3.3. Spaarbeleg vordert
-samengevat-:
a. Veroordelingvan [X] tot betaling vnn EUR 1.452,08
vermeerderd met rente;
b. Veroordeling van [Y] tot betaling van EUR 2,722,70
of zoveel meer als zij ten
tijde van het vonnis achterstallig is in de
betaling van de termijnen onder de door
haar afgesloten SprintPlan
vereenkomst vermeerderd met rente;
c. Veroordeling van [X] en [Y] in de
proceskosten.
3.4. [X] en [Y] voeren verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor
zover van belang, nader
ingegaan.
4. De
beoordeling
in conventie
Dwaling
4.1. [X] en [Y] beroepen zich
primair op vernietiging van de overeenkomst
wegens dwaling. Zij stellen in
dit verband dat Spaarbeleg moest begrijpen dat [X]
noch [Y] de overeenkomst
zouden zijn aangegaan indien zij waren voorgelicht omtrent de
bijzondere en
aanzienlijke risico's van de overeenkomsten. Als risico's noemen [X]
en [Y]
uitdrukkelijk dat het SprintPlan voor de deelnemer per saldo verlies oplevert
indien
de gekochte participaties over de contractsperiode minder in waarde
stijgen dan de rente die
de deelnemer voor de lening heeft betaald en dat bij
vervroegde opzegging de kans bestaat
dat een deelnemer een deel van de lening
moet terugbetalen en wel in het geval de waarde
van de participaties op dat
moment gelegen is onder het bedrag van de lening.
Volgens [X] en [Y] hadden
zij geen specifiek doel voor het geld, maar gingen zij er
wel van uit dat zij
iets aan hun deelname aan bet SprintPlan zouden overhouden als
aanvulling op
hun AOW en een klein pensioen. Zij wisten dat er via SprintPlan belegd
werd
in aandelen en zij realiseerden zich dat de aandelen zouden kunnen
dalen. Beide wisten bij
het sluiten van de overeenkomst echter niet dat er
belegd zou worden met geleend geld noch
dat zij hun maandelijks inleg of een
deel daarvan konden kwijt raken. Steeds is gedacht dat
voor de maandelijkse
inleg aandelen werden gekocht. Als de aandelen dus werkelijk
zouden dalen,
zouden zij bijvoorbeeld hebben kunnen besluiten om de aandelen nog maar
een
tijdje te laten staan totdat ze weer zouden stijgen, aldus [X] en
[Y].
4.2. Voor de vraag of [X] en [Y]
verschoonbaar gedwaald bebben ter zake van
de inhoud en strekking van de
overeenkomst is van belang vast te stellen over welke
informatie zij ten
tijde van het sluiten van de overeenkomstbeschikten of
konden
beschikken.
4.3. [X] en [Y] bebben ter
opderbouwing van hun vordering het volgende
gesteld. De overeenkomsten zijn
beide tot stand gekomen via een tussenpersoon van Aegon.
In een gesprek met
[X] en [Y] tezamen heeft die tussenpersoon aan hen deelname
aan het
SprintPlan geadviseerd. Daarbij heeft de tussenpersoon voorgelezen uit een
brochure
van Aegon Bank N.V. De betreffende brochure heeftde tussenpersoon
vervolgens zelf
gehouden. Ook nadien is nimmer schriftelijk
informatiemateriaal van Aegon ontvangen. Bij
[X] noch bij [Y] is op enig
moment de indruk gewekt dat zij een schuld aangingen of
dat zij hun inleg of
een deel daarvan konden kwijtraken. Eerst later hebben [X] en
[Y] zulks
moeten bemerken, aldus [X] en [Y].
4.4. Spaarbeleg verweert zich
met de stelling dat [X] en [Y] op basis van het
door Spaarbeleg verstrekte
informatiemateriaal heeft moeten begrijpen dat het SprintPlan
een
beleggingsproduct is waarbij met geleend geld wordt belegd. Spaarbeleg
verwijst
hiertoe naar haar welkomstpakket welke zij aan [X] en [Y] heeft
verstrekt nadat zij
van ieder het inschrijfformulier had ontvangen. Dit
welkomstpakket bestaat uit een namens
Spaarbeleg ondertekend certificaat, een
exemplaar van de Algemene Voorwaarden, de
Specifieke Bepalingen van het
Spaarbeleg Garantiefonds en een brochure over het
SprintPlan. Spaarbeleg
heeft verklaard in staat te zijn de verzendjng van het
welkomstpakket aan [X]
en [Y] te bewijzen. Zij acht het onaannemelijk dat
[X] en [Y] de brochure
niet hebben ontvangen omdat in de dagvaarding een beroep
wordt gedaan op de
misleidende informatie in de brochure.
Ten slotte stelt Spaarbeleg dat de
risico's van een effectentease-overeenkomst niet alleen uit
voormeld
informatiemateriaal blijken, maar dat zij ook algemeen bekend mogen
worden
verondersteld.
4.5. Gezien de hiervoor
weergegeven standpunten van partijen staat vast dat [X]
en [Y] ieder in ieder
geval beschikten over het inschrijfformulier en de informatie verstrekt
door
de tussenpersoon. Dat [X] en [Y] daarnaast het door Spaarbeleg
gestelde
welkomstpakket (waaronder begrepen een SprintPlan-brochure, het
voormelde certificaat en
algemene voorwaarde) hebben ontvangen, is evenwel
niet gebleken noch aannemelijk
geworden. Immers, [X] en [Y] betwisten zulks
en Spaarbeleg heeft op haar beurt
welliswaar verklaard in staat te zijn de
verzending van het welkomstpakket te bewijzen, doch
heeft eveneens verklaard
de ontvangst daarvan door [X] en [Y] niet te
kunnen
bewijzen.
Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank er bij de beoordeling
vanuit dat [X]
en [Y] hun wil slechts hebben kunnen bepalen op basis van de
inhoud van het
inschrijfformulier en de in aanvulling daarop door de
tussenpersoon verstrekte informatie.
4.6. Uit het inschrijfformulier
blijkt niet dat [X] en [Y] door ondertekening een
lening afsloten om te gaan
beleggen met geleend geld. Evenmin blijkt uit dit formulier dat
het risico
bestond dat zij hun maandelijkse integ of een deel daarvan konden kwijtraken.
Op
ziohzelf is dan ook niet onaannemelijk dat [X] en [Y], gelet op dit
inschrijformulier
en op basis van hun gesprek met de tusssenenpersoon meenden
een beleggingsregeling te
hebben getroffen, die hen een zeker gunstig
rendement na 5 jaar zou opleveren.
4.7. Spaarbeleg heeftniet
gemotiveerd betwist dat de tussnpersoon door het
voorhouden van (delen van)
de brochure en overige mondelinge mededelingen het
SprintPlan als een
beleggingsregeling met een zeker rendement heeft voorgespiegeld. Zij
heeft
volstaan met de kale betwisting, bij gebrek aan wetenscbap,dat de
tussenpersoon
[X] en [Y] onjuist en/of onvolledig zou hebben geďnformeerd
over de
eigenschappen van het SprintPlan. Evenmin heeft zij weersproken dat
de tussenpersoon de
brochure niet aan [X] en [Y] heeft meegegeven. Verder
heeft Sprintplan gesteld dat
de gedragingen van de tussenpersoon niet aan
haar kunnen worden toegerekend.
4.8. Aangezien ervan moeten
worden uitgegaan dat [X] en [Y] voor de
beoordeling van de aard en inhoud van
de overeenkomst slechts beschikten over het
inschrijfformulier, had het op de
weg gelegen van Spaarbeleg om inzichtelijk te maken dat
[X] en [Y] desondanks
moesten hebben begrepen dat zij, door ondertekening van
het
inschrijfformulier, een aandelenlease product aanschaften. Nu zij dit
heeft nagelaten, gaat de
rechtbank uit van hetgeen [X] en [Y] omtrent de
totstandkoming van de
overeenkomst heeft gesteld en staat, gezien hetgeen in
rechtsoverweging 4.6. is overwogen,
vast dat [X] en [Y] op basis van de aan
hen verstrekte informatie hebben gedwaald
over de inhoud en de aard van de
overeenkomst.
4.9. Nu vast staat dat [X] en
[Y] hebben gedwaald over de inhoud en de aard
van de overeenkomst en zij dus
niet wisten dat de overeenkomst een effectenlease betrof,
passeert de
rechtbank het verweer van Spaarbeleg dat de risico's van een
effectenlease-
overeenkomst algemeen bekend mogen worden
veronstersteld.
4.10. In het kader van de vastgestelde
dwaling overweegt de rechtbank, dat het op
zichzelf juist is dat de
gedragingen van een tussenpersoon niet aan Spaarbeleg kunnen
worden
toegerekend. Daar staat echter tegenover dat Spaarbeleg zich niet kan
verschuilen
achter haar tussenpersoon. Spaarbeleg heeft er voor gekozen het
onderhavige product
zodanig in de markt te zetten dat een overeenkomst niet
tot stand komt door ondertekening
door beide partijen van een schriftelijk
stuk, maar door inzending van een inschrijfformulier
enerzijds en toezending
van een welkomstpakket anderzijds. Uit hetgeen Spaarbeleg ten
aanzien van dit
welkomstpakket naar voren brengt, leidt de rechtbank af dat zij beoogde
met
deze constructie te bewerkstelligen dat de potentiële deelnemer aan het
Sprinplan door
inzending van het inschrijfformulier Spaarbeleg uitnodigde tot
het doen van een aanbod en
dat vervolgens een overeenkomst onder opschortende
voorwaarde tot stand zou komen door
toezending van het welkomstpakket.
