Het gebruik maken van deze uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

VONNIS
 
RECHTBANK MAASTRICHT
 
Sector Kanton
 
Locatie Maastricht
 
zaakno: 173386 CV EXPL 04-3339
typ: PB
coll
 

Vonnis d. d. 24 augustus 2005
 
inzake
 
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP DEXIA BANKNEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde J.L.G. Jeukens te Heerlen,
 
tegen
 
[X],
gedaagde partij in conventie, eisende partijen in reconventie,
gemachtigde
rolgemachtigde
 

VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
 
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 19 januari 2005, bij de inhoud waarvan de
kantonrechter volhardt.
 
Vervolgens hebben partijen de volgende processtukken ingediend:
-  conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie
-  conclusie van repliek tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie/
   antwoord in reconventie
-  conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie
-  conclusie van dupliek in reconventie
 
De inhoud van voormelde stukken en daarbij gevoegde producties geldt als hier herhaald.
 
Nadat op een verzoek van Dexia de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden door gedaagde
partijen afwijzend was gereageerd, is vonnis bepaald waarin de uitspraak is vastgeteld op
heden.
 
MOTIVERING VAN DE BESLISSING:
 
in conventie en reconventie:
 
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staat tussen partijen; voor
zover hier van belang, het volgende vast:
 
Op af omstreeks 18 mei 2000 heeft [X] met de rechtsvoorgangster van Dexia, Bank
Labouchère NV h.o.d.n. Legio-Lease (hierna ook: de bank) een schriftelijke overeenkomst
gesloten genaamd WinstVerDriedubbelaar, genummerd 74......, met betrekking tot door
de bank op 17 mei 2000 gekochte aandelen ABN AMRO, Ahold en ING. De overeenkomst
is aangegaan voor de duur van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdag van de
aandelen. Ten tijde van het sluiten van de lease-overeen was [X] al gehuwd
met zijn echtgenote. Zij heeft noch de overeenkomst (mede)ondertekend noch hiermee
schriftelijk ingestemd. Bij brief van 11 februari 2003 heeft die echtgenote buitengerechtelijk
een beroep op de vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan. Dexia heeft dit beroep niet
aanvaard. Naar aanleiding van de verkoop van de effecten heeft [X] van Dexia
een eindafrekening ontvangen, die resulteert in een alsnog door hem te betalen bedrag van
€ 11.065,60.
 
2. Het standpunt van Dexia:
 
In conventie vordert Dexia veroordeling van [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, tot betaling van de eindafrekening van € 11.065,60,vermeerderd met de
contractuele rente van 0,96% per maand vanaf 19 mei 2003 en incassokosten, vermeerderd
met BTW.
 
Voor het geval de primaire en/of subsidiaire vordering in reconventie van [X] wordt
toegewezen vordert Dexia bij wege van eisvermeerdering tevens diens veroordeling bij
vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde
van bedoelde effecten op de datum van gehele of gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van
de overeenkomst althans de datum van de verkoop van deze effecten.
 
In reconventie concludeert Dexia tot afwijzing van de door [X] ingestelde
vorderingen.
 
Voor de gronden van de vorderingen en van de verweren wordt verwezen naar de inleidende
dagvaarding en de door partijen genomen conclusies, waarop hierna voor zoveel nodig wordt
teruggekomen.
 
3. Het standpunt van [X]
 
In conventie stelt [X] dat hij niet gehouden is de restschuld te betalen, omdat de
overeenkomst nietig is als gevolg van het bij brief van 11 februari 2003 door zijn echtgenote
gedane buitengerechtelijk beroep op de vernietigbaarheid hiervan. Daarnaast heeft die
echtgenote zelfstandig in deze procedure een vordering ingesteld ter verkrijging van een
verklaring voor recht inhoudende dat de lease-overeenkomst rechtsgeldig door haar is
vernietigd.
Toewijzing van de bij wege van eisvermeerdering ingestelde voorwaardelijke vordering is
naar zijn mening niet aan de orde.
 
In reconventie vordert [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
-  primair op grond van de vernietiging van de overeenkomst veroordeling van Dexia om
   € 4.105,44 met de wettelijke rente hierover vanaf 25 februari 2003 aan hem te betalen;
-  subsidiair te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst nietig is wegens strijd met
   bepalingen van de Wet op bet consumentenkrediet met veroordeling van Dexia tot
   bovenomschreven betaling;
-  voorwaardelijk meer subsidiair de lease-overeenkomst te ontbinden en Dexia te
   veroordelen tot bovenomschreven betaling.
 
De echtgenote van [X] heeft vergelijkbare vorderingen ingesteld.
 
Daarnaast heeft [X] gevorderd Dexia te veroordelen tot verwijdering van de
meldingen betreffende de lease-overeenkomst bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel
binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, onder verbeurte van een
dwangsom ad € 100,= door de Bank aan [X] te voldoen voor elke dag dat de
verwijdering van de meldingen uitblijft na genoemd tijdstip.
 
Voor de gronden van de vorderingen en de verweren wordt verwezen naar de conclusies van
antwoord in conventie/eis in reconventie en dupliek in conventie/repliek in reconventie,
waarop hierna voor zoveel nodig wordt teruggekomen.
 

4 De beoordeling
 
4.1 Tegen de voorwaardelijke vermeerdering van eis heeft [X] geen bezwaar als
bedoeld in artikel 130 Rv gemaakt. Omdat de vermeerdering niet in strijd met de eisen van
een goede procesorde wordt geoordeeld, is er geen reden deze ambtshalve buiten
beschouwing te laten.
 
4.2 Zoals de rechtbank reeds eerder heeft uitgemaakt kwalificeert zij de onderhavige
overeenkomst als een overeenkomst huurkoop, voor het aangaan waarvan de echtgenoot op
grond van artikel 1:88 lid 1 sub d jo lid 3 BW de schriftelijke toestemming behoeft van de
andere echtgenoot
 
4.3 Tussen partijen staat vast dat de echtgenote van [X] de lease-overeenkomst noch
heeft (mede)ondertekend noch aan hem schriftelijke toestemming tot het sluiten daarvan
heeft gegeven. Nu gesteld noch gebleken is dat de aandelen kennelijk uitsluitend of
hoofdzakelijk ten behoeve van de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf strekken,
leidt dit tot de slotsom dat het beroep van zijn echtgenote op de vernietigingsgrond als
bedoeld in artikelen 88 lid 1 sub d jo 89 lid 1 BW doel treft en de lease-overeenkomst
sedertdien met terugwerkende kracht jegens een ieder als nietig is aan te merken.
 
Uitgangpunt is dan dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt hersteld in de staat,
waarin deze vóór het aangaan van de lease-overeenkomst was. [X] heeft daarom in
het kader daarvan zonder rechtsgrond € 4.105,44 betaald, zodat hij krachtens artikel 6:203
leden 1 en 2 BW jegens Dexia aanspraak heeft op teruggave van een gelijk bedrag en voorts
niet tot verdere betalingen jegens haar gehouden is.
 
Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 6:278
BW, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de bij artikel 6:88 BW beoogde
bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor
evenmin toestemming heeft gegeven. Dat pas een beroep op de nietigheid is gedaan nadat de
koersverliezen waren opgetreden, doet daaran niet af nu deze verliezen behoren tot de
omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op voormelde beschenning.
 
4.4 Bovenstaand leidt tot de slotsom dat in conventie de vorderingen behoren te worden
afgewezen en in reconventie de primaire vordering en de nevenvordering toewijsbaar zijn
zodat de overige vorderingen en verweren, ook die van de echtgenote van [X], in
het midden kunnen worden gelaten. Voor het achterwege laten van een uitvoerbaar bij
voorraad-verklaring, zoals door Dexia verzocht, worden geen termen aanwezig geacht.
Aan de aan de nevenvordering verbonden dwangsom zal de kantonrechter een maximum van
€ 5.000,=verbinden.
 
4.5 Dexia dient als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in
reconventie te worden veroordeeld.
 

BESLISSING:
 
in conventie:
 
wijst de vordering af;
 
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [X] gerezen proceskosten, welke
proceskosten worden begroot op € 540,= als salaris gemachtigde;
 
in reconventie:
 
veroordeelt Dexia om tegen bewijs van kwijting aan [X] € 4.105,44 te betalen met
de wettelijke rente hierover vanaf 25 februari 2003 tot de dag van voldoening;
 
veroordeelt Dexia tot verwijdering van de meldingen betreffende de lease-overeenkomst bij
het Bureau Krediet Registratie te Tiel binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te
wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom ad € 100,= door de Bank aan [X]
te voldoen voor elke dag dat de verwijdering van de meldingen na genoemd tijdstip uitblijft,
met een maximum van € 5.000,=
 
veroordeelt Dexia in de aan de zijde van [X] gerezen proceskosten, welke worden
begroot op € 225,= salaris gemachtigde;
 
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 
wijst af het meer of anders gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. P.J .M. Bruijnzeels, kantonrechter, en op 24 augustus 2005
uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL