reclame code
commissie
college van beroep
Dossier 1362/05.0083
Beslissing van het College van
Beroep
In het appel van : Wagner & Partners B.V,
gevestigd te Rotterdam, appellante.
Tegen:
: de beslissing van de Reclame Code Commissie d.d. 24
maart
2005.
Geïntimeerde : [X],
wonende te [woonplaats].
1. De procedure
Namens appellante (hierna ook: Wagner) heeft
mr W.P. den Hertog, advocaat, tijdig
beroep ingesteld tegen de aan deze
uitspraak gehechte beslissing van de Reclame .
Code Commissie (hierna: de
Commissie). Aan deze beslissing was in kopie de
gewraakte reclame-uiting
gehecht, doch niet in de juiste volgorde van pagina's. De
juiste volgorde is
die, zoals aangehouden in de aan deze beslissing gehechte kopie
van de
uiting.
Geïntimeerde (hierna ook: [X]) heeft op het
appelschrift gereageerd.
Het College van Beroep (hierna: het College)
heeft de zaak behandeld in zijn
vergadering van 8 juni 2005.
Namens Wagner
verscheen H. Wagner, bijgestaan door mr Den Hertog
voornoemd.
[X] maakte
geen gebruik van de mogelijkheid de zaak ter vergadering toe
te
lichten.
Desgevraagd deelden partijen (telefonisch) mee geen bezwaar te
hebben tegen de
behandeling van de zaak door een, tengevolge van onvoorziene
omstandigheden,
uit vier leden bestaand College.
2. De grieven
Deze kunnen als volgt worden
samengevat.
I.
Ten onrechte heeft de Commissie Wagner
verantwoordelijk geacht voorde uiting.
Zoals in de brochure vermeld, is niet Wagner maar
Aegon de producent van het
aangeprezen product. Wagner is adviseur en
tussenpersoon. Het verstrekken van
de brochure door Wagner betreft een
contractueel verplichte handeling in het kader
van de bemiddeling door Wagner
voor Aegons producten.
Aan het bovenstaande doet niet af dat de naam van
Wagner op de voor- en
achterpagina van de brochure is vermeld, dat
geïnteresseerden wordt verzocht
contact op te nemen met Wagner en dat een
gedeelte van de brochure is gewijd
aan Wagner. Het toesnijden van een
algemene brochure op een specifieke
tussenpersoon is, ook in andere branches,
niet ongebruikelijk.
De klacht moet jegens Wagner niet-ontvankelijk worden
verklaard.
II.
Met het oordeel dat in de brochure een te
rooskleurig beeld wordt geschetst van het
te behalen rendement en dat de aan
deelname verbonden risico's onvoldoende
worden belicht, heeft de Commissie
een te strikte maatstaf aangelegd.
Een reclame-uiting is uit haar aard wervend. Dat
de positieve elementen in een
groter lettercorps zijn weergegeven, betekent
niet dat de rest van de brochure niet
duidelijk of volledig is. De uiting
bevat, in hetzelfde lettercorps als de overige tekst,
diverse waarschuwingen.
Voorts. is sprake van "voorfinanciering", rentebetaling
voor die financiering
en een "break even point". Ten onrechte verwijt de Commissie
Wagner dat in
het rekenvoorbeeld in de brochure alleen gevallen van
koersstijgingen en een
"break even" situatie worden getoond en dat geen aandacht
wordt besteed aan
koersdalingen. Het komt Wagner voor dat het de gemiddeld
geïnformeerde,
omzichtige en oplettende consument duidelijk is dat men onder het
omslagpunt
verlies maakt en dat naarmate dat verlies groter wordt de waarde van
het
pakket aandelen niet meer voldoende zal zijn om terugbetaling van de lening
te
dekken.
Wagner wijst er nog op dat de brochure niet op zichzelf werd
gebruikt maar als
hulpmiddel bij persoonlijke advisering. Ook wat betreft de
"grote financiële risico's"
die - naar de Commissie heeft overwogen - aan het
product "(kunnen) zijn
verbonden", is van belang dat Wagner niet bemiddelt
voor losse financiële
producten zoals aandelenleasing, maar dat ieder product
deel uitmaakt van een
algemeen financieel plan, waardoor tegenvallende
resultaten aan de ene kant
kunnen worden goedgemaakt aan de andere
kant.
3. Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd
weersproken.
4. De mondelinqe behandelinq
Mr Den Hertog licht het standpunt van Wagner
nader toe. Hij verwijst daarbij naar
uitspraken van de Commissie en het
College van Beroep met betrekking tot het
product SprintPlan van Spaarbeleg.
Waar aanvankelijk, in 2001 en 2003 door de
Commissie werd geoordeeld dat in
de desbetreffende reclame-uitingen voldoende
duidelijk werd gewezen op de aan
het product verbonden risico's, oordeelde het
College vanaf 2003
tegengesteld. Ook in de gewone rechtspraak en bij bijvoorbeeld
de DSI is,
nadat de markten begin deze eeuw omsloegen, een duidelijke kentering
te zien
ten gunste van de gedupeerde belegger.
De vraag is gerechtvaardigd of de
normen van 2005 mogen worden gehanteerd
voor een reclame-uiting uit 2000,
zoals de onderhavige.
5. Het oordeel van het
College
Ten aanzien van de verschillende grieven
overweegt het College het volgende.
Ad I.
Deze grief kan niet slagen.
Op de op
één na laatste pagina van de gewraakte brochure, met als onderwerp
het
product "Box+ Beleggen", is vermeld: "Wagner & Partners heeft Box+
Beleggen"
ontwikkeld in samenwerking met de gerenommeerde
verzekeringsmaatschappij
AEGON". Op dezelfde pagina wordt voor meer
informatie verwezen naar "de
specialisten van Wagner & Partners".
Ook
gezien andere onderdelen van de brochure kan niet anders worden
geoordeeld
dandat Wagner verantwoordelijk moet worden gehouden voor de inhoud
daarvan.
Behalve dat uitsluitend haar naam en niet die van AEGON op de voor-
en
achterzijde zijn vermeld, wordt op pagina 1 onder de aanhef "In korte tijd
een hoge
opbrengst!" op wervende wijze ingegaan op de diensten en producten
van Wagner
en staat onderaan de pagina's 2 en 3, die geheel gewijd zijn aan
het product "Box+
Beleggen", groot gedrukt: "Wagner & Partners: uw
financiële wensen worden
realiteit".
Ad II.
Het College deelt het oordeel van de
Commissie dat in de gewraakte brochure de
risico's, verbonden aan het product
Box+ beleggen, onvoldoende worden belicht.
Met name komt, zeker gelet op de
wijze waarop de voordelen van Box+ Beleggen
worden benadrukt, onvoldoende tot
uitdrukking dat deelnemers in geval van een
koersstijging lager dan 3,7% c.q.
een koersdaling, na 5 jaar in principe nog enig
bedrag verschuldigd zijn
bovenop de eenmalige storting bij aanvang. Van de
gemiddelde, niet in
beleggingen ervaren consument, kan redelijkerwijs niet worden
verwacht dat
hij met dit risico, zonder daarop uitdrukkelijk te zijn gewezen,
rekening
houdt.
De stelling dat de brochure niet op zichzelf werd gebruikt
ma9rals hulpmiddel bij
persoonlijke advisering leidt niet tot een ander
oordeel. Gezien haar vorm en inhoud
dient de brochure te worden aangemerkt
als een op zichzelf staande reclame-uiting
in de zin van artikel 1 van de
Nederlandse Reclame Code (NRC) en .als zodanig
dient de brochure zelf te
voldoen aan de NRC.
Dat na 2000, het jaar waarin de brochure is gebruikt, een
kentering zou zijn
opgetreden in de rechtspraak omtrent reclame-uitingen voor
bepaalde
beleggingsproducten, en wel ten gunste van de gedupeerde belegger en
dat
voordien de opvatting zou zijn geweest dat de belegger "maar had
moeten
uitkijken", doet niet aan het oordeel van het College af. Zij het met
inachtneming
van eerdere beslissingen, beoordelen de Commissie en het College
van geval tot
geval of een reclame-uiting al dan niet in overeenstemming is
met de NRC.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt
beslist.
6. De beslissing
Het College bevestigt de beslissing van de
Commissie.
De
voorzitter De
secretaris
mr J.M.
Vrakking
mr J.H.M. Borret-Bouritius
Gewezen door mr J.M. Vrakking, voorzitter, mr P.
van der Chijs en J. Rademaker, leden en
mr J.H.M. Borret-Bouritius,
plaatsvervangend lid en secretaris.