Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 359970-CU-04-4964 WH
vonnis d.d. 5 december
2007
inzake
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen
Dexia,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in
reconventie,
gemachtigde: mr. F.R. H. van der Leeuw,
tegen:
1.
[X],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen
[X],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in
reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk.
2.
[Y],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen
[Y],
gevoegde partij aan de zijde van [X] in conventie en in
reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk.
1. Het verdere verloop
van de procedure
In conventie en in
reconventie
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis
van 10 oktober 2007.
Ingevolge dat vonnis hebben [X] en [Y] een akte genomen
waarop Dexia
schriftelijk heeft gereageerd.
2. De verdere
beoordeling
2.1 De kantonrechter volhard en
verwijst naar het tussenvonnis van 10 oktober 2007 (hierna: het tussenvonnis).
De kantonrechter merkt echter op dat in punt 3.4 en 3.5 van het tussenvonnis ten
onrechte de term [X] c.s. wordt gebruikt. Waar [X] c.s. staat in deze
overwegingen moet staan [X]. [Y] heeft zich immers gevoegd in het onderhavige
geschil, zij heeft afgezien van tussenkomst en kan derhalve geen vordering tegen
Dexia instellen.
2.2 Bij tussenvonnis van 10 oktober
2007 heeft de kantonrechter [X] en [Y] in de gelegenheid gesteld om bij akte
bewijs te overleggen van de stelling dat zij ten tijde van het stuiten van de
overeenkomst met Dexia met elkaar gehuwd waren. [X] en [Y] hebben vervolgens bij
akte een afschrift van de aantekening in het huwelijksregister van 27 oktober
1976 en een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
overgelegd.
2.3 Dexia heeft bij antwoordakte
aangevoerd dat de door [X] en [Y] overgelegde stukken geen bewijs opleveren van
het bestaan van een huwelijk op moment dat [X] de overeenkomst met Dexia is
aangegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [X] en [Y] door
overlegging van de stukken voldoende aangetoond dat zij ten tijde van het
sluiten van de overeenkomst met elkaar gehuwd waren. Niet gesteld noch gebleken
is dat het huwelijk van [X] en [Y] tussen de aantekening in het
huwelijksregister van 27 oktober 1976 en 15 oktober 2007, de datum van het
overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
tussentijds zou zijn verbroken. Derhalve is voldoende komen vast te staan dat
[X] en [Y] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met elkaar gehuwd
waren.
2.4 Zoals reeds overwogen in het
tussenvonnis moet de overeenkomst die [X] met Dexia is aangegaan worden
gekwalificeerd als een overeenkomst van koop op afbetaling als bedoeld in
artikel 7A:1576 e.v. BW en was voor het aangaan van de overeenkomst toestemming
van de echtgenoot is vereist.
Dat [Y] niet de in casu wettelijk vereiste
schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de overeenkomst,
wordt door Dexia onvoldoende gemotiveerd betwist en staat daarmee in rechte
vast.
2.5 Mede om redenen van
proceseconomie brengt een redelijk wetsuitleg met zich mee dat het [X] vrijstaat
bij wijze van verweer in conventie en in reconventie een beroep te doen op de
rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging door zijn echtgenote. De
vernietiging treft immers rechtstreeks de rechtsverhouding tussen [X] en
Dexia.
2.6 Gelet op het voorgaande komt de
reconventionele vordering tot afgifte van een verklaring voor recht dat de
overeenkomst is vernietigd door [Y] voor toewijzing in aanmerking. De
vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.
De rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties
is met terugwerkende kracht daaraan komen te vervallen. Hetgeen ter uitvoering
van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in
beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij
is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich
bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt
mee dat de aangekochte aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia
niets te vorderen heeft van [X], nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is
aan het ter beschikking gestelde geldbedrag. Voorts dient Dexia de door [X]
betaalde rente als onverschuldigd aan [X] terug te betalen. [X] heeft gesteld
dat hij gedurende 36 maanden € 114,04 per maand en dus in totaal een bedrag van
€ 4.105,44 aan Dexia heeft betaald. Dexia heeft dit niet betwist. Dexia zal
derhalve worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. [X] vordert bij
conclusie van repliek in reconventie wettelijke rente over de maandelijks door
hem gedane betalingen vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele
terugbetaling. De wettelijke rente zal echter worden toegewezen vanaf de datum
dat Dexia in verzuim is. Uit de stukken is niet gebleken dat [X] Dexia voor 18
augustus 2004 (conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) heeft
aangemaand tot betaling op grond van de vernietiging van de overeenkomst door
zijn vrouw. De wettelijke rente zal derhalve worden toegewezen vanaf 18 augustus
2004.
2.7 Het beroep van Dexia op
toepassing van artikel 6:278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval
wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de
gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming
van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin
toestemming heeft gegeven. Dat [Y] de vernietigbaarheid eerst heeft ingeroepen
nadat de koersverliezen waren opgetreden doet daar niet aan af, nu die
koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding
plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde
bescherming.
2.8 Dexia voert aan dat sprake is van
een mogelijk restitutierisico. Het belang van [X] bij het op dit moment
uitvoering geven aan de gevolgen van de nietigheid van de overeenkomst weegt
zwaarder dan het belang van Dexia bij behoud van de bestaande toestand totdat op
een rechtsmiddel is beslist. Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden
verklaard.
2.9 Het voorgaande leidt tot de
conclusie dat de vordering in conventie moet worden afgewezen. De vordering in
reconventie is toewijsbaar als hierna vermeld. Hetgeen partijen verder over en
weer hebben gesteld kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom geen
bespreking meer. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten
van het geding in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
2.10 Bij vonnis van 2 februari 2005 in het
incident is de beslissing omtrent de kosten in het incident aangehouden tot het
vonnis in de hoofdzaak. De proceskosten in het incident zullen worden
gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
In het incident
compenseert de proceskosten in die zin dat
partijen de eigen kosten dragen;
In de hoofdzaak
in conventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure,
tot op heden aan de kant van [X] begroot op € 600,- aan salaris
gemachtigde;
in reconventie
verklaart voor recht dat de overeenkomst op de
voet van artikel 1:89 BW is vernietigd;
veroordeelt Dexia om aan [X] tegen bewijs van
kwijting te betalen een bedrag van € 4.105,44 vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 18 augustus 2004 tot de voldoening;
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure,
tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 300,00 aan salaris
gemachtigde;
in conventie en in reconventie
verder
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad;
wijst af het meer of anders
gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M.
Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier, bij vervoeging,
in het openbaar uitgesproken op 5 december
2007.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL