verwezen naar de conclusies van
antwoord in conventie/eis in reconventie en
dupliek in conventie/repliek in reconventie,
waarop hierna voor zoveel nodig
wordt teruggekomen.
4 De beoordeling
4.1 Tegen de voorwaardelijke vermeerdering van eis heeft
[X] geen bezwaar als
bedoeld in artikel 130 Rv gemaakt. Omdat de
vermeerdering niet in strijd met de eisen van
een goede procesorde wordt
geoordeeld, is er geen reden deze ambtshalve buiten
beschouwing te
laten.
4.2 Zoals de rechtbank reeds eerder heeft uitgemaakt
kwalificeert zij de onderhavige
overeenkomst als een overeenkomst huurkoop,
voor het aangaan waarvan de echtgenoot op
grond van artikel 1:88 lid 1 sub d
jo lid 3 BW de schriftelijke toestemming behoeft van de
andere
echtgenoot
4.3 Tussen partijen staat vast dat de echtgenote van [X]
de lease-overeenkomst noch
heeft (mede)ondertekend noch aan hem schriftelijke
toestemming tot het sluiten daarvan
heeft gegeven. Nu gesteld noch gebleken
is dat de aandelen kennelijk uitsluitend of
hoofdzakelijk ten behoeve van de
normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf strekken,
leidt dit tot de
slotsom dat het beroep van zijn echtgenote op de vernietigingsgrond
als
bedoeld in artikelen 88 lid 1 sub d jo 89 lid 1 BW doel treft en de
lease-overeenkomst
sedertdien met terugwerkende kracht jegens een ieder als
nietig is aan te merken.
Uitgangpunt is dan dat de rechtsverhouding tussen
partijen wordt hersteld in de staat,
waarin deze vóór het aangaan van de
lease-overeenkomst was. [X] heeft daarom in
het kader daarvan zonder
rechtsgrond € 4.105,44 betaald, zodat hij krachtens artikel 6:203
leden 1 en
2 BW jegens Dexia aanspraak heeft op teruggave van een gelijk bedrag en
voorts
niet tot verdere betalingen jegens haar gehouden is.
Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de
voorwaarden als genoemd in artikel 6:278
BW, verdragen de gevolgen van dat
artikel zich niet met de bij artikel 6:88 BW beoogde
bescherming van de
echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor
evenmin
toestemming heeft gegeven. Dat pas een beroep op de nietigheid is gedaan nadat
de
koersverliezen waren opgetreden, doet daaran niet af nu deze verliezen
behoren tot de
omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep
op voormelde beschenning.
4.4 Bovenstaand leidt tot de slotsom dat in conventie de
vorderingen behoren te worden
afgewezen en in reconventie de primaire
vordering en de nevenvordering toewijsbaar zijn
zodat de overige vorderingen
en verweren, ook die van de echtgenote van [X], in
het midden kunnen worden
gelaten. Voor het achterwege laten van een uitvoerbaar
bij
voorraad-verklaring, zoals door Dexia verzocht, worden geen termen
aanwezig geacht.
Aan de aan de nevenvordering verbonden dwangsom zal de
kantonrechter een maximum van
€ 5.000,=verbinden.
4.5 Dexia dient als in het ongelijk gestelde partij in
de proceskosten in conventie en in
reconventie te worden
veroordeeld.
BESLISSING:
in conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [X] gerezen
proceskosten, welke
proceskosten worden begroot op € 540,= als salaris
gemachtigde;
in reconventie:
veroordeelt Dexia om tegen bewijs van kwijting aan [X] €
4.105,44 te betalen met
de wettelijke rente hierover vanaf 25 februari 2003
tot de dag van voldoening;
veroordeelt Dexia tot verwijdering van de meldingen
betreffende de lease-overeenkomst bij
het Bureau Krediet Registratie te Tiel
binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te
wijzen vonnis, onder
verbeurte van een dwangsom ad € 100,= door de Bank aan [X]
te voldoen voor
elke dag dat de verwijdering van de meldingen na genoemd tijdstip
uitblijft,
met een maximum van € 5.000,=
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [X] gerezen
proceskosten, welke worden
begroot op € 225,= salaris
gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij
voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P.J .M. Bruijnzeels, kantonrechter, en op 24
augustus 2005
uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL