Op 19 juli 2010 heeft de rechtbank Alkmaar locatie Hoorn een mooie uitspraak gedaan in een Dexia zaak. De gedupeerden hadden mr. Martijn Bonefaas van Van Diepen van der Kroef Advocaten als advocaat.
Het tussenvonnis van 30 juni 2008 is hier te lezen:
http://www.platformaandelenlease.nl/uit ... 062008.htm
Het tweede tussenvonnis van 23 maart 2009 is hier te lezen:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BH7058
Het derde tussenvonnis van 5 oktober 2009 is helaas niet gepubliceerd.
De Dexia gedupeerde heeft het Dexia aanbod getekend, maar de eega niet en ook niet de eerste twee aandelenlease contracten.
Het gaat om 3 contracten uit juni 1999, maart 2000 en januari 2001
De eerste 2 overeenkomsten zijn in januari 2006 vernietigd door de eega en voor de derde wordt vernietiging door dwaling en onrechtmatige daad geëist.
In het tweede tussenvonnis staat over het laatste o.a. :
Lease-overeenkomst III
3.28. Ten aanzien van lease-overeenkomst III vordert [eisers] vernietiging danwel ontbinding op de gronden als hierboven kort weergegeven.
3.29. Dexia heeft ook ten aanzien van deze overeenkomst erop gewezen dat het beroep van [eiser] niet ontvankelijk is dan wel afgewezen moet worden nu door hem het Dexia Aanbod is aanvaard. De kantonrechter volgt Dexia op dit punt. Ten aanzien van [eiseres] geldt echter dat zij het Dexia Aanbod niet heeft mee getekend en zij derhalve de mogelijkheid heeft om in rechte deze overeenkomst voor te leggen
Over de vernietiging en de verjaring
Beiden hebben een aparte bankrekening
Dexia stelt dat de vernietiging is verjaard en dat het Dexia Aanbod is getekend.
De rechter:
2.7. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit deze verklaringen genoegzaam als vaststaand worden afgeleid dat [Y] niet door middel van raadpleging van bankafschriften op de hoogte is geraakt van bestaan van de onderwerpelijke leaseovereenkomsten, nu zij immers heeft verklaard niet de bankafschriften van de bankrekeningen waarmee [X] betalingen aan Dexia verrichtte heeft ingezien. Voorts blijkt uit de beide getuigenverklaringen dat [Y] naar aanleiding van een telefoontje met Dexia - dat gelet op hetgeen [X] heeft verklaard in het voorjaar van 2003 moet hebben plaatsgehad - op de hoogte is geraakt van de lease-overeenkomsten. Aldus moet worden geoordeeld dat het (bewijs)vermoeden dat [Y] meer dan driejaar vóór 26 januari 2006 kennis had van de lease-overeenkomsten, door [X] en [Y] is ontzenuwd.
2.8. Dat [X] heeft verklaard dat hij dacht dat hij op zijn initiatief [Y] heeft verteld van de lease-overeenkomsten, terwijl [Y] heeft verklaard dat het telefoontje met Dexia de aanleiding was om haar man te vragen naar de lease-overeenkomsten, maakt dit niet anders. Immers, [X] heeft verklaard op dit punt niet meer zeker te weten hoe het is gegaan. Verder stemmen de verklaringen van [X] en [Y] in zodanige mate met elkaar overeen en zijn zij zo gedetailleerd, dat de kantonrechter onvoldoende grond ziet om aan de geloofwaardigheid van die verklaringen te twijfelen
.
Over de derde overeenkomst oordeelt de rechter als volgt en dit is opmerkelijk:
2.12. Met betrekking tot lease-overeenkomst ïïl overweegt de kantonrechter als volgt. Hierboven bleek al dat de Dexia Aanbod Overeenkomst er wel aan in de weg staat dat [X] deze overeenkomst in rechte aantast, maar dat geldt niet voor [Y], nu zij immers niet aan de Dexia Aanbod Overeenkomst is gebonden.
2.18. Ten aanzien van de restschuld stelt de kantonrechter voorop dat uit lease-overeenkomst III voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [Y] over het geleende bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld ook in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [Y] behoort te blijven.
2.20. Dexia heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het voorafgaande de vordering wat betreft lease-overeenkomst III tot een bedrag van € 8.269,45 toewijsbaar is (zie akte wijziging eis). In zoverre hebben partijen derhalve geen geschil (meer), zodat dit deel van het gevorderde aldus tot voormeld bedrag toewijsbaar is. Nu uit de stukken blijkende gegevens niet volgt dat de vordering op dit punt tot een hoger bedrag toewijsbaar is, zal het overige gevorderde worden afgewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomsten I en TI en de verlengingen daarvan van toepassing is en dat de lease-overeenkomsten I en lï en de verlengingen daarvan buitengerechtelijk zijn vernietigd;
II. veroordeelt Dexia in het kader van de lease-overeenkomsten I en II aan [Y] te betalen € 10,727,46, te venneerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in het kader van de lease-overeenkomst III aan [Y] te betalen € 5.505,47, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [Y] gevallen, inclusief de kosten van het incident tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 105,00
- voor explootkosten € 84,87
- voor salaris van gemachtigde € 1.950,00
totaal: € 2.139,87
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
in reconventie
VII. veroordeelt [Y] aan Dexia te betalen € 812,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
De einduitspraak is hier te lezen:
http://www.platformaandelenlease.nl/uit ... 072010.htm
Groeten,
Piet