Toezending van dit welkomstpakket zou immers, zo
begrijpt de rechtbank, als
het aanbod moeten worden beschouwd en het uitblijven van een
reactie zijdens
de deelnemer als een stilzwijgende aanvaarding van dit aanbod. Door voor
deze
constructie kiezen en niet te zorgen voor een verificatie of een deelnemer
ook
daadwerkelijk alle relevante informatie heeft ontvangen heeft Spaarbeleg
het risico over
zich afgeroepen, welk risico zich in deze zaak kennelijk
heeft verwezenlijkt dat een
deelnemer niet de beschikking zou hebben over
alle relevante informatie en zich dus geen
juist beeld van de inhoud van de
overeenkomst zou kunnen vormen. Door de bemiddeling
bij het totstand komen
van de overeenkomst over te laten aan een tussenpersoon die
Spaarbeleg wél op
haar briefpapier gestelde inschrijfformulieren ter hand stelt, maar op
wiens
handelen zij overigens geen grip heeft (en waarvan Spaar beleg zich zelfs
distantieert),
wordt dit risico enkel versterkt en dat gegeven kan Spaarbeleg
worden aangerekend.
4.11. Ten aanzien van het door
Spaarbeleg gedane beroep op eigen schuld van de kant
van [X] en [Y] overweegt
de rechtbank dat Spaarbeleg [X] en [Y] niet kan
verwijten geen nader
onderzoek naar de inhoud van de overeenkomst te hebben ingesteld,
maar zich
volledigte hebben verlaten op de informatie die de tussenpersoon hen
had
verstrekt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, behoefden [X] en [Y]
immers uit
de tekst van het inschrijfformulier niet op te maken dat zij enkel
dan de inhoud van de door
haar te sluiten overeenkomst zou kunnen doorgronden
als zij het welkomstpakket volledig
zou bestuderen. Een omschrijving van de
inhoud en exacte bedoeling van het
welkomstpakket ontbreekt bovendien op het
inschrijfformulier.
4.12. Uit hetgeen in het vorenstaande
is overwogen vloeit voort dat de dwaling van
[X] en [Y] niet voor hun
rekening en risico dient te blijven maar dat de aard van de
overeenkomst, de
in het verkeer geldende opvattingen en de omstandigheden van het geval
juist
met zich brengen dat het beroep op vernietiging gehonoreerd dient te
worden.
4.13. Het voorgaande leidt tot de
conclusie dat de overeenkomsechtsgeldig
vernietigd is wegens dwaling.
Spaarbeleg is uit dien hoofde gehouden de
door [X] en [Y] uit hoofde van de
overeenkomstbetaalde bedragen als
onverschuldigd betaald terug te
betalen.
4.14. Ter discussie staat hoeveel [Y]
uit hoofde van de overeenkomst aan Spaarbeleg
beeft betaald. [X] en [Y]
stellen bij dagvaarding dat dit een bedrag van € 11.707,61
gelijk 43
maandelijkse termijnen betreft. Ter gelegenbeid van de comparitie van
antwoord
stelt Spaarbeleg eohter dat uit haatr administtatie blijkt dat door
[Y] slechts een bedrag is
betaald van in totaal € 9.801,75. Gelet op dit
verweer had bet op de weg van [X] en
[Y] gelegen hun stelling dat een bedrag
van € 11.707,61 is betaald, nader te onderbouwen.
Dit geldt te meer nu een
bedrag van € 9.801,75. gelijk 36 maandelijkse termijn, de
rechtbank
aannemelijk voorkomt gelet op het feit dat [Y] de overeenkomst 38 maanden
na
ondertekening de overeenkomst beeft vernietigd c.q. ontbonden. Nu [X] en
[Y]
hebben nagelaten hun stelling nader te onderbouwen zal de rechtbank er
van uitgaan dat
[Y], uit hoofde van de overeenkomst in totaal € 9.801,75
heeft betaald en zal Spaarbeleg
worden veroordeeld tot temgbetalingvan dit
bedrag aan [Y].
Daar Spaarbeleg onweersproken beeft gelaten dat [X] uit
hoofde van de
overeenkomst in totaal € 9,438,00 heeft betaald, zal Spaarbeleg
worden veroordeeld tot
terugbetaling van dit bedrag aan [X].
De rechtbank
acht deze restitutieplicht niet naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid
onaanvaardbaar en passeert het daarop gerichte verweer van
Spaarbeleg. Het beroep van
Spaarbeleg op artikel 6:278 lid 2 BW gaat niet op
nu dit artikel niet geschreven is voor
gevallen als deze.
4.15. [X] en [Y] maken aanspraak op de
rente over de door hen betaalde
maandelijkse termijnen. Primair vorderen zij
contractuele rente ad 8,3%. Zonder nadere
onderbouwing, die ontbreekt, is
echter niet voldoende gebleken dat partijen een dergelijke
rente overeen
gekomen zijn. De aanduiding "voor nieuwe inschrijvingen bedraagt de rente
per
(...) nominaal 8% per jaar (effectief3,30%)" op bet inschrijfformulier van
Spaarbeleg
duidt daarop in ieder geval niet zonder meer. Wel komt voor
toewijzing in aanmerking de
gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke
rente kan worden toegewezen met ingang van
het moment waarop Spaarbeleg moet
worden geacht in verzuim te zijn komen verkeren ten
aanzien van haar
verbintenis tot terugbetaling van hetgeen [X] en [Y] ieder betaald
hebben.
Ingevolge artikel 6:203 BW jo. 6:83b BW moet dit verzuim worden geacht te
zijn
ingetreden met ingang van de datum waarop de verbintenis tot
terugbetaling opeisbaar is
geworden, zijnde het moment waarop de
onverschuldigde betaling is verricht. Toegewezen
zal derhalve worden de
wettelijke rente vanaf de datum dat een termijn op de rekening van
Spaarbeleg
is bijgesohreven tot de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke kosten
4.16. De vordering tot vergoeding van
buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede
gelet op de door deze
rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II -
worden
afgewezen. [X] en [Y] hebben immers nagelaten een omschrijving te geven
van
de voor hun rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten
waarvan
zij vergoeding vorderen, moeten dan ook worden aangemerkt als
betrekking hebbend op
verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling
wordt geacht een vergoeding in te
sluiten.
Proceskosten
4.17, Spaarbeleg zal als de
grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten
worden
veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [X] en
[Y]
op:
-
dagvaarding
EUR 85,60
- overige
explootkosten
0,00
- betaald vast
recht
490,00
-
getuigkosten
0,00
-
deskundigenkosten
0,00
- overige
kosten
0,00
- salaris
procureur
1.158,00 (2,0 punten x tarief EUR
579,00)
Totaal
EUR 1.733,60
4.18. [X] en [Y] hebben gevorderd om
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren. Spaarbeleg heeft zich
hiertegen verweerd met een beroep op een mogelijk
restitutierisico. Daar
Spaarbeleg dit verweer niet nader heeft onderbouwd, zal de rechtbank
dit
verweer passeren en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
in reconventie
4.19. Uit hetgeen in conventie is
overwogen volgt dat de vordering tot betaling van de uit
hoofde van de door
Spaarbeleg gestelde overeenkomst nog resterende termijnen zal
worden
afgewezen.
4.20. Spaarbeleg zal als de in het
ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan
de zijde van [X] en [Y] worden begroot op;
-
explootkosten
EUR 0,00
-
gemuigentkosten
0,00
-
deskundigen
0,00
- overige
kosten
0,00
- salaris
procureur
192,00 (punt x factor 0,5 x tarief EUR
384,00)
Totaal
EUR 192,00
4.21. Gelijk [X] en [Y] hebben
geconcludeerd in het vonnis in reoonventie
uitvoerbaar bij voorraad worden
verklaard.
5. De
beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt Spaarbeleg om
aan [X] te betalen een bedrag van EUR 9.438,-,
vermeerderd met de wettelijke
rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de door [X]
betaalde maandelijkse
termijnen ad € 181,51 steeds vanaf de datum dat een termijn op de
rekeningvan
Spaarbeleg is bijgescbreven tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Spaarbeleg om
aan [Y] te betalen een bedrag van EUR 9.801,75,
vermeerderd met de wettelijke
rente als bedoeld in art, 6: 119 BW over de door [Y]
betaalde maandelijkse
termijnen ad € 272,27, steeds vanaf de datum dat een termijn op de
rekening
van Spaarbeleg is bijgeschreven tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt Spaarbeleg pn
de proceskosten, aan de zijde van [X] en [Y] tot
op hedenbegrootop EUR
1.733,60.
5.4. verklaart dit vonnis tot
zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. Wijst het meer of anders
gevorderde af;
in reconventie
5,6. wijst de vordering
af,
5.7. veroordeelt Spaarbeleg
in de proceskosten aan de zijde van [X] en [Y] tot
op heden begroot op EUR
192,00,
5.8. verklaart dit vonnis wat
betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is
gewezen door mr. L.M.G. de Weerd en in het openbaar uitgesproken op
13
september 2006.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL